Het project topsportscholen in Vlaanderen viert zijn lustrum. Levert het wat op ? Een reportage naar aanleiding van het einde van het schooljaar.

S pencer Verbiest, Cliff Mardulier, Bram Verbist, Vincent Euvrard. Allemaal jonge voetballers (respectievelijk AA Gent, Lierse, GBA en RC Genk) die al hun neus aan het venster staken in eerste klasse. Ze hebben één ding gemeen : het zijn afgestudeerden van de diverse topsportscholen in Vlaanderen. Dat project viert dezer dagen zijn vijfde verjaardag en nu de meeste groei- en geboortepijnen weggewerkt zijn, kan stilaan van een succes worden gesproken. In het voetbal bijvoorbeeld zit zowat elk jong talent dat de nationale jeugdploegen haalt in zo’n school en het niveau stijgt er zienderogen.

Met 116 leerlingen en sporters van zes federaties is de school van Merksem de grootste van het land. Directeur is Frans Van den Wijngaert, ex-topscheidsrechter. “Toen we vijf jaar geleden zijn gestart, wist niemand wat dit ging worden”, duikt het gewezen nummer één in de recente geschiedenis. “De aanleiding was dat we slecht scoorden op de diverse Olympische Spelen en een aantal mensen heeft wat rondgekeken en geconstateerd dat sport-en-studie in België niet bestond.”

Fier leidt de Antwerpenaar ons rond in zijn nieuwe school. “Hier was niks, dit was vroeger een kleuterschool, maar het gebouw stond al jaren leeg. We hebben het proper gemaakt, geverfd, mijn vrouw heeft meters stof verwerkt tot gordijnen, alles is piekfijn.” Hij showt ons een juweeltje, het dient gezegd, alles ziet er piekfijn uit. Toont de toiletten, zeep netjes in het bakje. Kraaknette douches, propere kleedkamers, een tot judozaal omgevormde toneelzaal, sauna, prachtig uitgeruste fitness, de accommodatie is indrukwekkend.

Van Den Wijngaert was elders directeur maar werd door de Antwerpse schepen van sport, Gilbert Verstraelen, gevraagd of hij deze topsportschool wilde runnen. Van Den Wijngaert : “Omdat ik wist wat topsport was, hoe het voelt om in Barcelona voor 60.000 man te staan. Ik héb Club-Anderlecht geleid, weet hoe mooi hun sport voor jongeren is als ze succes hebben. Maar ook wat uitvluchten zijn als het niet goed gaat, of hoe zwaar een straf aankomt als je hen raakt in hun hobby.”

De start was vals, het allereerste jaar zaten alle leerlingen door elkaar, leerlingen LO en leerlingen topsport. LO-leerlingen zijn leerlingen die 20 uur les hebben per week en 12 uur sport, maar allerlei verschillende disciplines door elkaar. De topsporters hebben ook 20 uur algemene vakken, en twaalf uur sport, maar elk hun specifieke discipline. In Merksem kan je zes sporten volgen : voetbal, basketbal, judo, zwemmen, ski en acrogym. Voetballers, basketters, judoka’s en skiërs komen vanaf het eerste jaar in de tweede graad, vanaf 14 jaar. De anderen vanaf het eerste jaar in de eerste graad.

Het einddiploma dat ze halen is evenwaardig met een diploma in elke andere school. Van den Wijngaert : “Het eerste jaar was niet zo schitterend, weinig discipline, ze kwamen naar hier om plezier te maken. Discipline is belangrijk, hier geen petjes of piercings, geen vrijheid op straat tussen de middag, gsm mag alleen tussen de middag. Je moet een ijzeren karakter hebben, wil je slagen als topsporter.”

De school rust op drie pijlers : studie en revalidatie voor geblesseerden en sport. Elk is in zijn discipline de top en krijgt uitstekende coaches. Van Den Wijngaert : “De studies gaan voor op de sport. In voetbal liggen mogelijkheden en in het basketbal voor wat enkelingen ook, maar wie kan prof worden in ski, judo, zwemmen of acrogym ? Weinigen ! Dus moet je belang hechten aan die studies. We hebben onlangs in Brazilië een toernooi gespeeld met de basketters. Het eerste wat we deden, was in het hotel een ruimte reserveren waarin we elke dag twee uur studeerden.”

Hoe ziet het dagelijkse regime eruit ? Om acht uur begint de dag. Een kinesist beschikt in de fitnessruimte over een eigen hoek met drie tafels om de geblesseerden onder handen te nemen. Wie fit is, beoefent zijn sport tot elf uur. Wie geblesseerd is, studeert. Van Den Wijgaert toont de fitnessruimte, die makkelijk de vergelijking met die van een commercieel centrum kan doorstaan. Bijna 50.000 euro heeft dit gekost. Elke week komt een diëtiste een halve dag langs en op twee halve dagen is er een psycholoog beschikbaar voor individuele of groepsgesprekken. Van Den Wijngaert : “Mentale begeleiding is enorm belangrijk, we hebben hier iemand gehad die bijna een heel jaar out was met een knieblessure. Houd er dan de moed maar in.”

