De voorbije weken leek het alsof Club Brugge om de twee dagen een inkomende transfer aankondigde, voornamelijk buitenlandse voetballers. Toch wil Club ook graag zes ‘interne transfers’ in de kijker zetten: jeugdspelers die doorstromen naar de A-kern. ‘Voetbal is een vak, net als schrijnwerken of brood bakken.’

De examens zijn nog maar net achter de rug, maar voor zes beloftevolle voetballers uit de jeugd van Club Brugge zal er deze zomer van vakantie niet veel sprake zijn. Na enkelingen als Thibaut Van Acker (twee jaar terug) en Colin Coosemans (vorig jaar) laat Club Brugge dit seizoen nog eens een grotere groep beloften doorstromen naar de A-kern. In dat zestal zitten één doelman, Sven Dhoest (17, derde in rij na Coosemans en Vladan Kujovic), en twee linkerflankverdedigers, Jannes Vansteenkiste (18) en Jimmy De Jonghe (19). De eerste is ook een optie centraal achterin, de tweede kan ook als linksmidden uit de voeten. De andere drie frisse gezichten zijn de centrale middenvelder Fries Deschilder (18) en ook nog Nick Van Belle (18) en Zinho Gano (17), het succesvolle spitsenduo bij de beloften vorig seizoen. Terwijl hun leeftijdsgenoten zich de komende weken te goed doen aan festivals en terrasjes genieten die zes intussen met volle teugen als volwaardige A-kernspeler van de voorbereiding.

Linietrainingen

Samen met Sven Vermant is Henk Mariman als sports manager mee verantwoordelijk voor de sportieve keuzes bij Club Brugge. Van mei 2007 tot eind 2010 werkte Mariman als hoofd jeugdopleidingen bij Club, maar toch lijkt het transferbeleid van deze zomer vooral gericht op ervaren en buitenlandse spelers. Nochtans zullen die talrijke nieuwkomers volgens Mariman de jeugd zeker niet blokkeren, integendeel: “De ervaring die we binnengehaald hebben, vormt juist een perfecte match met de zes jongeren die nu een stapje hogerop zetten. Het grote voordeel is dat we vanaf dit seizoen ook per linie trainen. Die linietrainingen gaan veel verder dan een opgelegde les van de liniecoach. Het is namelijk ook de bedoeling dat er tussen de spelers een soort van uitwisseling plaatsvindt. Door individueel te trainen met mannen als Niki Zimling en Victor Vázquez kunnen een Van Acker of een Deschilder alleen maar extra progressie maken.”

Ook de jongeren zelf zien de koopwoede van Club niet als een bedreiging. “Het niveau op de training zal serieus omhoog gaan door de nieuwkomers, want dat zijn toch niet de minsten”, voorspelt Jimmy De Jonghe. “Na één seizoen samen te trainen met die mannen, zul je het verschil wel zien, denk ik.”

Thibaut Van Acker, goed voor vier basisplaatsen vorig seizoen, beaamt dat: “Ik denk dat het wel nodig was om wat extra ervaring en mentaliteit in de ploeg te brengen, mannen die bij wijze van spreken het gras zouden opeten om toch te kunnen winnen. Als jonge spelers kunnen we veel bijleren van de nieuwkomers, maar ik hoop toch stiekem ook zelf op wat speelkansen. Er is veel concurrentie op het middenveld, maar ik voel me klaar om volgend seizoen nog een stap vooruit te zetten. Als ik tussen de 20 en de 25 matchen speel, is mijn seizoen geslaagd.”

In de voorbije tien jaar is het slechts zelden gelukt dat een jeugdspeler van Club uitgroeide tot een onbetwiste basispion in de eerste ploeg ( zie kader). Mogen we dit seizoen dan eigenlijk wel al iets verwachten van de zes groentjes in de kern? Mariman: “Ze zullen uiteraard wel wat weerstand ondervinden in het begin: fysiek, tactisch, op het gebied van handelingssnelheid… Maar door ons nieuw systeem, het Personal Performance Centre, kunnen we iedereen perfect individueel opvolgen. Voor de progressie van jonge spelers is dat een absolute zegen.”

