‘De VAR maakt het voetbal kapot’

© KOEN BAUTERS

Alexis Ponnet (83), Marcel Van Langenhove (78) en Guy Goethals (70). Drie ronkende namen uit de tijd dat referees nog gewoon arbiters waren en ‘vuile zwarte’ een geuzennaam. Heren van stand, samen goed voor liefst 85 jaar (inter)nationale ervaring. Hoe bekijken zij de huidige evolutie – of moeten we zeggen devaluatie – van wat ooit hun bewogen beroep was?

Wat is het heerlijk herinneringen ophalen in het voormalig KBVB-hoofdkantoor langs de Houba de Strooperlaan op een steenworp van de Heizel met drie heren die op geen enkel moment een blad voor de mond nemen. Alexis Ponnet, Marcel Van Langenhove en Guy Goethals praten zoals ze destijds floten: rechttoe rechtaan. Afwisselend nemen ze met veel overtuiging de rol van ‘The Good, the Bad and the Ugly’ op zich. En zoals het een al dente spaghettiwestern betaamt wordt er duchtig op losgeschoten. Aanvankelijk nog met losse flodders, maar diep in de blessuretijd bleef van bepaalde heilige huisjes geen spaander meer heel. Al duiken we eerst even terug in de tijd…

Als het zo verdergaat zie ik de grensrechters binnen dit en vijf jaar gewoon verdwijnen.’ ALEXIS PONNET

Hoe kwamen jullie ertoe om scheidsrechter te worden?

ALEXIS PONNET: ‘Ik voetbalde destijds bij Cercle Sportif Saint-Josse. In een bepaalde wedstrijd werd ik zwaar getackeld waardoor ik mijn kruisbanden scheurde. Dat was in 1958. De medische wereld stond nog niet zo ver als nu. Toen was dat nog een heel zware ingreep, getuige het enorme litteken dat ik eraan overhield. Om weer wat in conditie te geraken stelde mijn vader voor om te beginnen als scheidsrechter. Hij floot toen zelf in bevordering. Zo kreeg ik het virus te pakken.’

MARCEL VAN LANGENHOVE: ‘Ik heb Alex nog als arbiter gehad toen ik als junior speelde bij Association Sportive Auderghem. Als middenvelder kon ik het spel goed lezen en ondanks mijn kleine gestalte was ik kopbalsterk, ik had een goeie detente. Toch scoorde ik niet veel. Van jongs af aan had ik het wel in me om een leidersrol op te nemen. Vergeet niet dat ik los van de arbitrage – waarmee ik op mijn 16de à 17de begon – 36 jaar lang een eigen kruidenierszaak had. Later ging ik ook nog de lokale politiek in om te eindigen als burgemeester van Wemmel.’

GUY GOETHALS: ‘Toen mijn vader (de betreurde ex-bondscoach Raymond Goethals, nvdr) trainer was bij STVV, speelde ik daar tot bij de juniors. Als voetballer waren mijn vooruitzichten echter niet zo goed, dus begon ik op mijn 18de als scheidsrechter.’

Een pint met de spelers

Gek genoeg waren jullie toen tezelfdertijd grensrechter.

VAN LANGENHOVE: ‘Vroeger was het de gewoonte dat de scheidsrechters van eerste nationale in het buitenland afwisselend de lijn deden. Wij zijn vaak samen op stap geweest.’

GOETHALS: ‘Toen ik in eerste klasse begon waren Alex en Marcel hier dé toparbiters. Ik kreeg de kans om samen met hen naar het buitenland te gaan. Zo deed ik mijn eerste verplaatsing samen met Marcel in Aberdeen.’

PONNET: ‘Dat was een verplichting: één scheids op het veld en nog twee als lijnrechter. Grensrechters bestonden niet, laat staan assistent- scheidsrechters. Zelfs in tweede en derde klasse deden arbiters de lijn. Dat is pas veranderd in de jaren 90. Ik werkte toen bij de scheidsrechterscommissie van de FIFA. Toenmalig voorzitter João Havelange en algemeen secretaris Sepp Blatter voerden vaste trio’s in.’

