De strafste Touren vanHilaire

© TIM DE WAELE

Met zijn zeventig jaar is Hilaire Van der Schueren de nestor in de Tourkaravaan. De ploegleider van Wanty-Groupe Gobert graaft in zijn geheugen en haalt zeven sappige verhalen naar boven.

Grote wasjes

1e rit 1981: Nice-Nice

1. Freddy Maertens

HILAIRE VAN DER SCHUEREN: ‘Mijn tweede dag in de Tour en al prijs. Eigenlijk was ik daar door een reeks toevalligheden beland, want ik kwam helemaal niet uit de koers. Ik werkte als bureauchef op de personeelsdienst van het ministerie van Openbare Werken. Maar mijn schoonbroer was beginnen koersen bij amateurclub Jette Sportief. Toen de ploegleider daar ziek werd, ben ik ingesprongen, aangezien ik toch altijd naar de koers kwam kijken. Toevallig was de wagensponsor van onze club dezelfde als die van Boule d’Or, de profploeg van Lomme Driessens. We raakten aan de praat en Lomme besloot mij mee te nemen naar de Tour.

Hoeveel koersbroeken en -truien ik in de lavabo heb gewassen! Ik weet zelfs het merk van het wasmiddel nog, Vizier.’ Hilaire Van der Schueren

‘Ik was zijn loopjongen: assistent-ploegleider en tegelijk hulpje van de verzorgers. Van de valiezen dragen tot en met de broodjes smeren. Zo heb ik alles geleerd. Ik weet nog dat Gust Naessens, de grote verzorger van Maertens, iedere ochtend om drie uur op mijn deur kwam kloppen: ‘Jongetje, we gaan aan de bevoorrading beginnen, kom je?’ De eerste keer vroeg ik of we dat niet ’s avonds konden doen. Maar de discussie was vlug gesloten: ‘Als jij gaat werken, heb je je boterhammen toch ook graag vers?’

‘Bij Boule d’Or moesten we het stellen met een klein camionnetje, zonder wasmachine of droogkast in, want dat bestond nog niet. Hoeveel koersbroeken en -truien ik in de lavabo heb gewassen! Ik weet zelfs het merk van het wasmiddel nog, Vizier. In mijn laatste Tour bij Boule d’Or heb ik dan zelf eens een kleine droogkast van drie kilo meegebracht, maar na twee dagen was ze stuk. Iemand had er te veel in gestoken.’

Chaos met Lomme

9e rit 1984: Nantes-Bordeaux

1. Jan Raas

VAN DER SCHUEREN: ‘Aanvankelijk combineerde ik het ploegleiderschap bij Jette Sportief met mijn freelancetaak bij Boule d’Or. Tot Lomme eens bij mij in de wagen de Ronde van Vlaanderen voor amateurs wilde mee volgen. ‘Wie gaat er winnen?’, vroeg hij. ‘ Noël Segers is mijn favoriet’, zei ik. Die reed bij mij, ik had Jette Sportief uitgebouwd tot de beste amateurploeg van België. Mijn pronostiek kwam uit. En Lomme achteraf tegen de pers: ‘Zie je wel, ik had toch gezegd dat Segers ging winnen? Ik volg dat allemaal!’ ’s Anderendaags mochten Noël en ik bij Lomme langs. Ik zie hem nog op zijn Olivetti met één vinger een A4’tje uittikken: ‘Ik bevestig …’, onze namen en het jaar. Meer stelde mijn contract voor het seizoen 1983 niet voor.

‘Nog een jaar later was ik geen ploegleider meer. Boule d’Or was vervangen door het Nederlandse Kwantum Hallen. Lomme wilde me wel meenemen, maar ik, kleine jongen van een Belgische amateurploeg, zag dat niet zitten met al die kaaskoppen en grote namen: Jan Raas, Cees Priem, Jacques Hanegraaf, Joop Zoetemelk, Hennie Kuiper, Adrie van der Poel, Leo van Vliet … Met Lomme liep het bij Kwantum echter allemaal in het honderd. Nog voor de Tour lag hij buiten en moest Walter Godefroot de ploeg weer op de rails zetten.

