Drie jaar geleden droeg Cadel Evans even de roze trui in de Giro, straks gaat de renner van Davitamon-Lotto in zijn eerste Ronde van Frankrijk voor een goed klassement.

Met zijn 64 kilogram en 1,74 m is hij een kleine, tengere verschijning. Petje op het hoofd, beetje verlegen, onopvallend bijna. Maar als hij lacht, rimpelt zijn hele gezicht en schieten zijn staalblauwe ogen sterretjes. En lachen doet Cadel Evans vaak wanneer hij met die typische relaxte en zelfrelativerende Aussie-humor zijn verhaal vertelt. ” I was pretty unlucky, yeah“, zegt hij over zijn calvarietocht bij T-Mobile.

Wat heet pech ? Drie (!) sleutelbeenbreuken hielpen zijn eerste seizoen bij de Duitse sterrenploeg compleet om zeep. Vol goede moed trainde Evans vervolgens een heel jaar voor de Tour van 2004, maar enkele weken voor de start vernam hij dat niet hij, maar Sergei Ivanov de beste pion was om de teruggekeerde Jan Ullrich aan een tweede zege te helpen. Toen Evans eind vorig jaar mocht uitkijken naar een ander team, pikte Marc Sergeant de Australiër weer op : “Omdat hij inhoud heeft.”

Wie het curriculum vitae van de 28-jarige Cadel Evans erbij neemt, moet de ploegleider van Davitamon-Lotto gelijk geven. Evans begon op zijn veertiende als mountainbiker en kroonde zich amper vijf jaar later tot Australisch kampioen… bij de elite. Een jaar later won hij – als een van de jongsten ooit – twee wereldbekerwedstrijden bij de profs. In 98 en 99 schreef hij het eindklassement van de wereldbeker op zijn naam en leek hij vertrokken voor een lange en succesvolle carrière als mountainbiker. Toch fietste Evans steeds vaker en steeds liever in het wegpeloton en toen hij in 2001 tussen zijn drukke mountainbikeschema door de Ronde van Oostenrijk won, besloot hij het erop te wagen.

Evans kreeg meteen een contract bij het grote Mapei. Als verdienstelijk tijdrijder en begenadigd klimmer werd hij in zijn eerste maanden als wielerprof vierde in de Tour Down Under, tiende in Parijs-Nice en derde in de Ronde van Romandië. In mei mocht Evans mee naar de Giro, zijn eerste grote ronde. Hij ontpopte zich tot een voorbeeldige knecht voor Stefano Garzelli. Toen Garzelli, met de roze trui stevig om de lenden, een positief plasje afleverde en mocht inpakken, werd Evans tot zijn grote schrik tot kopman gebombardeerd. In de zestiende rit, een zware etappe in de Dolomieten, pakte hij tot zijn eigen stomme verbazing de roze trui. En zelfs al speelde hij die een dag later al op dramatische wijze kwijt, geen mens die er nog aan twijfelde : Cadel Evans is een supertalent.

En dat voor iemand die het zelf vreemd vindt dat net hij een professioneel atleet werd.

Cadel Evans : “Klopt. Op school was ik helemáál niet goed in sport. Fysiek ben ik namelijk compleet ongeschikt voor zowat alle Australische schoolsporten : basketbal, Australian Rules football, rugby. Ik was klein, traag en helemaal niet sterk, dus niemand wou me in zijn team ( lacht). Op mijn tweede kreeg ik mijn eerste fietsje en het was liefde op het eerste gezicht. Een paar jaar later volgde de mountainbike en kwam ik een paar vriendelijke mensen tegen die me op weg hielpen.