“Of het nu om een ‘externe’ of om een ‘interne’ transfer gaat”, vervolgt Mariman, “van iedere speler verwachten we dat hij het maximum uit zijn seizoen probeert te halen. We zullen de komende maanden wel merken welke jongeren komen bovendrijven en eventueel een kans verdienen. Intrinsiek zijn ze allemaal de A-kern van Club Brugge waard, anders zouden we hen er niet bijgenomen hebben.”

Thibaut van Acker, die de zes nieuwkomers kent van bij de beloften én samen op school zit met enkele van hen, heeft er alvast vertrouwen in: “Dat er nu zes jongens doorstromen, is geen toeval. Het is een generatie die iets in zijn mars heeft, met grote en sterke jongens.”

School versus club

Net als Thibaut Van Acker volgden Nick Van Belle en Sven Dhoest dit schooljaar de richting Topsport in het KTA van Brugge. Colin Coosemans is een oud-leerling van de school. Ook in het lerarenkorps is Club vertegenwoordigd: zowel Joost Desender, assistent-trainer bij Club, als Pascal De Maesschalk, verantwoordelijk voor de bovenbouw in de Club Academy, geven er les in de optie voetbal.

“De samenwerking tussen Club Brugge en de scholen waar onze spelers zitten, verloopt over het algemeen prima”, zegt Mariman. “We hebben een deal dat de lesuren voetbal van onze beloften uit de derde graad Topsport niet door de school, maar door Club Brugge worden ingevuld. Voor de ideale ontwikkeling van een speler zou hij eigenlijk al vanaf zijn dertiende moeten kunnen meetrainen met zijn club tijdens de schooluren. In het buitenland kan het wel, maar hier in België niet. Doodzonde, want voetballertjes krijgen dus op school training van coaches die niet in relatie staan met de wedstrijden die ze spelen. Alles wat ze opsteken, wordt dus zelden of nooit afgetoetst in de wedstrijd.”

Het probleem ligt voor een deel bij een verouderde visie op onderwijs, vindt Mariman: “Sport zit niet voldoende in onze cultuur verweven, het wordt niet gezien als een volwaardig onderdeel van het onderwijs. Wie kiest voor de optie Topsport maakt eigenlijk de keuze om zich volledig te focussen op sport. Voetbal is een vak, net als schrijnwerken of brood bakken. In België houden we echter nog te veel vast aan het schoolse onderwijsmodel.”

“Waarom zou een jeugdspeler per se tot 16 uur op school moeten blijven”, gaat Mariman verder, “als hij voor zijn sportieve én persoonlijke ontwikkeling veel beter op de club zou trainen? Het belang van sommige traditionele schoolvakken wordt volgens mij overschat. Welk reëel rendement hebben al die uren op de schoolbanken? Je moet de vergelijking durven maken met wat sport allemaal kan bijdragen aan de ontwikkeling van een jonge gast: ik denk aan normen en waarden, werken in teamverband…”

Voor de jongeren zelf, leerling in het middelbaar of student in het hoger onderwijs, is het in elk geval niet altijd evident om voetbal en school te combineren. “Club biedt ons voldoende studieondersteuning,” zegt Sven Dhoest, “maar de keuze om voluit voor het voetbal te gaan betekent sowieso dat je vaak thuiskomt van een training en ’s avonds nog van alles moet overschrijven van een klasgenoot.” “Het draait allemaal om zelfdiscipline”, vult Fries Deschilder aan.

Club laat niets aan het toeval over: “Voor jongens die van buiten West-Vlaanderen komen, wordt een gepast onderkomen gezocht tijdens de week”, aldus Henk Mariman. “Dat kan een gastgezin zijn, een internaat of een appartementje voor wie al rijper is. De club regelt alles.”

“Het leven op het internaat is niet altijd een pretje”, geeft Nick Van Belle, afkomstig uit Bonheiden, toe. “Ik had vaak heimwee naar huis, maar het hoort er nu eenmaal bij. Wie wil doorbreken bij Club moet er iets voor overhebben.”

DOOR BREGT VERMEULEN

“Voor de ideale ontwikkeling van een speler zou hij eigenlijk al vanaf zijn dertiende moeten kunnen meetrainen met zijn club tijdens de schooluren.” Henk Mariman

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier