Gertjan De Mets en Brecht Capon zijn twee van de weinige nog resterende Nederlandstalige spelers bij KV Kortrijk. Hoe beleven zij de toenemende verfransing in het Guldensporenstadion?

Vorig seizoen verscheen hier al een verhaal over Courtrai Français en intussen zijn er met Romain Reynaud, Kévin Dupuis, Blanstel Koussalouka, Jimmy Kamghain en Rémi Pillot nog vijf Fransen bijgekomen en is er met Steeven Joseph-Monrose één vertrokken. Met ook nog Baptiste Martin, Ismaïla N’Diaye en Alassane També (Fransen die er al waren), Landry Mulemo en Mustapha Oussalah (Franstalige Belgen van Afrikaanse origine) en Ernest Nfor (Franstalige Kameroener) is de voertaal in de A-kern meer dan ooit Frans geworden. In die mate zelfs dat hoofdcoach Hein Vanhaezebrouck al aankondigde dat op vraag van de ‘Engelstaligen’ in de spelersgroep uitgekeken wordt naar iemand die hun Frans kan verbeteren. Het is opmerkelijk, ook omdat het stadion van KVK is genoemd naar de Guldensporenslag, een veldslag in Kortrijk op 11 juli 1302 tussen Vlamingen en Fransen die later van belang is geweest voor de Vlaamse bewustwording. Maar tijdens het gesprek met Brecht Capon en Gertjan De Mets daarover in Viva Sara Kaffee op de Grote Markt van Kortrijk is toch vooral de glimlach nooit ver weg.

Capon: “Nu Mo Messoudi en Kristof Van Hout weg zijn en Thomas Matton geblesseerd is, zijn we maar met vier Nederlandssprekenden meer: wij, Brecht Dejaegere en David Wijns.”

De Mets: “Het is speciaal, omdat er toch een verschil in mentaliteit is. Maar op het veld zie je dat niet.”

Capon: “En uiteindelijk is dat het allerbelangrijkste.”

De Mets: “Maar wat je niet zult zien, is dat we hier met een hoop binnenvallen om een koffie te drinken. Ik denk dat het belangrijk is dat de resultaten meezitten.”

Capon: “De teambuildingstage van drie dagen in de Ardennen is wel belangrijk geweest om elkaar te leren kennen en om met elkaar te leren samenwerken.”

De Mets: “Zeker dit jaar! Het goeie was ook wel dat iedereen er vanaf het begin bij was, omdat de transfers snel rond waren en de ploeg eigenlijk al gevormd was.”

Het stoort jullie niet?

De Mets: “Wij zijn de moeilijkste niet …”

Jij bent toch ook niet de gemakkelijkste, schijnt het.

De Mets: “Neen, dat is waar, maar ik kan het nog goed wegsteken.” (lacht)

Franse tafel

Capon: “Er zijn groepjes, maar het is niet zo dat wij niet tegen elkaar praten. Kliekjes, in de negatieve zin, zijn er niet.”

De Mets: “Dat is een trend, hé, in België: minstens de helft van de spelers zijn buitenlanders geworden.”

Zijn er grenzen? Met het oog op de volgende transferperiodes gaf de trainer al aan dat er genoeg Fransen zijn en dat er nood is aan meer jongens uit de streek.

De Mets: “Mochten er nog bijkomen, dan zullen we ons mannetje niet meer kunnen staan, vrees ik. Het is toch belangrijk dat we niet het gevoel krijgen dat we in het buitenland zitten.” (lacht)

Capon: “Je moet er in een groep toch altijd voor zorgen dat iedereen zich goed voelt.”

De Mets: “Weet je wat er ook wel grappig is? Wanneer we voor de match gaan eten, zijn er altijd twee tafels. Vroeger moest je je haasten om nog plaats te hebben aan de tafel van de Vlamingen en om niet aan die van de buitenlanders te moeten gaan zitten. Nu is er aan onze tafel zelfs nog plaats voor de vier Balkanboys en voor Darren (Keet, nvdr) en moeten de Fransen zich haasten om een plaats te hebben aan de Franse tafel om niet bij ons te moeten komen zitten.”

Waarom willen ploegmaats per se bij hun eigen taalgroep zitten?

De Mets: “Je voelt je er iets meer op je gemak, zeker? Neem nu Baptist. Dat is een kerel zoals wij, behalve dat hij Frans spreekt. Ik kan met hem wel vijf minuten babbelen, maar geen halfuur. Vroeger bij de jeugd maakte ik het in de nationale ploeg nog mee dat Walen en Vlamingen geschrankt moesten zitten, maar dat is geforceerd.”

Capon: “Ik vind: je moet in een groep kunnen optrekken met wie je wilt.”

Franse cultuur

Is er een cultuurverschil?

De Mets: “Ja.”

Capon: “Dat merk je aan veel. ’s Morgens zijn wij altijd de eersten. De eerste vier vanochtend aan het ontbijt waren de vier Vlamingen. Dan is er een gat van zes à zeven minuten en dan komt de grote groep.”

Jullie zijn te vroeg?

De Mets: “Wij zijn zo opgevoed en zo opgeleid.”

Capon: “Beter te vroeg dan te laat of dan je te moeten opjagen. Bij die mannen is het à l’aise. Zijn ze een minuut te laat, wel, dan zijn ze een minuut te laat, hé.”

Dat mag?

Capon: “De trainer staat daar niet met de klok. Maar mocht het echt uit de hand lopen, dan zou hij wel optreden.”

