Jef Van Baelen
Jef Van Baelen Journalist voor Knack

Lomme Driessens, de legendarische ploegleider, is vorige week overleden. Hij werd 94.

Donderdag wordt in Boortmeerbeek de succesvolste ploegleider aller tijden begraven. Vier keer de Ronde van Vlaanderen, zeven keer Parijs-Roubaix, acht keer Luik-Bastenaken-Luik, zeven keer het wereldkampioenschap, zes keer de Ronde van Frankrijk : niemand kan een palmares voorleggen dat de vergelijking met Guillaume ‘Lomme’ Driessens doorstaat. Toegegeven, Driessens werkte in zijn veertigjarige carrière met de allergrootsten uit de wielergeschiedenis. De lijst is schier eindeloos : Stan Ockers, Charly Gaul, Briek Schotte, Rik Van Looy, Raymond Impanis, Eddy Merckx, Patrick Sercu, Roger De Vlaeminck, Eric Leman, Michel Pollentier, Freddy Maertens, Herman Van Springel, Sean Kelly, … “Grote talenten, maar degene die het ze geleerd heeft, heeft toch ook zijn verdienste ?” vond Driessens, die het zelf in de jaren dertig ook als renner geprobeerd had, zonder evenwel veel potten te breken. Er zijn verzachtende omstandigheden : daags na zijn derde plaats in de GP van Vilvoorde begon zijn legerdienst. Hij zwaaide af met twintig kilo’s extra ; sportkenner Driessens zag al gauw in dat hij zijn wielercarrière, bijna letterlijk, op zijn buik kon schrijven.

Driessens werd dan maar sportmasseur, ook een manier om dicht bij de koers te blijven. Hij deed dat niet zonder succes, al gauw mocht de Vilvoordenaar de wereldberoemde kuiten van Fausto ‘il Campionissimo’ Coppi onder handen nemen. De twee werden vrienden en Driessens promoveerde tot ploegleider. Van Coppi leerde Driessens het devies “één ploeg, één kampioen en al de rest is daaraan ondergeschikt”. Dan is het enkel nog zaak de grootste kampioenen aan zich te binden en daar had Driessens een vlijmscherpe kennersblik voor. Na Coppi trok hij naar Rik Van Looy, rond wie hij de legendarische Rode Garde bouwde. Team Faema kon een koers domineren en dood leggen, zoals nadien nog zelden werd vertoond. Rik Van Looy was een 22-jarige broekvent toen Driessens hem onder handen nam. Onder diens begeleiding groeide het Kempense talent uit tot de ‘Keizer van Herentals’, een internationale superster die de onverhoopte opvolger werd van de al even legendarische Rik Van Steenbergen. De vete tussen Rik I en Rik II was een van de mooiste en spannendste duels die de Vlaamse wielergeschiedenis rijk is. Lomme Driessens stond er middenin en pookte de vijandschap graag nog wat aan.

Na Van Looy ontfermde hij zich over de jonge Eddy Merckx, met wie hij diens eerste Ronde van Frankrijk won, in 1969. Het land stond op zijn kop na die krachttoer, niet vergeten dat het toen ook alweer dertig jaar geleden was dat een Belg op de Champs-Elysées in het geel had kunnen pronken (Sylvère Maes in 1939, nvdr). Driessens werd met Merckx op het koninklijk paleis ontvangen en genoot alsof hij zelf het geel tot in Parijs had gedragen.

“België verliest een grote naam uit de wielersport”, zei Merckx naar aanleiding van de dood van Driessens. Nochtans konden de twee het bij leven niet zo goed met elkaar vinden. “Omdat zijn vrouw Clau- dine zich altijd kwam moeien”, beweerde Driessens daarover. Een van de zaken waarmee Driessens ook altijd geassocieerd zal worden, is zijn afkeer voor vrouwen in de koers. “Vrouwen horen thuis aan de kookpot, ze zijn een gevaar voor de sport”, vertelde hij eens, zonder zich van nuance veel aan te trekken. Over wát de vrouwen in die kookpot stopten, wilde Driessens trouwens ook het laatste woord hebben, nog een reden waarom hij vaak met rennersvrouwen botste. De legendarische ploegleider heeft de naam de eerste te zijn die sportvoeding naar waarde schatte. Al contrasteert dat enigszins met het verhaal dat hij Freddy Maertens regelmatig een drinkbus met champagne toestopte in volle finale.