“Vooral mijn moeder ben ik heel erg dankbaar. Ze heeft me helemaal alleen opgevoed. Toen ik voor het eerst geselecteerd werd voor het Australische juniorenteam, kwamen er plots veel kosten bij voor materiaal, vliegtuigtickets, hotels. Mijn moeder heeft zich veel opofferingen moeten getroosten om mij op weg te helpen. Ze heeft me altijd gestimuleerd, op een positieve manier. Ik denk niet dat ze me in heel mijn leven ooit één keer bevolen heeft om te gaan trainen. Ze wist dat ik me sowieso ontzettend schuldig voelde als ik het niet deed ( lacht). Wanneer het dan pijpenstelen regende en ik op de bank lag te klagen : ‘Ik moet trainen en ik wil niet’, dan zei ze gewoon : ‘Oké, als je nu vertrekt, doen we achteraf iets leuks.’ Ze dwong me nooit, maar moedigde me wel altijd aan.”

Je zei ooit dat een bijna-doodervaring als kind je vaak geholpen heeft te relativeren.

“Klopt. Mijn moeder werkt met paarden en op een dag, ik was zeven jaar, zou ik ze bij elkaar brengen om in een andere weide te zetten. Een van de jonge hengsten was nogal enthousiast en trapte met zijn achterbenen. Toevallig stond ik op de verkeerde plaats, hij raakte me op mijn hoofd. Een buur zag het gebeuren, stopte me in zijn auto en reed als een gek naar het ziekenhuis. Daar bleek dat ik een ingedeukte sche-delfractuur had. Ik lag zes dagen in coma en kreeg een hersenoperatie omdat mijn schedel op mijn hersenen drukte.

“Van het ongeval zelf herinner ik me niks. Alleen dat ik wakker werd in het ziekenhuis en erg zwak was. Tijdens een coma krijg je namelijk spieratrofie ( afbraak en verzwakking van de spieren omdat je ze niet gebruikt, nvdr) en toen ik de eerste keer probeerde te eten, kon ik mijn mes en vork amper opheffen omdat ze te zwaar waren. Omdat ik niet kon lopen, duwde mijn moeder me voort in een rolstoel. Zelfs maanden later, als we gingen winkelen, moest ik geregeld gaan zitten omdat ik zo moe was. Ik besef heel goed dat ik veel geluk gehad heb. En ik ontwikkelde een hele grote tolerantie voor hoofdpijn ( lacht).”

Naar het heden dan : hoe voel je je bij Davitamon-Lotto ?

Good. Great team. Echt, ik ben zo blij dat ik hier ben. Toen ze me vroegen, had ik een beetje mijn twijfels omdat de ploeg in het verleden vooral op de klassiekers mikte. De eerste ontmoeting met Marc Sergeant en Marc Coucke maakte echter een grote indruk op me : professioneel, enthousiast, goede ideeën, ik voelde van meet af aan dat het goed zat. Een aantal renners kende ik ook al, met name Robbie ( McEwen, nvdr) en Nick ( Gates, nvdr). Chris-tophe Brandt ook, want tegen hem zei ik altijd een goeiedag tijdens de koers. Geen idee waarom eigenlijk ( lacht). En met Mario Aerts reed ik uiteraard samen bij T-Mobile.”

Geen van jullie beiden kon daar zijn draai vinden.

“We waren beiden buitenlanders die tegelijkertijd bij het team kwamen. We beleefden allebei twee heel erg slechte jaren, de verschrikkelijkste periode uit onze carrière. Eigenlijk wil ik daar niet meer over praten, ik heb dat achter me gelaten. Het creëert wel een band, ja, we steunden wat op elkaar. Ik vond het vreselijk toen ik hoorde van Mario’s val vlak voor de Waalse Pijl. Drie jaar geleden won hij daar nog. Ik had echt met hem te doen.”

Jij hebt ervaring met sleutelbeenbreuken, hé ?

“In 2003, mijn eerste jaar bij T-Mo- bile, brak ik mijn sleutelbeen drie keer in vijf maanden. I was pretty unlucky, yeah. De eerste keer viel het nog mee en was ik snel weer op de been, maar de tweede keer moest ik geopereerd worden en toen kon ik de rest van het seizoen al grotendeels vergeten. En die derde keer, ach… Weet je wat stom is : het gebeurde telkens doordat er iemand voor me viel of iets dergelijks. Ik ben nooit op mijn eentje op mijn gezicht gegaan. Natuurlijk is het ook altijd je eigen fout, maar je mag niet denken dat ik niet met de fiets kan rijden of zo ( lacht).”

