Bij KV Mechelen wordt Peter Maes beschouwd als de architect van het succes. Na vijf jaar bouwen aan de job presenteert hij zich aan de eerste klasse.

Precies 43 minuten is KV Mechelen-Lierse aan de gang wanneer trainer Peter Maes (43) voor het eerst de dug-out in duikt en op de bank gaat zitten. Tien seconden later veert hij alweer recht. Onafgebroken loopt hij heen en weer, met brede armgebaren, op zijn vingers fluitend, armen omhoog heffend en het hoofd schuddend, maar ook warm applaudisserend na een geslaagde actie. Wanneer na de wedstrijd alle betrokkenen in de bloemen worden gezet, wordt zijn naam, samen met die van afscheidnemend speler Bert Dhont, het hardst gescandeerd.

Peter Maes, zeggen kenners, was dit jaar Mechelens beste transfer. Zelf klopt hij zich niet op de borst : “Ik lees wel eens dat ik de man achter het succes hier ben, maar daar ben ik het niet mee eens. Ik hang als trainer van zo veel factoren af. De omgeving moet je toelaten te functioneren zoals je wil. Dat lukt niet als je jezelf op een schavotje plaatst. Dan krijg je niets terug van je spelers en je technische staf.”

Ook vorig jaar speelde Maes de eindronde van de tweede klasse. Na zijn laatste wedstrijd werd Geel naar de derde klasse gestuurd, terwijl hij toekeek hoe Lierse jubelde om het behoud. Pas na die eindronde contacteerde KV Mechelen hem. Twaalf maanden later is het zijn beurt om toe te kijken hoe zijn spelers uitbundig vieren terwijl Lierse vanaf de zijlijn beteuterd toekijkt. De enorme ontlading is wat hem het afgelopen jaar het meest verrast heeft, zegt Maes : “Ik wist van vorig jaar en van vroeger dat deze club hevig leefde. Maar dit seizoen ervoer ik dat het nog erger is. Een ongelooflijke drang naar het verleden hangt hier, nochtans met een heel ander want veel jonger publiek dan in de gloriejaren. Dat is zo veel sterker dan ik verwachtte. Hier is zo veel trots aanwezig bij de mensen voor ‘hun’ KV.”

Weet je nog wanneer je de eerste keer op KV Mechelen kwam ?

Peter Maes : “Ja. Dat was voor de eerste ronde van de beker van België met de toenmalige derdeklasser Lommel SK. Aad de Mos was er al trainer, maar de club had nog geen prijs gewonnen, was in volle opbouw. Ik keepte een hele goeie match, maar werd de laatste vijf minuten twee keer geklopt door Polleke Demesmaecker. De volgende dag waren de krantenartikels lovend over mij.

“De volgende ervaring met Mechelen was zeven jaar later. KV zocht een tweede keeper, na Michel Preud’homme. Mechelen volgde dat seizoen Frank Leen, die bij ons in Lommel speelde, waardoor De Mos me regelmatig aan het werk zag. Het ging toen tussen Frédéric Halleux en mij, maar zij kozen toen voor Halleux. Uiteindelijk vertrok ik naar RC Mechelen.

“Onze derde oefenmatch, tegen KV, werd bepalend voor mijn carrière. Ik speelde een dijk van een match. Vijf minuten voor tijd stormt Philippe Albert alleen op me af. Hij was nieuw, wilde zich net als ik bewijzen, raakte vol mijn scheenbeen. De manier waarop hij dat achteraf van zich afwimpelde, zat me hoog. Hij kwam me niet opzoeken, liet geen bericht achter. Later zat ik samen met hem bij Anderlecht. Een tijdje hebben we nog gemokt, toen is dat uitgepraat, onder druk van de andere spelers, in de bus.”

Heb je je ooit afgevraagd hoe je carrière er had uitgezien als je niet tegen Philippe Albert opgelopen was ?