VAN LANGENHOVE: ‘Dat was na het WK van 1990 in Italië waar ik zowel arbiter als lijnrechter was.’

GOETHALS: ‘Ik heb voor het eerst met vaste lijnrechters gewerkt op het EK van 1992 in Zweden. Dat was toch al een verbetering. De communicatie verliep vlotter, omdat je na verloop van tijd helemaal op elkaar ingespeeld was wat voor bepaalde automatismen zorgde.’

Hoe verliep dat vroeger?

PONNET: ‘Simpel: de grensrechter was dé man. Hij had een enorme invloed op ons werk, zeker wat buitenspel betreft. Dikwijls stonden wij op 50 meter afstand bij een tegenaanval, dus de beslissing lag bij de man met de vlag. Wij moesten de grensrechters blind vertrouwen. Maar nu… (zucht) Als het zo verdergaat zie ik de grensrechters binnen dit en vijf jaar gewoon verdwijnen.’

VAN LANGENHOVE: ‘Wij hadden een tic. Van zodra de aanval vertrok moest je kop (sic) naar rechts zwenken zodat je zag of de vlag al dan niet de hoogte inging, anders was je te laat.’

GOETHALS: ‘Voorts waren dat nog de traditionele signalen en instructies. Als er een fout gemaakt werd net buiten de zestien, moest de assistent in de richting van het middenveld stappen. Gebeurde die fout net binnen het strafschopgebied ging hij de andere kant op richting cornervlag. Zo zagen wij direct van ver hoe laat het was.’

VAN LANGENHOVE: ‘Als arbiter moet je zoiets aanvoelen. Dat is de definitie van een goeie scheids. Trouwens, als ik in het weekend ga wandelen en ik passeer van ver een veld waarop een voetbalmatch gespeeld wordt, hoor ik direct aan het fluitsignaal van de scheidsrechter of er al dan niet kloten aan hangen.’

Een toparbiter die de lijn moest doen, dat voelde toch een beetje aan als een degradatie?

PONNET: (resoluut) ‘Hoegenaamd niet. Dat was een ervaring. Zo gingen Marcel en ik begin jaren 70 ooit mee met wijlen Fred Delcourt naar Real Madrid.’

VAN LANGENHOVE: ‘Voor ons was dat het summum. In die tijd zat er nog 100.000 man op de tribune. Voorzitter Santiago Bernabéu leefde nog. Onvergetelijk.’

GOETHALS: ‘Zoiets voelde eerder als een beloning aan, zeker niet als een degradatie.’

Van een vierde scheids was dus ook nog geen sprake?

VAN LANGENHOVE: ‘Dat bestond nog niet, nee. (droog) Wij hadden altijd een man te kort om te kaarten.’

PONNET: ‘Die is er pas gekomen in de tweede helft van de jaren 80. Destijds zat bijna niemand op de bank behalve de coach, een paar wisselspelers en misschien een kinesist. Maar dat aantal groeide gestaag. Plots zaten op iedere bank minstens elf man in de technische zone. Dat zijn twee extra ploegen om in de gaten te houden, hé. Vandaar de beslissing om daar een vierde scheidsrechter tussen te zetten.’

VAN LANGENHOVE: ‘Je moet er ook bij zeggen dat er in onze tijd toch nog een beetje meer respect van die bank uitging. Nu zijn het allemaal clowns die daar gebaren staan te maken. Precies of er is één speler die weet wat ze willen zeggen. Of dat wil weten. Vroeger werd dat toch veel minder gedaan. Wij hadden daar zeker minder last van.’

PONNET: (mijmerend) ‘Na de match hadden wij tenminste ook nog contact met de spelers. We dronken samen een pint in het spelershome. Daar kon perfect gezegd worden dat je die dag slecht gefloten had of dat een speler een mindere dag had.’

GOETHALS: ‘Toen was er nog meer collegialiteit.’

VAN LANGENHOVE: ‘Nu is er helemaal geen contact meer, tenzij van ver.’

