Na de verloren bekerfinale stapte Bryan Ruiz González (AA Gent) het vliegtuig op naar Costa Rica, zijn geboorteland. Twee dagen volgden we hem daar op de voet. Derde en laatste aflevering van de serie waarin we buitenlandse smaakmakers uit de Jupiler League in hun thuisland opzochten.

Een warme, zoele geur waait me tegemoet terwijl ik uit de paspoortcontrole kom. Het is 22 u. lokale tijd en de nacht heeft San José, de hoofdstad van Costa Rica, in volslagen duisternis gehuld. Het is hier winter, maar dat zou je niet zeggen: de thermometer haalt nog makkelijk 20 graden. “We kennen hier maar twee seizoenen, caballero. De zomer duurt van december tot april, de winter van mei tot november. De afgelopen twee dagen hebben we geluk gehad: het heeft niet geregend. Gewoonlijk valt er ’s winters in de namiddag regen, maar opstaan doen we altijd, zomer én winter, met de zon.” Mijn taxichauffeur legt me con mucho gusto (met veel plezier) het een en ander uit. Of hij ook weet wat de uitslag van de interland Grenada – Costa Rica was? “Ik heb op de radio gehoord dat het 2-2 werd. Bryan Ruiz? Stond niet in de basis, denk ik.”

Dat klopt niet, lees ik de volgende morgen in La Nación, de belangrijkste krant van Costa Rica. Ruiz stond aan de aftrap, werd gewisseld in de 70ste minuut en kreeg slechts een vier op tien voor zijn prestatie, de laagste score van alle gequoteerde spelers (de rest kreeg een vijf of een zes). De algemene teneur is er een van teleurstelling: verwacht werd dat Los Ticos (de bijnaam van de Costa Ricanen in het algemeen en de spelers van de nationale voetbalploeg in het bijzonder) dit varkentje – een eilandje met ocharme 110.000 inwoners – wel even zouden wassen. In twee matchen moeten beide landen uitmaken wie er naar de volgende kwalificatieronde voor het WK 2010 mag. Kop-van-jut na het povere gelijkspel is de 39-jarige coach en ex-international Hernán Medford, die het team al anderhalf jaar onder zijn hoede heeft, maar volgens de pers nog geen meter vooruitgang geboekt heeft.

Afgelopen zaterdag zette Costa Rica thuis wel enigszins orde op zaken: het werd 3-0 (met een goal van Ruiz en ook eentje van Azofeifa) en Los Ticos mogen dus naar de volgende kwalificatieronde.

Rijst met chips

“Ik weet ook niet wat er in de heenwedstrijd misgelopen is. Er lag te veel ruimte tussen verdediging en middenveld. We hebben gewoon niet goed gespeeld en Grenada toch wat onderschat, denk ik.” Bryan Ruiz geeft zijn versie van de feiten, terwijl hij zijn wagen behendig door de straten van San José slalomt. In de namiddag is hij me samen met zijn vrouw Jocelyn Vega en zijn grootvader Rubén González Morales, alias ‘Papi’, komen oppikken aan hotel Kekoldi in het centrum van de hoofdstad. Het gaat richting de buitenwijk La Alajuela – in de volksmond verkleind tot Alajuelita – waar Bryans ouderlijke huis staat. “We rijden hier niet zo snel als in België, maar je ziet wel dat we de rode lichten respecteren”, grapt de jonge, linksvoetige Costa Ricaan van AA Gent, wijzend op de auto’s voor ons die ongegeneerd door het rood tuffen. Zondag 15 juni is día del padre (vaderdag) in Costa Rica. We worden dan ook bij Bryans moeder verwacht voor een feestelijk middagmaal. Voor de eerste keer is het ook feest voor de 22-jarige Bryan, die acht maanden geleden vader werd van Mathyas. “Mijn zoontje is mijn leven. Hij heeft alles veranderd. Ik kan hem echt niet meer missen. Hij helpt me ook om de dingen te relativeren.” Bryan Ruiz zegt het monotoon, schijnbaar emotieloos, en soms lijkt het alsof hij de woorden uit zijn mond moet houwen, maar als hij spreekt, voel je dat elk woord bloedgemeend is én doordacht, alsof het al ergens in zijn gehemelte klaar zat.