“Misschien was ik dan zes jaar eerder ergens titularis geweest, terwijl ik nu zes jaar op de bank bij Anderlecht zat. Maar ik zou het zeker niet willen ruilen. Ik heb een schat aan ervaring opgedaan waarvan ik nu nog altijd profiteer. Ik heb heel veel gezien vanop de bank. Veel goeie én slechte dingen. Als tweede keeper stond ik dichter bij de trainers dan de titulariskeeper. Ik was geen echte bankzitter, ik coachte zelfs vanop de bank. Dat werd geaccepteerd door al mijn trainers, zowel door Boskamp als door De Mos.

“Nooit schuwde ik een mening over voetbal. In alle situaties wilde ik mijn woordje zeggen. Daarom stond ik er ook altijd, als ik eens een kans kreeg. Omdat ik altijd meedacht : welke situaties doen zich voor, hoe zou je daarop reageren ? Dat je op de bank niets leert, vind ik een stelling van spelers die niet met hun vak bezig zijn. Als je gewoon zit te wachten tot je mag invallen, zonder te zien hoe de tegenstander speelt, hoe je eigen ploeg speelt, waar de problemen zitten, dan kan je toch niet goed anticiperen voor het geval je ploeg je nodig heeft ? Het speelde ook mee dat ik mijn rol kénde : ik was tweede keeper, Filip De Wilde stond voor mij. Die rol krijgen vond ik al het grote lot uit de loterij.”

Heb je nooit gedacht : wat Filip doet, dat kan ik ook ?

“De wedstrijden die ik speelde, waren goed, maar ik denk dat ik iets te weinig had om die constante te brengen die hij aanhield. Ik kon me enorm opladen voor één of een paar matchen. Als de belangen groot waren, kon ik boven mijn niveau uitstijgen. Maar na die piek zakte ik weer af naar mijn gewone niveau, maakte ik foutjes op het technische vlak. Speltechnisch haalde ik Filips niveau niet. Ik kon dat peil geen langere tijd vasthouden.

“Mijn drijfveer was voor mezelf bevestigen dat ik dat kon. Die gedrevenheid had ik als snotneus al. Ook in derde provinciale bij Lutlommel was ik overtuigd dat ik het ging maken in het voetbal. Daarvoor moest alles wijken. In de watten gelegd ben ik niet. Mijn ouders waren realistische, hardwerkende mensen. Ik heb me altijd moeten bewijzen, kreeg weinig complimentjes. Ik ben altijd kritisch geweest voor mezelf en ben dat ook voor mijn kinderen. Dat heb ik meegekregen van mijn pa.”

Meerhout

Wanneer wist jij dat je trainer zou worden ?

“Ik ben er zomaar in gestapt. In mijn laatste jaar bij Germinal Beerschot kreeg ik aanbiedingen van tweedeklassers om er te keepen. Tot de voorzitter van vierdeklasser Meerhout me vroeg of ik geen trainer wilde worden. Toen heb ik een knop in mijn hoofd omgedraaid en ben ik aan de slag gegaan, zonder de overtuiging dat het me zou lukken.

“Bang om in iets onbekends te stappen ben ik nooit geweest. Het onbekende motiveert me enorm. In plaats van me af te vragen wat ik als keeper van RC Mechelen met een gebroken been bij Anderlecht zou doen, dacht ik : ik ga ervoor. Toen ik na Beveren naar Genk en Harelbeke kon, koos ik voor Standard terwijl ik geen woord Frans kende en er Gilbert Bodart moest opvolgen.”

Je trainersdebuut was geen succes. Met Meerhout startte je met nul op negen.

“Maar de man die me haalde, gaf me volop vertrouwen. Ik wist wat ik op het veld wilde zien en ik had het gevoel dat het er ondanks die slechte start zou uitkomen.”

Je haalde je neus niet op voor de vierde klasse.