Niet verwonderlijk: als een speler tegenwoordig nog maar zijn mond opentrekt, krijgt hij direct een gele kaart.

VAN LANGENHOVE: ‘O, ik weet niet of er destijds meer gezegd kon worden tegen elkaar, maar iedereen had tenminste zijn eigen stijl. Ik had nooit kunnen arbitreren zoals Alphonse Costantin dat deed. En al zeker niet zoals Alex. Hij was een kop groter dan ik en had enorm veel uitstraling op het veld. Daarmee vergeleken was ik maar een klein kaboutertje.’

PONNET: ‘Kom kom, niet overdrijven, Marcel.’

VAN LANGENHOVE: (fel) ‘Ik ben toch een kleine. Als ik bijvoorbeeld een gele kaart gaf aan Arto Tolsa (Finse verdediger van Beerschot in de jaren 70, nvdr) die in mijn herinnering bijna twee meter was, moest ik daar vijf meter van blijven. Alex kon hem die kaart onder zijn neus gaan wrijven. Daar moest ik allemaal rekening mee houden.’

PONNET: ‘Marcel had dan weer een heel goed contact met de spelers.’

VAN LANGENHOVE: ‘Ik kon mijn smoel niet houden, dat was zo. De hele tijd was ik aan het praten. En deed een speler onbeleefd tegen mij, deed ik onbeleefd tegen hem. Was je beleefd, dan ik ook. Hing je mijn kloten uit, vloog je buiten. Zo simpel was dat.’

PONNET: ‘Wat ook in ons voordeel speelde was dat de meeste spelers jarenlang bij dezelfde ploeg voetbalden. Wij kenden ze na verloop van tijd allemaal en spraken hen met de voornaam aan. Per seizoen moest je vier of vijf keer op Club Brugge fluiten en als Courant een fout maakte, zei je gewoon ‘Paul, alstublieft, hé. ’’

Ik zal het in jullie plaats zeggen: vroeger was het makkelijker.

VAN LANGENHOVE: ‘Nee, dat zou ik niet zeggen. Het was anders. Als je destijds Club Brugge-Standard moest fluiten was dat even erg als nu, hoor. In de verdediging van Standard liepen toen figuren rond als Léon Jeck, Nico Dewalque, Eric Gerets en Christian Piot in het doel. Makkelijker? Vergeet het maar!’

© belga

Geld in de achterzak

Hoe stond het met de verloning in jullie tijd?

PONNET: ‘Het laatste jaar dat ik scheids was, in 1989, kreeg ik voor een wedstrijd in eerste klasse een vergoeding van 2750 Belgische frank. Omgerekend is dat nog geen 70 euro. Of het nu ging om Anderlecht-Club Brugge of een andere match, dat speelde geen enkele rol. Daarvoor moet je echt al graag arbiter zijn, hé? Wij deden het inderdaad graag. Je kan dat niet meer vergelijken met nu. Weet je hoe dat trouwens in zijn werk ging?’

Nee, vertel.

PONNET: ‘Als arbiter kreeg je toen je geld nog voor de match. Wat zeg ik, je moest ervóór betaald worden of je mocht niet fluiten. Ik weet nog dat ik ooit, in 1976 of 1977, samen met Jean-Claude Jourquin en René De Bleeckere (de vader van Frank, nvdr) naar Tbilisi moest. We maakten een tussenstop in Moskou en werden daar onmiddellijk meegenomen om onze rekening te maken: de dagvergoeding voor ons drie en de reiskosten. We kregen dat geld in Zwitserse frank cash in een enveloppe overhandigd, moesten dat meenemen naar Brussel om het vervolgens aan de UEFA over te maken. Kan je je dat voorstellen? Niet verwonderlijk dat mensen toen soms dachten dat wij omgekocht waren, hé. ‘

VAN LANGENHOVE: ‘Ik heb in het Griekse Saloniki nog gefloten met zo’n enveloppe in mijn achterzak, omdat dat geld daar anders tijdens de match geheid gepikt geweest zou zijn. In plaats van een rode en gele kaart zaten er geldbiljetten in mijn broekzak.’ (algemene hilariteit)

Hoeveel bibbergeld kregen jullie destijds voor een riskante verplaatsing naar het buitenland?

