Hoe hij zich voelde na de overtuigende uitwinst op Charleroi ? Daar moest Brusselstrainer Robert Waseige niet over nadenken : “Als iemand die na lang door de woestijn te stappen plots een waterput vindt.” Die waterput kan, benadrukte hij, voldoende zijn voor het behoud. Dat is opmerkelijk : “Want veertien dagen geleden na de nederlaag op Oostende was deze ploeg dood.” Dood was het Brussels dat zich aanbood op Charleroi in geen geval. Tegen een thuisploeg die zelf nog uitzicht had op deelname aan Uefacupvoetbal en alle records uit de clubgeschiedenis dreigt te breken, gedroegen de bezoekers zich op geen enkel moment als een door licentieperikelen en degradatiegevaar geslagen team. Vaak krijgen in deze slotfase van de competitie bedreigde teams te maken met tegenstanders die niets meer te winnen of te verliezen hebben en met een tamme wedstrijdbeleving weinig weerwerk bieden. Niet zo Charleroi : vanaf de aftrap speelde de thuisploeg potig, met veel inzet, maar op geen enkel moment kreeg hij greep op de vinnige bezoekers.

Van de eerste minuut trok Brussels met goed combinatievoetbal op het middenveld het initiatief naar zich toe. Het voetbalde vaker op de helft van de thuisploeg dan op de eigen helft. Toen de bezoekers in de slotfase de winning goal lukten, verbaasde dat niemand. Verbazend was dat zoiets al niet veel eerder gebeurde. Liefst zes open doelkansen lieten de Brusselaars onbenut, terwijl Charleroi naast de omgezette strafschop amper aan twee kansen kwam. Trainer Jacky Mathijssen had na afloop geen moeite om toe te geven dat de bezoekers over de hele lijn de betere waren.

Op Charleroi speelde Brussels zonder meer zijn beste wedstrijd van het seizoen. Een speciale tactiek had Waseige niet uitgetekend, een aanleiding voor het plotse vuur zagen ook de spelers zelf na afloop niet. Het liep gewoon lekker vanaf de eerste minuut. Als Brussels zich sportief redt, is dat niet door de tactische ingrepen van de coach, maar de verdienste van de spelers die samenklitten in moeilijke omstandigheden en mekaar positief sturen, op en naast het veld.

Waseige geeft dat ook zelf aan. Gevraagd naar hoe het komt dat Brussels pas vorige week een knop omdraaide, gaf hij spontaan aan dat hij niet plots een konijn uit zijn hoed had getoverd : “Het is als met een vrucht. Die is ook niet meteen rijp, maar plots wel. Een ploeg is geen machine waar je een geldstuk instopt en waar meteen iets uitkomt.” En weg was hij, nog even halt houdend bij een gehandicapte supporter van Charleroi die hem aanklampte.

Intussen beende voorzitter Johan Vermeersch strijdbaar naar de uitgang. Donderdag zat hij nog aan tafel met burgemeester Philippe Moureaux om een oplossing te zoeken voor alle praktische problemen die de afgelopen maanden weer tussen club en gemeente rezen. Die lijken nu opgelost, maar met meer angst kijken alle betrokkenen naar welke rook er uit de schouw van de licentiecommissie komt. Helemaal gerust zijn ze er niet in. De spelers zijn betaald tot en met maart, schulden heeft Brussels niet, maar of het dossier echt zo waterdicht is als Vermeersch beweert, weet alleen hij. Dat is ook het drama van FC Brussels, dat een echte eenmansclub is, zonder enige structuur. Dat Vermeersch aangaf 24 uur op 24 te werken, lokt op de website cynische reacties los. Een fan : “24 uur op 24 werken is ongezond, automatisch word je oververmoeid, je kan er prikkelbaar van worden en uitspraken doen die niet gepast zijn. Als dokter zou ik je verplichten zaken te delegeren. Het gezegde ‘wat je zelf doet, is altijd beter’, gaat in uw geval niet op.” Zo hoort hij het ook eens van zijn eigen mensen. (GF)

door dr. Joost Hutsebaut, psycholoog

Als Brussels zich sportief redt, is dat de verdienste van de spelers die samenklitten in moeilijke omstandigheden.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content