‘Dan won Raas de rit in Bordeaux. ’s Avonds zat ik naar de samenvatting te kijken. Telefoon. ‘Jan Raas hier, je moet overmorgen bij mij thuis in Zeeland komen.’ Ik dacht dat iemand mij een grap wou verkopen, maar Raas legde uit dat hij alleen maar bergen voor zich zag en de wedstrijd zou verlaten. Twee dagen later ben ik naar ‘s-Heerenhoek gereden, ik had daar nog nooit van gehoord en in die tijd was het zonder gps uiteraard, een avontuur. Toen ik aankwam, zei hij: ‘Ik heb besloten dat jij ploegleider wordt van mij.’ Ik had niet veel meer te zeggen. ( lacht) Op vraag van Godefroot had ik in juni de ploeg al een paar keer uit de nood geholpen. Ik vermoed dat Priem daarna bij Raas de lof heeft gezwaaid over mijn organisatorische capaciteiten.’

Zwijgende Raas

5e rit 1985: Neufchâtel-en-Bray – Roubaix

1. Henri Manders

VAN DER SCHUEREN: ‘Een jaar later zijn Raas en ik voor het eerst samen ploegleider. In die Tour is Joop Zoetemelk onze kopman, oud-winnaar maar een van de weinigen die altijd zelf zijn was deed. We winnen meteen drie ritten, met twee Tourdebutanten én met Manders. Vooral die laatste rit is mij bijgebleven. De avond voordien had Manders door hevige buikkrampen niets kunnen eten. ‘Nierstenen’, dacht de Tourdokter. Maar toen het peloton in de rit naar Roubaix een plaspauze inlaste, trok Teun van Vliet ten aanval en sprong Manders mee. Raas, met de avond voordien in gedachten, riep in de micro: ‘Pas op, want hij gaat eraf gereden worden.’ Ik dus opdracht gegeven aan Manders om niet meer op kop te komen tot aan de kasseien. Hij was kwaad, hoor. Maar Van Vliet bleef rijden. Op de tweede kasseistrook neemt Manders over, Van Vliet moet lossen met krampen. Van de twintig minuten voorsprong die ze hadden, hield Manders aan de streep nog elf seconden over. En ik al de journalisten op mijn dak, omdat ik hem niet had laten meerijden. ( grinnikt)

‘Het was de beginperiode van een geweldige samenwerking met Raas die tot eind 1995 zou duren. Raas en ik hebben nog steeds een uitstekende band. Vorig jaar is hij op mijn uitnodiging voor het eerst sinds lang nog eens naar de Tour gekomen. Hij heeft bij mij in de wagen de eerste rit gevolgd van Düsseldorf naar Luik. De persbelangstelling was enorm. ( grijnzend) Maar Raas heeft niets gezegd. Sinds zijn vertrek bij Rabobank ( in 2003, nvdr) weigert hij elk interview. Ik heb het hem nooit gevraagd, maar ik denk dat de afspraak met Rabobank was dat hij niets mocht zeggen. Het is ook zijn ingesteldheid om niet in het verleden te leven. Ook als ploegleider sprak hij nooit over zijn tijd als renner. Normaal komt hij dit jaar opnieuw naar de Tour, maar ik ga nog niet verklappen wanneer.’

Hilaire Van der Schueren: 'Ik heb voor mezelf nog niet uitgemaakt hoe vaak ik nog terug wil naar de Tour. Volgend jaar wil ik er in elk geval nog bij zijn.'
Hilaire Van der Schueren: ‘Ik heb voor mezelf nog niet uitgemaakt hoe vaak ik nog terug wil naar de Tour. Volgend jaar wil ik er in elk geval nog bij zijn.’© TIM DE WAELE

Ergste nachtmerrie

18e rit 1988: Ruelle-sur-Touvre – Limoges

1. Gianni Bugno

VAN DER SCHUEREN: ‘De Tour van twintig jaar geleden roept gemengde gevoelens bij mij op. Aan de ene kant was het de succesvolste met zes ritzeges. Jean-Paul van Poppel won vier etappes. Ik heb het altijd jammer gevonden dat hij het jaar nadien vertrokken is. Tussen Jean-Paul en mij klikte het fantastisch, maar Raas en Van Poppel waren botsende karakters. Raas wou van hem af. Hij stelde de contractbesprekingen almaar uit. En toen had Jean-Paul getekend bij Peter Post.