De Mets: “Hij ziet af en toe wel eens iets door de vingers. Er zijn trainers die daar strenger op zijn.”

Zorgt het voor irritatie?

Capon: “Neen, daar maak ik mij niet druk om.”

De Mets: “We lachen er weleens mee. Wij komen van het verst, zij wonen bijna allemaal in de stad, maar toch zijn wij altijd het eerst op de club. Zij zullen ook wel eens zeggen: staan die twee daar nu weer…?”

Capon: “Of: zitten die alweer aan tafel?”

De Mets: “Vandaag was het eten om halfeen en toen wij vertrokken om hier om één uur te zijn, stroomden er nog binnen.”

Is de trainer bewust flexibel?

De Mets: “Ik denk: mocht hij er kort op zitten, dan zou dat voor problemen zorgen. En dan zouden wij er misschien niet meer om lachen. Nu zijn er met niemand problemen.”

Capon: “Er zitten geen slechte karakters bij en er is niemand die zichzelf beter acht dan een ander.”

Franse les

Gaan jullie Franse les volgen?

De Mets: “Wij hebben dat niet nodig, wij kennen onze talen.”

Capon: “In zo’n groep is het logisch dat Frans de voertaal is.”

De Mets: “Liever zo dan dat de helft het niet verstaat en de taken niet uitgevoerd worden en het punten begint te kosten. Het is het makkelijkst om te werken. Stel je voor dat je het in drie talen doet, dan zijn we anderhalf uur aan de theorie bezig!”

Capon: “Wij worden verondersteld ons aan te passen en dat doen we ook. Want stel dat er maar vier Fransen in de groep waren geweest, dan had het ook in het Frans gezegd moeten worden, want Nederlands kennen die niet. Al doen de echte Fransen af en toe wel wat moeite om wat Nederlandse woorden te leren. De Fransen van Afrikaanse origine doen iets minder moeite.”

De Mets: “Daar zeggen we weleens iets over tegen elkaar, maar we zullen daar nooit problemen van maken. We willen het beste voor de groep, dat is typisch Vlaams, zeker?”

De aanvoerder is de Serviër Pavlovic, maar de echte leider is de nieuwe Fransman Reynaud geworden, horen we.

De Mets: “Omdat wij te braaf zijn zeker?”

Schuilt er ook niet een leider in jou?

De Mets: “Misschien, maar in zo’n groep is dat veel moeilijker. Je hebt wat steun nodig.”

Capon: “Dat is niet makkelijk.”

De Mets: “Terwijl een Fransman hier meteen gesteund is door tien man.”

In welke mate volgen zij het Belgische voetbal?

De Mets: “Wel, wanneer de trainer tijdens de theorie beelden toont van het voorbije weekend en er zit bijvoorbeeld een heel mooie goal bij vanuit een andere wedstrijd, dan merk je soms dat ze die voor het eerst zien. Terwijl wij die op tv misschien al tien keer zagen. In het begin schrok ik daarvan, ik dacht: allee, heb jij dat nu nog niet gezien?!”

Capon: “Zij kijken naar het Franse voetbal. Je hoort ze veel bezig over wedstrijden uit de Franse competitie, ook omdat ze erop spelen, denk ik.”

Beschouwen ze de Jupiler Pro League als de competitie van les petits belges?

De Mets: “Zo zijn ze hier wel een beetje aangekomen, maar ze moesten zich snel herpakken. Ik weet nog dat Romain in de voorbereiding voor onze wedstrijd voor de Bo Braemcup tegen Sedan zei: ‘Die zijn top in de Franse tweede klasse, we zullen zwaar verliezen.’ We speelden toen niet goed, maar we wonnen wel.”

Capon: “Maar het is niet zo dat er gelachen wordt met de Belgen. Onze nationale ploeg is nu ook weer aan het groeien, dus…”

De Mets: “… is er weinig reden tot lachen. Bovendien praten ze toch vooral over vrouwen, geld en auto’s.”

Capon: “Ze komen in de kleedkamer aan, nemen hun iPad, zetten hun koptelefoon op en kijken naar muziekjes.”

De Mets: “Dat zijn de Fransen van Afrikaanse afkomst. De anderen biljarten in het spelershome. Of ze kaarten.”

Capon: “Pokeren.”

De Mets: “De enen in de kleedkamer en de anderen in het spelershome, en wij twee liggen in het kotje van de kine naar Radio Nostalgie te luisteren.” (lacht)

Capon: “Dat is wel goed dat we eens tegen de kinesist kunnen praten, want met slechts vier spelers die Nederlands spreken…”

De Mets: “Dat zou te weinig zijn, denk ik. Voor activiteiten komen ze ook meer dan ooit bij ons terecht, merken we. Onlangs was er een actie van Studio Brussel en een interview op een Vlaamse radio, daar kun je moeilijk een Fransman op af sturen.”

Capon: “En als kinderen van elf jaar voor een schoolproject vragen komen stellen, gaat dat ook niet met een Franssprekende.”

De Mets: “Ik denk dat het belangrijk is dat onze staf helemaal Belgisch is. Steek daar nog een paar Spanjaarden tussen en dan verlies je volgens mij alle voeling.”

Capon: “De kinesist, de teammanager, de vier trainers, de ploegafgevaardigde…”

De Mets: “Zo is er toch een beetje evenwicht.” (lacht)

DOOR CHRISTIAN VANDENABEELE – BEELDEN: IMAGEGLOBE

“Een Fransman wordt hier meteen gesteund door tien man.” Gertjan De Mets

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content