Hoe ga je mentaal om met het feit dat je wordt aangetrokken door een wereldploeg en vervolgens drie keer op rij je sleutelbeen breekt ?

“De derde keer, dacht ik : néé, niet nog eens ! Het was ook telkens dezelfde kant, links. It’s a bit lumpy now. Tot een jaar nadien had ik er nog problemen mee. De schouder is een complex gewricht, met veel verschillende spieren. Die moet je weer opbouwen, soepel maken. De afgelopen winter heb ik heel veel gezwommen in Australië, véél baantjes getrokken. Dat moet, want je kan fietsen zoveel je wil, schouderspieren kweek je er niet mee.”

In 2003 brak je vlak voor de Tour je sleutelbeen, het jaar nadien werd je op het nippertje uit de selectie gehaald. Durf je geloven dat het je nu eindelijk zal lukken om deel te nemen ?

“Dit is het derde jaar dat ik het seizoen start met de Tour als hoofddoel, dus ja, ik hoop dat het er nu eindelijk van komt. Ik heb er vertrouwen in, voel me goed omringd door ervaren mensen. Ik kijk enorm uit naar de Tour, maar tegelijkertijd ben ik er bang voor. Zal ik goed presteren ? Voor mij is het een test, mijn ultieme examen als ronderijder. I’m going there to see how good a tour rider I can be.”

Waar kijk je het meest naar uit ?

“( Kurkdroog.) Het moment waarop de eerste week achter de rug is. Dat wordt heel zenuwslopend voor mij omdat je een grote dosis geluk nodig hebt. In Parijs-Nice had ik dit jaar de eerste dag al prijs, nota bene met de hulp van mijn kamergenoot, Freddy Rodriguez ( lachsalvo). Op het moment dat ik naar voren wou schuiven, draaien we zo’n petieterig klein straatje in en plots : prrrrrt, alles tegen de grond, geen doorkomen meer aan. Als ze vooraan zestig kilometer per uur doen en jij staat stil, dan verlies je veel tijd. Niets aan te doen. Ik hoop alleen dat dit weer niet het verhaal van mijn seizoen wordt.”

Drie jaar geleden pakte je in de Giro al de roze trui, om die de dag nadien meteen weer kwijt te spelen.

“Ja, in de allerlaatste bergetappe. Sportief gezien blijft die roze trui een van mijn mooiste herinneringen, maar het was tevens een heel bizarre periode. We werden constant heen en weer geslingerd tussen emoties. De eerste week verliep alles perfect voor Garzelli, hij pakte de roze trui. Toen viel hij uit door die vreemdeaffaire en gingen we als team de dieperik in. Vervolgens pakte ik de trui, waardoor iedereen weer euforisch was, en de dag nadien speelde ik die trui weer kwijt. Voor mij was het een zwaar jaar. De overstap van mountainbike naar de weg kostte veel energie, ik had veel wedstrijden in de benen, heel veel getraind ook. Mijn doel was niet echt de Giro, ik was al redelijk moe van bij de start. De eerste twee weken lukte het nog, maar de derde week zat ik op mijn tandvlees. En toen haalde die vermoeidheid me plots helemaal in.”

Je viel zowat van je fiets af.

“Op zes kilometer van de streep weigerde mijn lichaam plots dienst. Dat waren zes érg lánge kilometers. Zeventien minuten verloor ik. Ik herinner me nog dat een ploegmaat voor de finish tegen me praatte, tenminste : ik zag zijn lippen bewegen, maar ik kon het niet horen. Dat maakte me echt bang. Ik was zo ver heen dat ik maar bleef trappen, ook toen ik de streep over reed. Ik kon niet stoppen. Ze hebben me van mijn fiets moeten sleuren. Het heeft me drie of vier maanden gekost om van die inspanning te recupereren. Ik heb dat jaar nog één goeie wedstrijd gereden en dat was het. Iedere atleet heeft zijn grenzen. Die dag bereikte ik de mijne.”