Er valt een stilte. Dan neemt de 71-jarige Papi, die in de zetel naast de bestuurder zit, het woord: “Daar zie je de Monte de la Cruz, een berg met op de top een kruis, dat lang geleden door de Spanjaarden werd geplaatst. Door de nevel zie je dat kruis nu niet, maar vroeger wandelde ik met Bryan wel eens naar daarboven. Als hij echt niet meer verder kon, nam ik hem op mijn rug.” In zijn oude ogen glinstert de nostalgie.

Ondertussen zijn we bij het ouderlijke huis gekomen, maar Bryan laat zijn ruime gezinswagen eerst nog 100 meter verder de straat in bollen om me het speelpleintje te tonen waar hij vroeger menig uur doorbracht. “Hier kwam ik met mijn vrienden en broers vaak voetballen. Mijn vrienden gaven me de bijnaam la comadreja (de wezel, nvdr). Thuis noemden ze me Yi of Yito (afkorting van Bryan, nvdr).”

‘Thuis’, dat is een felblauw geschilderde, bungalowachtige blok op de hoek van de straat. Het huis is een labyrint van kleine ruimtes, met in elke ruimte een of meerdere mensen, allemaal familie. Overal hoor je het gekwetter en het gefluit van exotische vogels, maar vreemd genoeg zie je ze niet. Van de ongeveer vijftien personen die ik kan tellen, zijn de belangrijkste: moeder Rosa González, de drie broers Yendrick, Rolbin en Anthony, neef Alexander, en natuurlijk de kleine Mathyas, die net een nieuwe luier krijgt.

Ik word uitgenodigd aan tafel, waar een bord met rijst, vlees, wortels en … chips voor me klaarstaat. Als dorstlesser is er een heerlijk glas jugo de cas (sap van de cas, een ronde, gele vrucht met zacht wit vruchtvlees). “In Costa Rica hebben we veel soorten fruit en groenten die jullie in België niet kennen”, legt Jocelyn uit. “Soms vind ik wel eens iets van bij ons in een Afrikaanse winkel aan de Dampoort in Gent (Bryan, Jocelyn en Mathyas wonen in Lochristi, nvdr), maar het probleem met Afrikaanse winkels is dat ze daar ook gedroogde vis verkopen en die visgeur doordrenkt alles.”

Wat ze dan van de Belgische keuken vindt? “Die ligt me niet erg. Op vlees bijvoorbeeld, doen jullie alleen peper en zout. In Costa Rica kruiden we het vlees met allerlei kruiden, wat het veel meer smaak geeft. Voor Bryan maak ik vaak salsa lizano (een saus die onder andere ui, wortel, bloemkool en komkommer bevat, nvdr), zijn lievelingssaus. Met Mathyas heb ik meer problemen: hier is hij een goede eter, maar eens in België krijgt hij met moeite nog een hap door zijn keel.”

Na het eten brengt grootmoeder Moremia, de vrouw van Papi, me een dampende kop echte Costa Ricaanse koffie. Koffie is, samen met bananen en ananassen, het belangrijkste natuurlijke exportproduct van Costa Rica. Het zwarte vocht smaakt. “Ah, jij drinkt graag koffie?”, lacht Papi. “Vroeger, toen ik nog taxichauffeur was, dronk ik ook bakken koffie, maar op een dag ben ik gestopt met alles: koffie, sigaretten, alcohol. Niks meer. Basta.”

Papi’s monoloog

Mama Rosa, aan tafel heel stil en na het eten plots verdwenen, komt terug de eetkamer binnen met een grote map vol krantenartikels over Bryan. Trots ploft ze het gevaarte met een dikte van zeker vijftien centimeter voor me op tafel. “Dat moet u maar eens lezen.” Elk woord dat over Bryan geschreven is, is naarstig bijgehouden. Nippend aan mijn koffie, begin ik wat te grasduinen in de map. Papi komt naast me zitten. “Kijk daar, dat artikel ‘Jongetje van twaalf scoort 100ste doelpunt’, daar heb ik voor gezorgd. Toen Bryan zeven jaar was maakte hij zijn eerste officiële doelpunt. Dat was op 26 november 1992. Ja, ik hou dat allemaal bij, hoor. En toen hij twaalf was, zat hij aan 100 doelpunten. Toen heb ik naar La Nación gebeld en hebben ze een journalist gestuurd.” Terwijl de rest van de familie geruisloos de kamer verlaat, begint Papi aan een monoloog over zijn kleinzoon, de achtergrondmuziek wordt verzorgd door kwetterende vogels.

