Tia Hellebaut is een meerkampster in hart en nieren, zegt ze zelf. Maar met haar knappe zesde plaats op het jongste WK in Helsinki bewees de atlete vooral haar potentieel als hoogspringster.

Meerkamp of hoogspringen ?

Tia Hellebaut : “Ik ben op mijn elfde met atletiek begonnen, toen bleek al dat ik de meeste aanleg had voor hoogspringen. Op mijn vijftiende deed ik voor het eerst een meerkamp mee en werd ik prompt Belgisch kampioen bij de cadetten. Ik vond het leuk om doen, dus ben ik daarin gebleven. Maar hoogspringen is altijd mijn beste discipline geweest. Van mijn 15 tot mijn 21 jaar ben ik opgeleid door Marc Borra ( Belgisch kampioen hoogspringen die destijds 2,22 m haalde, nvdr). Hij wilde me specifiek in de richting van hoogspringen duwen, terwijl ik de combinatie met meerkamp wou blijven doen. Daarop is onze samenwerking een beetje misgelopen.

“Eigenlijk doe ik nog altijd liever meerkamp dan hoogspringen. Ik ben meerkampster in hart en nieren. Na het succesvolle WK in Helsinki ( Hellebaut ging over 1,93 m en verzekerde zich zo van een zesde plaats, nvdr) besef ik nu wel voor het eerst dat ik in het hoogspringen dichter bij de internationale top kan komen dan in de zevenkamp. Voor een zesde plaats in de zevenkamp moet ik 6250 punten halen, terwijl mijn record 6019 is. Voor 6250 heb ik niet genoeg talent. Als ik echt internationaal succesvol wil zijn, moet ik voor het hoogspringen kiezen. Zolang ik echter het gevoel heb dat ik in de meerkamp nog vooruitgang kan boeken, blijf ik de twee combineren.”

Het WK in Helsinki

“Ik had misschien wat meer respons verwacht na mijn prestatie op het WK, maar ik denk dat de mensen Tia Hellebaut nog moeten leren kennen. Met de populariteit van Kim Gevaert heb ik helemaal geen probleem. Al is het uiteraard leuk om zelf wat aandacht te krijgen. Het is goed voor onze sport dat we een Kim Gevaert hebben, veel atleten worden in die positieve spiraal meegezogen.

“De prestatie op het WK gaf een dubbel goed gevoel, omdat het een moeilijk seizoen was. In maart werd ik nog geopereerd aan het gewricht onder de knie. Ik had last van kalkvorming, telkens ik moest afstoten, deed die knie verschrikkelijk pijn. Mijn revalidatie verliep erg vlot.

“Op een groot evenement mag je normaal gezien wel wat meer verwachten van mij. Mentaal sta ik redelijk sterk. Dat komt door mijn ervaring op de meerkamp, daar heb je maximaal drie à vier gelegenheden per jaar om je te tonen, dus ben je gewend om te pieken. Volgend jaar wil ik het WK indoor in Moskou halen in de vijfkamp. En daarna is het EK in Göteborg mijn doel, in het hoogspringen dan. De combinatie meerkamp-hoogspringen lukt dan niet, want het valt op dezelfde dag. Voor hoogspringen zullen ze 1,95 m vragen om te mogen starten, dus dat wordt sowieso al moeilijk genoeg. Peking 2008 is misschien mijn laatste doel, daarna maak ik een balans op en beslis ik of ik nog doorga.”

Het Belgisch record

“Ik wil absoluut het Belgische record van Ingrid Didden verbreken in de zevenkamp. Omdat ik het gevoel heb dat ik dat zeker kan. In principe was dat record al in 2004 gesneuveld. Toen wou ik mij op die manier kwalificeren voor de zevenkamp op de Spelen in Athene, maar het verspringen deed me de das om. De kans bestaat dat ik na het behalen van dat Belgische record stop met die meerkampen. Tenzij ik me dan meer focus op de vijfkamp indoor, waar ik misschien hetzelfde niveau kan bereiken als in het hoogspringen omdat daar de 200 meter en het speerwerpen wegvallen. Bovendien ben ik iemand die moeilijk recupereert na een eerste wedstrijddag en aangezien de vijfkamp op één dag wordt afgewerkt, ligt dat me beter.

“Het wereldrecord hoogspringen staat op 2,09 m, daar durf ik niet eens aan te denken. Je moet 2,09 m eens boven je hoofd leggen, dat is echt ongelooflijk. Maar als je op een groot kampioenschap bij je eerste poging 1,96 m springt, dan val je normaal gezien wel in de prijzen.”