Wat zijn jouw grote troeven in de Tour ?

“Steile beklimmingen, die zijn altijd beter voor me. Bergritten waar we met een kleine groep naar de streep rijden. Tijdrijden ligt me in principe ook wel, hoewel we als team natuurlijk niet gespecialiseerd zijn in de ploegentijdrit. En de laatste tijdrit is tamelijk vlak, wat ook niet echt in mijn voordeel is. Ik hou meer van heuvelachtige tijdritten.”

Je doet het nochtans niet slecht in het werk tegen de klok. Op de Commonwealth Games…

“( Schijnbaar zelf verbaasd.) Ja, dat is juist, ik heb ooit eens een medaille gewonnen… ( Evans won in 2002 goud op de individuele tijdrit, nvdr.) Maar op het vlakke ben ik niet echt een specialist.”

Op welke manier helpt jouw achtergrond als mountainbiker je in de Tour ?

“Voornamelijk op de beklimmingen. Hoewel ik merk dat naarmate ik meer op de weg fiets, mijn capaciteiten op de echte steile stukken wat verminderen.”

Hoe moeilijk is de overschakeling van de mountainbike naar de weg ?

“Dat viel eigenlijk nogal mee. Als junior en belofte zat ik in het Australische wegteam. Ik beschouwde dat eigenlijk gewoon als een goeie training, maar ergens dacht ik er toen al aan om het ooit te proberen op de weg. Bij de jeugd verschilt mountainbiken niet zo enorm van rijden op de weg : mountainbikewedstrijden duren twee uur, een wegkoers drie of vier uur. Bij de profs is de afstand veel groter en eigenlijk ben ik nog steeds bezig me aan te passen. Vooral in de grote rondes merk je dat. Daar telt niet alleen de trainingsarbeid die je gedurende één seizoen verricht, maar ook de jaren van training waarin je je lichaam sterker maakt. Ook het aantal grote rondes dat je rijdt, verandert je als atleet. De fysiologie van iemand met twee grote rondes in de benen is totaal anders dan iemand die dat nog nooit gedaan heeft. Je lichaam wordt er sterker door, je metabolisme past zich aan. Als je zes weken traint, zal je beter worden. Hetzelfde principe geldt als je in zes jaar tijd zes grote rondes rijdt.”

Wat is het voornaamste verschil tussen een mountainbikewedstrijd en een wegwedstrijd ?

“In het mountainbike wint de sterkste bijna altijd. Als je bijvoorbeeld een goede klimmer bent en het is een vlak parcours, dan kan je nog steeds winnen. Op de weg is dat niet zo. Er is meer specialisatie, tactiek speelt er een grotere rol. Je team is ook veel belangrijker. Voor mij is het grootste verschil eigenlijk de mentaliteit : koersen op de weg is veel socialer. In het mountainbike rij je je race zonder iemand te zien of te spreken. Omdat je namelijk helemaal dood zit ( lacht). Terwijl je op de weg toch eens een praatje kan slaan. Je zit ook in een team, je traint met andere mensen, je krijgt steun van anderen. Jij werkt voor anderen, anderen werken voor jou. Omwille van die mentaliteit hou ik meer van de weg. In een MTB-koers werd er altijd van me verwacht dat ik bij de eerste drie finishte. Terwijl ik het nu kalm aan mag doen in bepaalde wedstrijden. Het is relaxter, de druk is minder.”

Ook als Marc Sergeant zegt dat je toptien waard bent in de Tour ?

“Dat zou een goed begin zijn, ja ( lacht). I’ll do my best.”

door Loes Geuens

‘Natuurlijk is het je eigen fout als je valt, maar je mag niet denken dat ik niet met de fiets kan rijden.’

‘Ik zag de mond van mijn ploegmaat bewegen, maar hoorde niks meer. Dat maakte me echt bang.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content