Na die drie uur sport is er een uur verplichte studie, waarin zij die ’s avonds de tijd niet hadden, bijvoorbeeld door training bij hun club, de gelegenheid krijgen om te studeren. “Wie problemen heeft – want het leertempo ligt vrij hoog omdat je nu eenmaal op minder uren dezelfde leerstof als normale scholen moet verwerken – kan bij de leraars terecht voor bijscholing.” ’s Middags is er een uur de tijd voor ontspanning. Van één tot vijf zijn er gewone lessen. In kleine klassen, met gemotiveerde leerlingen, want de straffen bij wangedrag zijn straffen die besnoeien op sport. De leraars begeleiden de leerlingen ook op (buitenlandse) stages met opdrachten en via mail. Discipline en ernst is de boodschap. Wie in de studies zijn job niet doet, moet ’s morgens ook zijn hobby niet uitoefenen, heet het. Een hobby waarin ze worden begeleid door topcoaches. Tony Van Den Bosch was er trainer, Johan Laats, RickyMoulin, Marc Noë.

Na vijf jaar kan je de eerste conclusies trekken. De selectie kan nog iets beter, zeker in de balsporten, meent Van Den Wijngaert. “In zwemmen heb je objectieve criteria, tijden. In het skiën zijn er FIS-punten, bij judo toernooien en uitslagen. Maar in balsporten… Eigenlijk zou het ideale zijn dat een leerling zich een jaar op voorhand kandidaat stelt en dat we die kunnen volgen, in plaats van de momentopname die zo’n selectie nu soms is. Want als je na één of twee jaar een jongen moet zeggen dat hij niet goed genoeg is, is dat pijnlijk. Bissen voor je studie kan, maar wie een onvoldoende krijgt voor sport, wordt van deze school gestuurd.”

Hij droomt ook van een betere samenwerking met de clubs. “Het ideale zou zijn dat een club uit eerste klasse ons zelf signaleert dat een speler van veertien, vijftien, waar zij van denken dat die kans maakt om hun eerste elftal te halen, in aanmerking komt voor deze school, zodat wij die extra kunnen begeleiden. Club, school en federatie kunnen onderling nog veel beter samenwerken. Wij moeten ons geen illusies maken : het zijn niet wij die die mannen leren shotten of basketten. Wij geven enkel een meerwaarde, waar een club te weinig tijd voor heeft. Individuele begeleiding, werken op zwakke punten, dat kunnen wij hier allemaal perfect.”

J oeri Moonen kan ervan meespreken. Moonen is 18 jaar, meet 2,05 meter en speelt bij Racing Basket Antwerpen. Hij volgde hier al vier jaar onderwijs en krijgt volgend seizoen een semi-profcontract. Hij heeft er zo goed als alle examens opzitten en mag van de directeur zijn moeder melden dat wiskunde dit keer goed was. “Dit is een heel goeie school, waar discipline heerst en de combinatie topsport-studie ideaal is. Sport is belangrijk, maar studeren hoort er hier ook bij. Ik vind het fantastisch, alles is dichtbij : een fitnesszaal, een sporthal, het zwembad, een kine. Ik heb niet getwijfeld om naar hier te komen. Ik ben Limburger, zit hier op internaat. Fysiek is het zwaar, vooral op het einde van het seizoen voel je dat. Naast die twaalf uur sport per week train ik nog vier keer per week met de A-kern van de ploeg. Onze trainer vergadert wel met de mensen van de school, zodat in principe de trainingen niet overlappen.

Het voordeel van deze school ? Je kan door gewone trainingen bij de club nooit dat verschil van twaalf uur extra basketbal per week opvangen. Je wordt gewoon beter. En tegelijk volg je een normale schoolopleiding, in mijn geval niveau TSO. Het enige wat je wel hebt, is dat sommige jongens op het einde al een profcontract hebben en dat studies voor hen dan minder belangrijk worden. Maar de directeur en de leraars houden ons goed genoeg in de gaten om niet alles te laten slabakken.”

Toch kan het nog beter, weet Van den Wijngaert : “Op dit moment zijn er negen topsportscholen in Vlaanderen, met Mortsel (tennis) en Merksem twee in Antwerpen. Dat is te veel, volgens mij moeten we naar vijf. De ASO-richting hier is nu wiskunde-wetenschappen. Met vijf topsportscholen, één in iedere provincie, kan je meer richtingen aanbieden. Nu zijn we geld voor niks aan het uitgeven en verspelen we toptalenten die absoluut richtingen als Latijn willen volgen. Ook in TSO moeten we eerlijk zijn. Nu hebben we fysica en chemie, maar voor sommige studenten is dat te moeilijk. Je moet nog een andere richting kunnen aanbieden. Zo krijgen bijvoorbeeld voetballers – die denken dat ze heel veel centen gaan verdienen en hun studie niet nodig hebben – het iets makkelijker op het studievlak zonder hun studies te laten vallen.”

door Peter T’Kint

‘Discipline is belangrijk, hier geen petjes of piercings, geen vrijheid op straat tussen de middag.’ (Frans Van den Wijngaert)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content