“Op zijn negende is hij voor de eerste keer kampioen geworden. Hij was meteen topschutter van de ploeg. Ik herinner me ook een keer dat Bryan en zijn broer Yendrick, samen in hetzelfde team, kampioen speelden, terwijl ik hier thuis in bed herstelde van een prostaatoperatie. Toen kwamen ze in een open vrachtwagen naar hier gereden, heel de ploeg, feestend. Onvergetelijk was dat.

“Ik beschouw Bryan een beetje als mijn eigen zoon, ja. Toen hij één jaar was, is zijn vader Ricardo Ruiz plots met de noorderzon vertrokken. Hij zou in de Verenigde Staten wonen, maar we hebben al jaren niets meer van hem gehoord. Ik veronderstel dat hij dus ook niet weet dat zijn zoon nu in België voetbalt en dat hij daar zoveel succes heeft.”

Naast ons rinkelt een telefoon. Papi gebaart naar grootmoeder Moremia, die net de kamer binnenslentert, om de hoorn op te nemen.

“Qua uiterlijk heeft Bryan veel van zijn vader. Ricardo had ook dat lange, zwarte haar. Hij was een heel goede basketter, maar voetballen, neen, dat kon hij niet (grinnikt). Na het vertrek van Ricardo heb ik me met Bryans opvoeding beziggehouden. Hij is altijd een heel timide jongen geweest. Soms vreesde ik zelfs dat die verlegenheid hem zou hinderen. Toen hij klein was, kostte het hem moeite om te praten, om zich uit te drukken. Een heel gesloten jongetje, maar door het vertrouwen dat hij kreeg van de mensen uit zijn omgeving, heeft hij dat langzaamaan overwonnen.

“Vechten heeft hij nooit gedaan, ruzie maken kent hij niet. Twee, drie keer in heel zijn leven is hij kwaad, maar dan écht kwaad geworden op mij. Het kwam er altijd op neer dat ik vond dat hij te weinig discipline had. Dan liep hij weg, om af te koelen.

“Elke dag gingen we voetballen. Altijd dezelfde oefeningen. Ik heb steeds de nadruk gelegd op discipline. Discipline in alles! Niet alleen op het veld, maar ook ernaast. Bryan luisterde heel goed en leerde alles zoals het moest. Hij is niet alleen een groot voetballer geworden, maar ook een groot mens. Ik ben enorm trots op hem … (stilte, hij krijgt tranen in zijn ogen, schraapt zijn keel en herpakt zich).

“De dokter zegt dat ik het kalm aan moet doen. Hartproblemen. Toch heb ik nog één droom in mijn leven: ooit naar Spanje vliegen. Ik hoop dat ik daar nog toe in staat ben. En Bryan heeft me beloofd om mijn droom in vervulling te laten gaan!”

De jonge papa, die in de kamer ernaast samen met een van zijn neven PlayStation aan het spelen is, komt even piepen. ” Pura vida?” Het is een typisch Costa Ricaanse uitdrukking om te vragen of alles goed gaat, maar letterlijk vertaald betekent het: puur leven. ” Pura vida“, bevestig ik. Of ik nog iets wil doen. Ja, eens door de buurt rijden misschien? ” Okay!

Liefde

Papi, Jocelyn en neef Alexander gaan mee op de achterbank van Bryans auto. Ook Mathyas mag in extremis mee, op de schoot van zijn moeder. Op dat moment kraait hij nog van plezier.

De eerste stop is het schooltje waar Bryan zijn eerste en tweede leerjaar van de lagere school doorbracht. Het gaat om een paar lichtblauwe barakken, die in redelijk goede staat zijn. Het graspleintje ernaast gebruikten de leerlingen om te voetballen.

Bryan: “Ik heb altijd graag op school gezeten. Voetbal is niet voor eeuwig en dan is een diploma belangrijk. Ik studeerde af aan de middelbare school, maar ik hoop daar later, na mijn voetbalcarrière, een universitaire graad in de informatica aan toe te voegen. Als dat niet lukt, ga ik lichamelijke opvoeding studeren en wil ik trainer worden. Niet zomaar een trainer, eerder een soort van ‘beleerde’ trainer. Maar goed, het is nu natuurlijk nog veel te vroeg om daar verder over na te denken.”

We stappen terug de auto in en vervolgen onze weg. Plots tikt Papi op mijn schouder. “Zie je dat witte huis daar? Daar woonde vroeger een jongetje van dezelfde leeftijd als Bryan. Ook een linksvoetige. Fantastisch wat die allemaal met een bal kon! Maar … hij had geen discipline en nu horen we niks meer van hem.”