VAN LANGENHOVE: ‘Voor een Europese match was dat een dagvergoeding van 125 Zwitserse frank of zo’n 3000 Belgische frank (75 euro, nvdr). Met dat Zwitsers geld ben ik destijds trouwens nog in serieuze moeilijkheden geraakt.’

Hoezo?

VAN LANGENHOVE: ‘In 1990 floot ik de terugwedstrijd in de halve finale van de Europacup I (de voorloper van de Champions League, nvdr). Thuis had Olympique Marseille met 2-1 gewonnen van SL Benfica. In Portugal bleef het lange tijd 0-0. Tot zo’n zeven minuten voor tijd invaller Vata de 1-0 scoorde en Benfica naar de finale ging op basis van de gescoorde uitdoelpunten (een regel die intussen afgeschaft is, nvdr). Achteraf bleek dat Vata zijn doelpunt met de hand maakte, wat ik noch mijn grensrechter gezien had. Heel Marseille en wijlen voorzitter Bernard Tapie in het bijzonder waren razend. Hij verklaarde zelfs dat ik omgekocht was en een Zwitserse bankrekening had. Een week voor ik naar het WK in Italië vertrok moest ik naar Zwitserland om me te verantwoorden. Daar hing me een celstraf en zware boete boven het hoofd. Gelukkig kon ik daar aantonen dat ik niks te verbergen had. Ik was natuurlijk een slimme… We werden betaald met Zwitsers geld, maar bij mij was alles altijd op toen ik weer thuiskwam. (lacht) Ik zette het nooit op de bank.’

Neem de arbiters weg van het veld en er komt geen kat meer naar het voetbal kijken.’ MARCEL VAN LANGENHOVE

Had je toen maar een VAR gehad…

VAN LANGENHOVE: ‘Dan waren al die calamiteiten er inderdaad nooit bij gekomen. Die beschuldigingen van Tapie, dat was gewoon een persoonlijke aanval, dat had niks meer met die handsbal van Benfica te maken. Hij moest mij gewoon hebben. Ik heb daar zwaar van afgezien. Zowel emotioneel als fysiek. Daar werd volop over geroddeld, hé. Ik had een kruidenierszaak in Wemmel en hoorde mensen letterlijk zeggen: ‘We gaan al 35 jaar bij die dief winkelen.’ Zoiets komt aan. Je staat helemaal alleen op zo’n moment en kan je niet verdedigen. En al zeker niet tegen een figuur als Tapie die een hand boven het hoofd gehouden werd door de toenmalige Franse president François Mitterrand. ‘

Alexis Ponnet (midden) floot de Europacup I-finale in 1987 tussen FC Porto en Bayern München, hier met Jean-Marie Pfaff.
Alexis Ponnet (midden) floot de Europacup I-finale in 1987 tussen FC Porto en Bayern München, hier met Jean-Marie Pfaff.

Een trillende arm

Tegenwoordig lijkt alles vooral overgereglementeerd.

GOETHALS: ‘Nee, het is wetenschappelijk geworden. En de vraag is of het huidige voetbal dat wel verlangt?’

VAN LANGENHOVE: ‘Dat ze een elektrisch oog op de doellijn installeren om te zien of een bal al dan niet volledig over de doellijn is geweest, tot daaraan toe. Maar een spits met schoenmaat 48 die in bepaalde gevallen buitenspel staat, terwijl dat voor een aanvaller met een maat 45 in krek dezelfde positie niet het geval is. Het spijt me, maar dat gaat te ver. Neem de arbiters weg van het veld en er komt geen kat meer naar het voetbal kijken. Vergeet het maar, want dan heb je helemaal géén discussie meer.’

PONNET: ‘We hebben het nu over profvoetbal, maar kijk naar de lagere afdelingen: die hebben geen VAR. Ga er daar als grensrechter tegenwoordig maar aan staan, hé. De discussie begint al voor het eerste fluitsignaal. Waarom hebben ze daar geen VAR? Voor mij is het simpel: voetbal moet even eerlijk zijn voor iedereen. Persoonlijk moet ik niet veel weten van de VAR. In mijn ogen maakt de VAR het voetbal kapot.’