Post, Planckaert, Raas en ik. Elk op een stoeltje in een bos, in het holst van de nacht.’ Hilaire Van der Schueren

‘Diep in de Tour, daags na zijn derde ritzege, stond er een korte rit van nog geen honderd kilometer op het programma, naar Limoges. Een rit zonder bevoorrading, dus reed Fons van Heel, een van mijn verzorgers bij Superconfex, ver voor de renners uit rechtstreeks van de start naar de aankomst. Terwijl het publiek stond te wachten op de reclamekaravaan, is er een overstekend kindje voor zijn wagen terechtgekomen. Toen we er een paar uur later met de koers passeerden, zat Fons bij de onderzoeksrechter. Een helikopter had het kindje nog naar een ziekenhuis gebracht, waar het is overleden. Ik ben bij Fons gebleven, gelukkig voor hem was de vader zo ridderlijk om zijn fout toe te geven. Rond twee uur ’s nachts was ik terug in het hotel. Fons wou naar huis. Raas ook. Ik heb op hen ingepraat. Laat ik ze naar huis gaan, dan zitten ze nog meer in de put. Als sportdirecteur, en zeker in een mentaal slopende wedstrijd als de Tour, moet je vaak voor psycholoog spelen. Vandaar dat ik daar geregeld boeken over lees.

‘Een dodelijk ongeval is de ergste nachtmerrie van elke volger in de karavaan. Ik doe per jaar 70.000 kilometer met de auto, waarvan 8000 in de Tour, en ben gelukkig gespaard gebleven. Op één accidentje na, in de Tour van 2012. De schuld van de wagen van Cofidis, die van achteren kwam en vlak voor de neus van Bjarne Riis invoegde. Riis kon nog net bruusk remmen, maar ik ben achteraan ingereden. ‘ Everything okay with you?‘ Riis stopt cool zijn duim in de lucht en rijdt weer verder. Mooie vent.’

Voor de bezemwagen

13e rit 1992: Saint-Gervais – Sestriere

1. Claudio Chiappucci

VAN DER SCHUEREN: ‘Het was verschrikkelijk warm. We hebben bij Buckler die dag drie renners verloren: Edwig Van Hooydonck, Eric Vanderaerden en Mario De Clercq. Die Tour heb ik van de eerste tot de laatste rit voor de bezemwagen uit gereden. Verschrikkelijk. Dan zit je heel de tijd te denken: waar zijn we mee bezig? Tot en met 1991 wonnen we ieder jaar minstens één etappe. Maar in 1992, ’93 en ’94, met nagenoeg dezelfde renners, bleef de teller op nul. Het epotijdperk was begonnen.

‘Het peloton is een kleine wereld. Je hoort allerlei verhalen, we wisten algauw wat er aan de hand was. In het begin vroegen we advies aan de Tourdokter, Gérard Porte, want met ons beperkt budget hadden wij nog geen eigen dokter. Zelfs voor hem was het koffiedik kijken of epo nu goed of slecht was voor de gezondheid. Maar Raas heeft altijd gezegd: ‘Wij doen er niet aan mee.’ Ik denk dat niet een van zijn coureurs epo heeft gebruikt. Het resultaat was dat we niet meer konden volgen en dat Van Hooydonck en Frans Maassen gestopt zijn. We konden alleen maar hopen op een oplossing. Maar ik ben blij met de lijn die we toen gevolgd hebben. Je mag niet spelen met de gezondheid van je renners als je ze later ook nog in de ogen wilt kunnen kijken. Twee jaar geleden hebben we trouwens nog een reünie gehouden met de Wordperfectploeg van 1994. Dat zegt genoeg, denk ik.

‘Ik herinner me nog dat daags na de rit naar Sestriere ook Noël Segers heeft opgegeven. Gerrit de Vries waren we al eerder kwijt met een bekkenbreuk. Zo zijn we met vier man geëindigd in Parijs. Als er renners beginnen uit te vallen, moet je ook personeel naar huis sturen. Dan beginnen de problemen en moet je het psychologisch juist aanpakken, want niemand wil graag de Tour verlaten.’