“Nee. Ik ging ook zonder moeite weer aan de slag in een bedrijf, naast het trainerschap in vierde, met evenveel gemak als waarmee ik tot mijn overstap naar Anderlecht gewoon in een bedrijf werkte. Ik was daar gewoon arbeider. Ik had daar minder moeite mee dan de mensen die met me samenwerkten. Ook op het niveau in vierde of tweede heb ik nooit neergekeken. Ik wilde het vak stap voor stap leren.

Bij Geel was je de 25ste trainer in veertien jaar, maar je bleef er vier jaar. Wat is jouw truc ?

“De uitdaging. Het kan niet moeilijk genoeg gaan voor mij. In wat er moeilijk uitziet, kan ik snel mijn tanden zetten. Chaos is heerlijk om in te werken. Omdat je daar snel heel veel progressie kan maken. Van daaruit kan je in een vereniging heel veel positivisme opwekken. Op voorwaarde dat je andere mensen meekrijgt.”

Zou je bij elke club kunnen werken ?

“Alleen waar ik voel dat ik mijn ding kan doen. Zomaar een aanbieding aannemen om in de eerste klasse te werken zou ik niet kunnen. Anders zat ik daar nu al.”

Heb je in de loop van afgelopen seizoen de kans gekregen om in de eerste klasse aan de slag te gaan ?

“Ja. Maar ik gaf al snel aan dat ik wilde blijven. Ik zag hier nog veel progressiemarge. Ik ben niet iemand die zijn werk laat liggen.”

Welk voetbal wil je als trainer zien ?

“Wat je in de eerste klasse gaat zien, zal niet veel afwijken van wat we nu doen. We maken geen bocht van 180 graden. Ook tegen de eersteklassers in de beker waren we altijd de dominerende ploeg. We zijn er altijd vol voor gegaan.”

Bepaalt je verleden als keeper je tactische visie ?

“Als keeper wil je zo weinig mogelijk goals binnenkrijgen. Als we met 4-3 verloren was ik ongelukkig.”

Je wint liever met 1-0 ?

“Ik win liever met 4-0.” (grijnst)

Hang je een vast systeem aan ?

“Ik wil geen man zijn van één systeem. Wél mijn spelers een kapstok aanreiken waarop ze kunnen terugvallen, maar ze moeten heel flexibel zijn. Belangrijk daarvoor is dat je spelers hebt die meedenken.”

Hoeveel meedenkende spelers heb je nodig in een team ?

“Twintig !”

Hoeveel had jij er ?

“Tweeëntwintig !” (grijnst)

Moet een trainer baas zijn ?

“Mijn ervaring is dat spelers leiding nodig hebben, maar ik sta er echt niet boven. Je zou schrikken hoeveel spelers tussen 20 en 25 een goeie mening over voetbal hebben. Vaak stel ik vast : die heeft daar ook aan gedacht. Dat overtuigt me ook om ze bij de tactische bespreking te betrekken.

“Als ik de kleedkamer in loop, wordt het niet opeens stil. Daar ben ik één van hen. Maar als ik langs de lijn sta, ben ik tégen hen. Op training moeten ze knokken tegen mij. Dan is het overleven.”

Bij Geel zei je al dat je op training heel veel druk zette op je spelers omdat dat het gebrek aan ervaring kan compenseren.

“Doe ik nog. Als je op training druk creëert en ook daar een hoog tempo aanhoudt, krijg je een automatisme om altijd snel te handelen.”

Wanneer heb je voor het eerst gevoeld dat er een promotie inzat met deze ploeg ?

“Nooit. Dat was ook niet de bedoeling. De bedoeling was progressie maken, van deze kern een man of negen overhouden met wie we konden bouwen aan een ploeg die rijp was voor de eerste klasse. Het is in een stroomversnelling geraakt. De gretigheid was enorm. Daarom is dit resultaat zo fantastisch.”

Wist je waar je stond toen je aan de eindronde begon ?

“Nee, dat was het enige moment van het seizoen dat ik twijfelde. Omdat we heel veel gegeven hadden tijdens het seizoen én in de beker. Bepalend was de eerste match in de eindronde op Antwerp. Met geen goed voetbal en heel veel karakter bleven we overeind. Toen wist ik : dit zit goed.”