Op het commerciële vlak verkende Lomme Driessens wel onontgonnen terrein. “Ik was de eerste die een sponsor in de wielrennerij bracht. Nu hebben de coureurs een hele krant op hun gat staan.”

Met Merckx was hij minder hecht, met Freddy Maertens, zijn grootste poulain, was dat anders. Maertens was een renner met onwaarschijnlijke mogelijkheden, maar had nood aan een vaderfiguur om hem in de hand te houden. Driessens speelde die rol perfect en loodste Maertens naar twee wereldtitels. Hun mooiste moment : in 1981 leidde Driessens Maertens vanuit het niets – “vanuit het graf”, zei hij zelf – naar vijf Touroverwinningen en de zege in het wereldkampioenschap. Naderhand mochten ze op audiëntie bij de paus, Maertens schonk de kerkvader een wereldkampioenentruitje. “Freddy had de allergrootste moeten worden”, verklaarde Lomme Driessens steevast. Misschien was het dat wel wat hem zo aansprak in Maertens, een fabelachtige coureur die te weinig uit zijn mogelijkheden haalde en ook wel wat koersdoorzicht miste. Maertens, die een blindelings vertrouwen in zijn ploegleider had, liet zich in de wedstrijd zeer goed sturen door Driessens. Een overwinning met Maertens moet Driessens extra veel deugd gedaan hebben, omdat hij ditmaal honderd procent zeker wist dat zijn aandeel in de zege groot was. Een Merckx, die won sowieso, liefst nog door de tactische richtlijnen van zijn ploegleider straal te negeren. En toch hebben al die groten hun zeges aan hem te danken, zou Lomme Driessens tot in den treure herhalen. Driessens was niet het type man dat zich wat dat betreft liet tegenspreken.

In de nadagen van zijn carrière nam Driessens de veelbelovende Johan Capiot onder zijn hoede. Driessens zag in hem de nieuwe vaandeldrager van het Belgische wielrennen, maar die status heeft de Limburger nooit helemaal kunnen waarmaken – al zouden veel renners hun linkervoet opofferen voor het palmares dat Capiot bijeenfietste. Capiot werd later ploegleider, net zoals veel vroegere pupillen van de flamboyante Brabander. Marc Ser- geant, Hennie Kuiper, de broers Planc- kaert en zelfs Peter Post stalen met hun ogen het tactische vernuft van Lomme Driessens. Ze zullen zeker ook veel onthouden hebben van de psychologische kwaliteiten van Driessens, die een motivator pur sang was. En van zijn combines, de manier waarop hij renners tegen elkaar wist op te zetten en aan het einde van de dag een van zijn jongens de zege liet pakken. Soms moest daar wel geld tegenover staan – om de verliezer te motiveren te verliezen – wist Driessens. In 1988 zou de wielerbond hem schorsen omdat hij dat ook openlijk zei, toen hij commentaar zat te geven tijdens de Brabantse Pijl. Driessens zei nu eenmaal altijd wat hij dacht.

Lomme Driesens was een causeur, een flamboyante kerel die graag in de aandacht stond en een scherpe tong had – een droom voor journalisten kortom. Dirk De Wolf verwoordde het misschien nog het best wanneer hij hem de Raymond Goethals van het wielrennen noemde. De vergelijking met den Tuuveneir gaat voor een groot deel op : beiden zeer volkse figuren, bij momenten stuitend eigenwijs, maar met een aangeboren leepheid die tot in het oneindige reikte. Én met de gave om klinkende resultaten neer te zetten. Vorig jaar kreeg Driessens een borstbeeld aan de inkom van de gemeentelijke sporthal in Boortmeerbeek, waar de voormalige ploegleider de laatste tientallen jaren van zijn leven woonde. “Dik verdiend”, vond hij zelf. Wij treden hem daar graag in bij.

JEF VAN BAELEN

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content