Twaalfde in Athene

“Vlak na de finale was ik diep ontgoocheld. Ik herinner me dat ik naar de vlam keek en besefte : binnen vier jaar moet ik hier terugstaan ! Ik heb in die finale slecht gesprongen, amper 1,85 m, mijn slechtste prestatie van het seizoen. De lat lag voor de eerste sprong al meteen op 1,85 m, dat maakte ik nooit eerder mee en daardoor werd ik te zenuwachtig. Het was de eerste keer dat ik op dat niveau een finale haalde, ik had er totaal geen ervaring mee. Ik was zo euforisch dat ik zo ver stond en vergat eigenlijk dat er nog een finale gesprongen moest worden.

“Tijdens een sprong mag je niet denken, dat is het grote geheim. Je moet het op automatische piloot doen en gewoon volle bak gaan. Vlak voor de sprong herhaal ik enkel even de tips van mijn trainer. Zo wordt in het hoogspringen vaak de fout gemaakt om een slechte bocht te nemen voor de afsprong. Terwijl net de aanloop bepaalt of je een goede of slechte sprong doet. Ik ben iemand die op adrenaline springt. In een wedstrijd zonder stress kan je het bij mij vergeten. Op training haal ik maximaal 1,85 m, terwijl mijn wedstrijdrecord op 1,95 m ligt. Het publiek speelt daarin een belangrijke rol. Het geeft een enorme kick om het publiek massaal te zien klappen.”

Lobbyen bij Wilfried Meert

“Dankzij Wilfried Meert mocht ik vorig jaar aan een paar Golden-Leaguemeetings deelnemen. Wilfried is een belangrijke figuur voor atleten, hij bepaalt min of meer of je in een Golden-Leaguemeeting mag starten of niet. Jammer dat er op de Memorial dit jaar geen hoogspringen voor vrouwen geprogrammeerd stond. Dat had na mijn knappe WK de kers op de taart kunnen zijn, zeker voor eigen publiek. Ik had er nochtans voor gelobbyd bij hem, om het eventueel in het voorprogramma te zetten, maar het kon niet.”

Trainen, trainen, trainen…

“Ik train heel veel, in de winter tien tot twaalf keer per week. In vergelijking met andere hoogspringsters is dat veel, die trainen gemiddeld acht keer per week. Ik heb veel training nodig, omdat ik qua morfologie tussen een meerkampster en een hoogspringster zit. Als ik bij de meerkampsters sta, zeggen ze dat ik een hoogspringster ben, en omgekeerd. Maar ik doe al jaren meerkamp en ik spring steeds hoger, dus waarom dan veranderen ? Het is wel zo dat ik de laatste tijd minder specifieke trainingen voor de meerkamp doe. Voor het hoogspringen train je meer op explosieve kracht. Mijn techniek is wel in orde, technisch behoor ik tot de beteren.

“De kritiek dat ik door de meerkamp meer blessures oploop als hoogspringster klopt niet. Ten eerste ben ik zelden geblesseerd, ten tweede was die blessure die ik in maart had een specifieke blessure voor hoogspringsters. Bij hoogspringen kan je heel eenzijdig beslissen : nu train ik enkel op mijn afstootbeen. Meerkamp is veel vollediger, je traint al je spieren. Daardoor is de combinatie ook zo moeilijk. Maar ik voel dat ik de meerkamp nodig heb om een goede basis te leggen voor het hoogspringen. Ik ben geen supertalent, dus moet ik heel hard werken om niveau te halen. Ik kan ook maar één of twee keer per jaar pieken. Die piek kan ik niet langer dan een maand rekken, daarna moet ik weer bijtrainen.”

De financiële kant

“Voor mijn zesde plaats op het WK ontving ik een premie van zesduizend dollar. Bruto of netto, dat is afhankelijk van het land. Je gebruikt het om de stages van komende winter te bekostigen. Aan dat geld denk je trouwens meestal pas achteraf. Atletiek doe je in de eerste plaats omdat je het leuk vindt. Vorig jaar in Rome had ik totaal geen goesting en probeerde ik mezelf te motiveren door aan de premies te denken. Maar hoger sprong ik er niet door, hoor !

“Momenteel ben ik nog atleet onder de vleugel van Atletiek Vlaanderen, een soort beloftegroep. Bloso steunt veeleer de gevestigde namen. Ik wil wel naar Bloso overstappen, maar zij moeten ook begrijpen dat het niet is om daar minder te verdienen. Daar moeten we nog eens over praten. We zien wel. Inzake beleving maakt het weinig uit. Ik spreek geregeld met de Bloso-atleten – onder andere Kim Gevaert, Cédric Van Branteghem, Joeri Jansen – af om samen op stage te gaan. Vorig jaar nog naar Lanzarote en Zuid-Afrika. Die stages organiseren we zelf. Volgende maand zitten we met zijn allen samen om te zien waar we deze winter naartoe kunnen trekken. Ik leer ook veel uit de samenwerking met de meisjes van de aflossingsploeg. De reden van ons bescheiden Belgische succes is dat er geen rotte appels in de groep zitten.”

door Matthias Stockmans

‘Op training haal ik maximaal 1,85 m, terwijl mijn wedstrijdrecord op 1,95 m ligt.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content