Waarom?

PONNET: ‘Omdat het allemaal veel te lang duurt. Vroeger keek iedereen meteen naar de grensrechter tijdens een wedstrijd: houdt hij zijn vlag omlaag of omhoog? Omlaag? Oké, dan is het goal. Nu begint de miserie nog maar op dat moment. Je kan zeggen wat je wil, er zijn toch serieuze problemen met de VAR.’

GOETHALS: ‘Het probleem is vooral de tijd die nodig is om iets te gaan bekijken en te beoordelen. Bovendien zal altijd iets overeind blijven dat nooit veranderd kan worden en dat is interpretatie. Voor jou is het een fout, voor mij niet. En we zijn uitgepraat. Misschien nog een belangrijke nuance in dit verband: Alex en Marcel hebben als arbiter nooit iets gekend qua technologische hulpmiddelen. Ik maakte midden jaren 90 net nog de eerste stap in die richting mee.’

En dat was?

GOETHALS: ‘Een beepsysteem rond mijn arm. Mijn twee assistenten hadden een knop waarop ze konden duwen bij een fase die mij ontgaan was: buitenspel, een zware fout of iets dergelijks. Middels een trilsignaal wist ik dat er iets aan de hand was en kon ik met hen gaan overleggen. Nadien werd dat uitgebreid met oortjes en een microfoon, een echt communicatiesysteem. Daar heb ik nooit mee gefloten.’

In hoeverre was dat beepsysteem voor jou een verbetering?

GOETHALS: (ontwijkend) ‘O, dat was een gewoonte. Zoals alles een gewoonte is. Al stel ik me de vraag of ik me wel op mijn gemak gevoeld zou hebben met het huidige communicatiesysteem. Ik weet het niet. In feite waren wij bezig met beslissingen die we eenzijdig namen in samenspraak met onze assistenten. Dat was alles, terwijl het nu een systeem geworden is waarbij het advies gevraagd wordt van – ik zal niet zeggen Pier, Paul of Jacques – maar toch bijna. Je hebt de vierde man, twee officials, de mensen achter het scherm en wat nog allemaal?’

In 1990 keurde Marcel Van Langenhove in een Europese halve finale een handsbalgoal goed voor Benfica: ‘Ik had het niet gezien.’
In 1990 keurde Marcel Van Langenhove in een Europese halve finale een handsbalgoal goed voor Benfica: ‘Ik had het niet gezien.’

Grote persoonlijkheid

Als ik advocaat van de duivel mag spelen: dat alles ondermijnt alleen maar het gezag van de scheidsrechter.

VAN LANGENHOVE: (resoluut) ‘Exact! Dat je constant voelt dat er drie mensen over je schouder zitten mee te kijken. Je bent potverdomme je eigen persoonlijkheid kwijt op die manier. Ik zeg het eerlijk: ik zou het er héél moeilijk mee gehad hebben.’

PONNET: (knikt instemmend) ‘Ik ook.’

GOETHALS: ‘Als arbiter dirigeer je nu in feite een raad van beheer waarbij je als eindverantwoordelijke wel nog de uiteindelijke beslissing neemt. Het is fout om geen beslissing te nemen en dat aan iemand anders over te laten. De scheids beslist, dat gevoel moet overeind blijven. Ook voor het imago.’

VAN LANGENHOVE: ‘Je ziet ze toch duidelijk dat ‘scherm-teken’ maken als ze het veld weer opkomen. Dat is toch zoveel als zeggen: ‘Het is niet mijn beslissing, het komt van hierboven (sic).’’