Bij maanlicht in het bos

17e rit 1992: La Bourboule – Montluçon

1. Jean-Claude Colotti

VAN DER SCHUEREN: ‘Een ontsnapping met drie: Colotti, een ploegmaat van Greg LeMond, Marc Sergeant van de ploeg-Post en Maassen van onze ploeg. Ze draaien goed rond, tot Sergeant geen kopwerk meer mag doen. Ik rijd langs: ‘Als jij niet meer meewerkt, Maassen ook niet meer.’ De voorsprong begint gauw terug te lopen, waarop Colotti demarreert. Sergeant en Maassen blijven allebei zitten. Ze mogen sprinten voor de tweede plaats. Een prestigespurt, die Maassen wint. Maar ik ben recht naar het hotel gereden, want ik verwachtte heel veel reacties. Onze ploeg heeft samen met die van Post een boete gekregen voor onsportief gedrag. Nog eens, en we zouden uit de Tour worden gezet.

‘Ik had in die Tour Mark Uytterhoeven mee, die voor ons de fietsen waste. Hij wilde dat graag eens beleven. Na de rit zegt hij: ‘Hilaire, zoals vandaag kan het echt niet meer. We beleggen vanavond een meeting Raas-Post.’ Ik zeg: ‘Mij goed, maar ik vrees dat we Raas niet zullen meekrijgen. Luister eerst eens wat Post en zijn sportdirecteur Walter Planckaert zeggen.’ Mark heeft dan een samenkomst geregeld om één uur ’s nachts, ergens tussen de twee hotels in. Post en Planckaert, Raas en ik. Elk op een stoeltje, in een bos bij lichte maneschijn, een uur lang. Terug in het hotel hebben we diezelfde nacht nog met Mark een persbericht opgesteld, dat eerst doorgefaxt naar Post en het dan wereldkundig gemaakt. Met de boodschap dat was afgesproken dat het niet meer zou gebeuren. Maar in de praktijk is het tussen Post en Raas nooit meer goed gekomen. Alleen hebben ze het nooit meer zo opzichtig gespeeld. Walter en ik zijn nu trouwens de beste vrienden.’

Voor eigen deur

20e rit 1995: Sainte-Geneviève-des-Bois – Parijs

1. Djamolidin Abdoesjaparov

VAN DER SCHUEREN: ‘Abdoe had zijn reputatie als sprinter tegen, maar het heeft altijd goed geklikt tussen ons. We hebben trouwens nog altijd contact. Ieder jaar belt hij mij om een gelukkig nieuwjaar te wensen. Hij woont nog altijd in Italië, aan het Gardameer, en speelt nog altijd met zijn duiven.

‘Het is voorlopig de laatste rit die ik als sportdirecteur in de Tour heb gewonnen. Na 1995 heb ik vijftien jaar voor ploegen gewerkt die niet mochten deelnemen. Daarna, met Vacansoleil, is het nooit gelukt. Vorig jaar, de eerste Tour met Wanty, was ons beste resultaat een derde plaats met Guillaume Martin. Onze grootste kandidaat voor een ritzege, Odd Eiking, heb ik dit jaar moeten thuislaten. Een zeer moeilijke beslissing, maar ik twijfelde over zijn paraatheid na z’n gezondheidsproblemen begin dit jaar.

‘Ik was niet verrast dat Wanty opnieuw naar de Tour mocht, ondanks de concurrentie van de nieuwe Franse ploeg Vital Concept. We hebben een heel goeie band met ASO. In oktober vertelde Christian Prudhomme al dat ik mijn verlof niet moest pakken in juli. Dan weet je het wel.

‘Ik heb voor mezelf nog niet uitgemaakt hoe vaak ik nog terug wil naar de Tour. Volgend jaar wil ik er in elk geval nog bij zijn. Met de start in Brussel en de passage voor mijn deur, aan de voet van de Bosberg. Prudhomme zei mij: ‘We komen langs bij Eddy Merckx, bij Eden Hazard en bij Van der Schueren.’ ( lacht) Daarvoor hebben ze het gedaan.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content