Even later draaien we het terrein op van de jeugdploegen van Alajuela, waar Bryan vanaf zijn zevende voetbalde. Papi stapt mee uit. Het veld is meer een vierkant dan een rechthoek en ligt erbij alsof er net een kudde bronstige buffels overheen gehost is. “Er is geen geld om dit allemaal te onderhouden”, ergert Papi zich, “en de mensen van de club hebben er ook helemaal geen verstand van.” Bryan luistert glimlachend, maar respectvol mee. Voor de zoveelste keer poseert hij gewillig en geduldig voor een paar foto’s. Ondertussen stapt Papi al terug in de auto. Terwijl we na de fotosessie terugwandelen, zegt Bryan me met neergeslagen blik: “Je ziet wel dat Papi met zijn gezondheid sukkelt. Ik ben een beetje bang voor het moment dat ik straks terug naar België ga. Tijdens de winterstop krijgen we van de club maar één week verlof en dat is bijna de moeite niet om naar Costa Rica te komen. Maar misschien doe ik het wel: ik weet immers niet hoelang ik Papi nog bij me heb en ik zou graag nog zoveel mogelijk tijd met hem doorbrengen.”

Ondertussen loopt het biologische alarm van de kleine Mathyas af: hij heeft honger. We besluiten nog snel de kerk te bezoeken waar Jocelyn en Bryan op 23 december 2006 getrouwd zijn. Het schip van de imposante kerk is verrassend ruim. Bryan: “God is heel belangrijk in mijn leven. Hij is het begin van alles, zonder Hem zouden we niks zijn. Ik ben heel katholiek opgevoed.” We wandelen langzaam naar het altaar. “Met Jocelyn wist ik meteen vanaf het begin dat het liefde was. Ik hou ontzettend veel van haar. Liefde is een ongelooflijk mooi gevoel dat je volgens mij niet met woorden kunt uitdrukken. Ik denk dat iedereen, op een bepaald moment in zijn leven, dat gevoel ervaart.”

De liefde van Mathyas gaat voorlopig echter nog door de maag, en dat maakt hij onverbiddelijk kenbaar. We rijden terug naar het ouderlijke huis. Papi stapt uit met de baby, mama Rosa staat al met open armen aan de deur te wachten. “De melk 20 seconden opwarmen!”, roept Jocelyn hen nog na.

De plaats van Papi in de wagen wordt ingenomen door Rolbin, een van de broers van Bryan. Hij is net afgestudeerd en werkt als technicus in een communicatiebedrijf. Voetballen doet hij graag, maar het talent van zijn twee oudere broers heeft hij niet. Terwijl we terug naar mijn hotel rijden, wil neef Alexander me nog iets zeggen: “Vorig jaar ben ik bij Bryan op bezoek geweest in België. Jullie hebben enorm veel cultuur, maar de mensen zijn … anders.” Jocelyn treedt hem bij: “Belgen zijn kouder in de omgang en veel egocentrischer, meer op zichzelf gericht dan Costa Ricanen. Ik heb al heel veel superlieve mensen ontmoet in België, hoor, daar niet van. Maar het is dat weer, hé. Begin mei, toen het tien dagen zo warm was, leek het alsof België een ander land geworden was. Iedereen zat buiten, iedereen lachte. Dat was fantastisch. Maar anders: als het tot 23 u. ’s avonds licht is, wat doet een Belg daarmee? Dat vind ik soms spijtig.” Terwijl auto’s ons langs links en rechts voorbij zoeven, voegt Bryan er rustig aan toe: “De Belgen behandelen ons goed. In het begin had ik wat moeilijkheden, maar nu voel ik me er op mijn gemak. De mensen nemen ook hun tijd voor ons, maar de taal blijft toch een probleem. Ondertussen spreek ik wel al een paar woordjes Nederlands. Welke? (lacht) Euh … alstublieft, dank u wel, hallo, smakelijk, een klein beetje, …”

Bryan brengt de wagen tot stilstand voor hotel Kekoldi. We nemen afscheid. Net op dat moment belt mama Rosa: of ze nog wat boodschappen kunnen doen. ” Okay“, hoor ik Bryan nog zeggen, terwijl ik de wagen uitstap. Het is 18 u. lokale tijd en de avond valt over San José. S

door steve van herpe

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content