PONNET: ‘Weet je waardoor alles in een stroomversnelling gekomen is? Door de bewuste kopstoot die Zinédine Zidane uitdeelde aan Marco Materazzi in de finale van het WK 2006 in Duitsland. Niemand had dat gezien. Behalve één persoon die toevallig op een klein scherm zat te kijken aan de rand van het veld. Vanaf dan is alles snel geëvolueerd. Hoe vaak gebeurde vroeger niet iets achter onze rug? Dan zat er niks anders op dan verhaal te halen bij de grensrechter. Had hij ook niks gezien, was het case closed en konden we verder spelen. Natuurlijk was dat in ons nadeel, want de 20.000 toeschouwers hadden het natuurlijk wel allemaal gezien.’

VAN LANGENHOVE: (fijntjes) ‘Als het in hun voordeel was hadden ze het gezien, ja.’

GOETHALS: ‘Kijk, de hoop is altijd dat de uiteindelijke beslissing correct is. Daar moet je te allen tijde naar streven. Zo’n systeem kan maar positief zijn als iemand anders het juist beoordeeld heeft en daar ook juist over communiceerde.’

VAN LANGENHOVE: ‘Helemaal akkoord, Guy, maar weet je wat ook confuus is? Dat de VAR bij sommige fases niet mág tussenbeide komen. Sorry, maar dat krijg je toch niet uitgelegd aan de modale supporter die voor zijn tv zit. Die mens vraagt zich in zo’n geval volkomen terecht af wat die VAR daar dan feitelijk zit te doen.’

In hoeverre kan ik stellen dat jullie nog veel meer op jullie gevoel floten?

GOETHALS: ‘Het systeem zorgt ervoor dat je nu fluit in een soort compartiment: je moet dat, dat en dat volgen. En ook dat nog. Als je van nature al niet zoveel persoonlijkheid hebt, wordt dat op die manier helemaal aangetast. Welke arbiter komt tegenwoordig nog over als een grote persoonlijkheid? Vrijwel niemand en dat komt door het systeem.’

De kritiek op de arbitrage klinkt nu luider dan ooit. Spelers, trainers, bestuursleden, niemand lijkt zich nog in te houden.

GOETHALS: ‘Och, dat is van alle tijden. Ik herinner me de vroegere voorzitter van KAA Gent, Albert De Meester (de zogenaamde ‘betonbaron’ werd voorzitter van de Buffalo’s in 1976, nvdr), die was daar een krak in.’

VAN LANGENHOVE: ‘Ik hoor hem nog zo door de gang van de vestiaires roepen: ‘Geef die arbiters gene fret, hé!’’ (algemene hilariteit)

PONNET: (fijntjes) ‘De opvoeding is toch beter geworden wat dat betreft. In onze tijd hielden bepaalde voorzitters zich niet in, omdat ze ook een sterke positie bekleedden in het uitvoerend comité van de Belgische voetbalbond en daardoor dachten dat ze iets meer mochten dan een ander.’

VAN LANGENHOVE: ‘Arsène De Gryse van KV Kortrijk durfde dat ook. Ik heb die eens buitengesmeten uit mijn kleedkamer toen hij na een of andere wedstrijd verhaal kwam halen. Daar maakte ik korte metten mee: buiten! Van Roger Petit, de toenmalige president van Standard, kreeg ik ooit mijn eten opgediend op een plateau voor mijn kleedkamerdeur. Ik moest niet meer naar boven komen, omdat ik in zijn ogen iets fout gedaan had. Pas op, we hebben altijd meer gelachen dan dat we miserie kenden, hoor. Ik heb me toch vooral geamuseerd. En die kritiek? Goh, we waren vooral content dat we erbij waren op het hoogste niveau. Wat konden we zeggen? We stonden mee aan de top.’

Altijd zal iets overeind blijven dat nooit veranderd kan worden en dat is interpretatie. Voor jou is het een fout, voor mij niet. En we zijn uitgepraat.’ GUY GOETHALS

Waar zijn de Belgen?

Wat vinden jullie van het huidige niveau van de Belgische scheidsrechters? Het is toch opvallend dat het al van het EK 2008 in Oostenrijk en Zwitserland en het WK 2010 in Zuid-Afrika geleden is dat er met Frank De Bleeckere nog eens een Belgische ref op een groot internationaal toernooi floot?