Jullie moesten niet promoveren. Er was geen druk.

“Maar hadden we de eindronde niet gewonnen, zou die enorme sneeuwbal die het afgelopen jaar aan het rollen ging, tot staan gebracht worden. Dan werd het moeilijk om die weer in beweging te krijgen in de tweede klasse. Verliezen was dan uit den boze na deze successenreeks.”

Afgeschreven spelers

Het blijft een frappant succes met spelers die elders afgeschreven waren. Charaï mocht bij Lierse hooguit een paar minuten invallen, Vleminckx was niet goed genoeg voor Beveren.

“Je moet nagaan welke basis ze hebben en waarom het ergens misliep. Ik maak zulke jongens meteen duidelijk wat volgens mij hun groeimarge is. En dat ik het hen heel moeilijk ga maken, zodat ze die halen. Neem nu Jonas Ivens. Die komt van Deinze, dat vorig seizoen de meest gepasseerde verdediging van tweede had. Toch heeft die snelheid, is sterk, heeft een goed kopspel : wat moet een centrale verdediger nog meer hebben ? Dan moet je het risico nemen die te steunen. Charaï haalde ik vorig jaar ook naar Geel. Je vindt een enorme gedrevenheid in jongens die gebuisd zijn in de eerste klasse. Als je dat eruit kan halen, krijg je heel veel terug. Met dat soort types werk ik graag.”

Heb je voor de eerste klasse geen spelers van een ander niveau nodig ?

“Een ploeg met gevestigde waarden kopen vind ik geen uitdaging. Een uitdaging is deze jongens volgend jaar laten renderen in de eerste klasse. Met een paar aanvullingen. Of dat iemand van 17 of van 27 is, maakt niet uit. Liefst één van 17.”

Kiezen trainers bij voorkeur niet voor ervaren spelers ?

“Ik niet. Die van 27 heeft zijn aard. Of je die nog naar je hand kan zetten, is een vraagteken. Eén van 17 heeft ook vraagtekens, maar onderzoeken wat je daaruit krijgt, boeit me enorm.”

Dender dreef op de overtuiging van spelers die wisten : als we ooit in eerste willen raken, zal het met deze ploeg moeten, want een eersteklasser zal ons niet komen halen. Had je dat hier ook ?

“Deze spelers beseften : KV Mechelen wil met ons naar de eerste klasse. Dat is heel snel gezegd tegen hen. Dan moet je je ook aan je woord houden.”

Ben je blij dat je weg bent uit tweede ?

“Ik heb me enorm geamuseerd in tweede. De tweede klasse heeft me enorm veel gegeven, ik kon er brengen wat ik wilde tonen. Tweede is een reeks waaraan enorm weinig aandacht wordt besteed, ook door jullie. Als jullie, media, er eens zouden gaan kijken, zou je zien dat het best een interessante competitie is, waar goed wordt gevoetbald. De ploegen die de laatste jaren promoveerden, handhaven zich moeiteloos. Er is veel meer intentie om goed te zijn dan vroeger, het niveau is enorm gestegen. De basis is breder, omdat je meer jonge spelers hebt die nog iets te bewijzen hebben en naar eerste willen.”

Straks sta je wél tussen de camera’s.

“Ik heb dat niet nodig, maar misschien maakt het me beter. Het klimaat in eerste lijkt me er niet op verbeterd.”

Hoe bedoel je ?

“Ik vind de omgeving veel negatiever dan het voetbal dat bedreven wordt. De massa rond het voetbal is te negatief. Voor de massa is de kwaliteit ondergeschikt aan de beleving. De publieke opinie wordt gecreëerd door analisten. We zijn aan een inhaal- beweging bezig, ik vind dat het positieve iets meer in de verf gezet mag worden, terwijl dat nu alleen met het negatieve gebeurt. Als je niet alleen resultaatgericht denkt, zou je heel veel positieve dingen zien.” S

door Geert Foutré

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content