PONNET: ‘Het is gewoon een kwestie van heel slechte lobbying. Waarom zie je arbiters uit pakweg Roemenië en Bulgarije op grote toernooien en geen Belgen, terwijl we vroeger altijd twee à drie scheidsrechters aan de internationale top hadden? Geen slecht woord over de Belgische voetbalbond, maar wie kent die mensen bij de UEFA en de FIFA? Destijds had je in elke belangrijke commissie minstens één landgenoot, maar nu… bijna niks meer. Wie kent bij de UEFA of de FIFA de naam van de voorzitter van onze voetbalbond? Voilà, we zijn er. Hoe wil je dan dat iemand het daar opneemt voor de Belgische arbiters?’

VAN LANGENHOVE: ‘Dat kan toch niet, zoiets. Waarom mocht ik in 1990 naar het WK in Italië? Omdat Alex toen in de scheidsrechterscommissie van de FIFA zat. Zit hij daar niet, ga ik niet naar het WK. Zo simpel is het.’

PONNET: ‘Zonder me uit te spreken over wat hij recent allemaal zei, maar iedereen kent nu wel Noël Le Graët (voorzitter van de Franse voetbalbond, nvdr) bij de UEFA en de FIFA. Als hij in een commissie zetelt en zijn mond opentrekt, heeft hij direct alle aandacht. Waar of niet? (anderen knikken instemmend) Ah, we zijn er.’

VAN LANGENHOVE: ‘Wat me, als buitenstaander, ook geweldig dwarszit is het feit dat een Duitser (Herbert Fandel volgde begin september de Brit David Elleray op als voorzitter van de Professional Refereeing Board (PRB), nvdr) én twee Fransmannen (Bertrand Layec is technisch directeur van de PRB en Frédy Fautrel VAR-manager, nvdr) aan het hoofd staan van onze scheidsrechters. Sorry, maar daar heb ik het echt heel moeilijk mee. Het Belgisch beleid wordt bepaald door Duitsers en Fransen. Hoe wil je dan dat je een representatie hebt binnen de UEFA en de FIFA als je drie buitenlanders aan het hoofd van je arbiters zet? Nu ben ik misschien aan het spreken als een politieker, maar dan ben je gewoon verkeerd bezig. Punt. (windt zich op) Je bent wel met de (nadrukkelijk) Bélgische voetbalbond bezig, hé. ‘

PONNET: ‘Je hebt 100 procent gelijk, Marcel. Probeer je dit eens voor te stellen: een buitenlander aan het hoofd van de Italiaanse, Engelse, Franse of Duitse voetbalbond. Het kot is te klein. Nog in geen honderd jaar! Het geld dat die mannen opstrijken zou eigenlijk moeten dienen om jonge scheidsrechters op te leiden. Daar zit het probleem. Misschien kan je zo stilaan weer iets opbouwen om binnen vijf à tien jaar weer een arbiter op het EK of WK te hebben. Kijk, ik heb helemaal niks tegen buitenlanders, maar de huidige situatie vind ik echt niet normaal.’

VAN LANGENHOVE: ‘Pas op, ik heb ook niks tegen die mannen persoonlijk, hoegenaamd niet, maar hun plaats is niet hier. Dat bedoel ik.’

PONNET: ‘Je zal me toch niet zeggen dat iemand als Guy geen voorzitter van de centrale scheidsrechterscommissie kan worden?’

VAN LANGENHOVE: ‘Guy kan daar natuurlijk niks over zeggen, omdat hij nog actief is als waarnemer voor de scheidsrechters, maar hij is toch minstens even bekwaam als Layec zeker? Die heeft het trouwens ook niet waargemaakt in Cyprus (waar hij eerder scheidsrechtersbaas was, nvdr), hé. Ik heb daar links en rechts iets van gehoord en wij pakken dat hier zomaar binnen.’

PONNET: ‘Kijk naar de huidige UEFA-ranking van de scheidsrechters. Vind je het normaal dat daar drie Spanjaarden, drie Fransen, drie Duitsers, twee Engelsen en twee Italianen tussen staan? Is daar echt geen plaats voor een Belgische arbiter? Dat is mijn vraag.’

Wie beslist dat?

PONNET: ‘Het Referee Department van de UEFA.’

VAN LANGENHOVE: ‘Dat is niet met een puntensysteem, nee. Maar zoals in darts: (roept) one hundred and eighty! Patat, nog een Duitser.’ (algemene hilariteit)

GOETHALS: ‘De grote landen zijn altijd bevoordeeld geweest, dat is geen toeval. Maar er zijn uiteraard andere landen genoeg. Een dertigtal.’

PONNET: ‘Die landen nemen al een derde van die ranking voor hun rekening. Waarmee ik niet zeg dat ze beter of slechter zijn dan onze arbiters, maar de Belgen moeten godverdikke toch ook een kans krijgen? Anders kunnen we nog lang wachten op een opvolger voor Frank De Bleeckere…’

Lees nog enkele extra passages uit dit interview op www.sportmagazine.be.

Alexis Ponnet

Geboren: 9 maart 1939

scheidsrechter

van 1961 tot 1989

FIFA-scheids van 1975 tot 1989

WK 1982 en 1986

EK 1984 en 1988

Marcel Van Langenhove

Geboren: 16 april 1944

scheidsrechter

van 1961 tot 1991

FIFA-scheids van 1976 tot 1991

WK 1990

8-voudig Scheidsrechter van het Jaar (1984-1991)

Guy Goethals

Geboren: 26 december 1952

scheidsrechter

van 1970 tot 1997

FIFA-scheids van 1988 tot 1996

EK 1992 en 1996

3-voudig Scheidsrechter van het Jaar (1994-1996)

‘Pak die gsm’s af in de kleedkamer’

De 78-jarige Marcel Van Langenhove staat op Anderlecht nog steeds in voor de opvang van de scheidsrechters. En daar stelt hij een specifiek probleem vast. ‘Sorry dat ik zo’n woord gebruik, maar ik krijg het schijt van het feit dat de vier arbiters van zodra ze aan de rust in de kleedkamer komen naar hun smartphone grijpen om te kijken of er al dan niet betwistbare fases waren in de eerste helft. Jongens, doe zoals op school en pak die gsm’s af! Geef ze voor de wedstrijd voor minstens drie uur af aan de waarnemer of afgevaardigde.

‘Gesteld dat je een of andere fout maakte, kan het niet anders of je pakt dat mee in de tweede helft. En na de match exact hetzelfde scenario. In plaats van te gaan douchen zitten ze eerst nog ik weet niet hoe lang op dat scherm te kijken. Twee of drie uur later sta ik daar soms nog te schilderen. Ik heb tegenwoordig gewoon geen contact meer met de scheidsrechters. Als het zo verdergaat zouden ze beter gewoon een chauffeur sturen om die mannen op te halen en weer weg te brengen. Waarom hebben ze nog iemand nodig die hen opvangt?’

Sprak je hen daar al over aan?

VAN LANGENHOVE: ‘Nee, dat is niet mijn taak. Ik moet de scheidsrechters daar gewoon ontvangen. Punt. Ik ben geen waarnemer meer, laat staan lid van wat voor comité dan ook. Arbiters op een degelijke en beleefde manier ontvangen, dat is wat ik doe. Over de match zelf rep ik met geen woord. Nóóit!’

Op het EK 1996 leidde Guy Goethals de poulewedstrijd tussen Italië en Duitsland (0-0) in goede banen.
Op het EK 1996 leidde Guy Goethals de poulewedstrijd tussen Italië en Duitsland (0-0) in goede banen.
Alexis Ponnet: ‘Kijk naar de lagere afdelingen: die hebben geen VAR. Ga er daar als grensrechter tegenwoordig maar aan staan, hé. De discussie begint al voor het eerste fluitsignaal.’
Alexis Ponnet: ‘Kijk naar de lagere afdelingen: die hebben geen VAR. Ga er daar als grensrechter tegenwoordig maar aan staan, hé. De discussie begint al voor het eerste fluitsignaal.’
Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content