Het beeld van de onverbiddelijke coach zal Yurek Strumilo voor altijd met zich meedragen. Zelf vindt hij dat cliché overtrokken en bovendien : ‘We zitten toch niet op de kleuterschool, of wat ?’

Als jonge Poolse student was hij vooral een sterk schaakspeler, maar naam maakte Yurek Strumilo in het volleybal. Op 54-jarige leeftijd is de kleurrijke coach na succesvolle omzwervingen door Europa terug in Torhout, zijn Torhout.

Dat Torhout maakt zich na de derby tegen Roeselare alweer op voor een topper, want zondag ontvangt VT Remi Claeys Torhout landskampioen Maaseik. Een wedstrijd, zo weet Strumilo, waarin zijn ploeg niets te verliezen heeft. “Een setje pakken zou al een stunt betekenen. Als Maaseik zijn beste niveau haalt, is zelfs dat nagenoeg onmogelijk op dit moment. Maaseik behoort tot de beste twaalf ploegen van Europa, Torhout vocht vorig jaar tegen de degradatie. Oké, we zijn sterker dan toen, maar Maaseik is evenmin verzwakt.”

Een kampioenstitel als coach in Duitsland, vier in de Belgische ereklasse – plus twee in eerste nationale – , twee in Zwitserland en één in Oostenrijk en Turkije. Het maakt een totaal van elf landstitels. Daarnaast won je ook vier nationale bekers. Je palmares oogt indrukwekkend.

Yurek Strumilo : “Ik kan niet zeggen dat mijn carrière als volleybalcoach niet succesvol is geweest, maar bepaalde successen moet je toch kunnen relativeren. De titels met Lennik ( in 1987) en Torhout ( in 1990) gaven mij het meeste voldoening, want die clubs golden dat jaar niet als favoriet. Hetzelfde verhaal twee seizoenen geleden, toen we met Eregli kampioen werden. Maar Näfels en Wenen stonden wél bovenaan het lijstje met kandidaat-winnaars. Anderzijds bracht dat ook extra druk met zich mee, want het bestuur eiste van mij niets minder dan het kampioenschap. Hard werken was dan ook de boodschap en aan die wet moesten alle spelers zich houden. Ook van de luieriken moest ik werkers maken.”

Zo maak je niet alleen vrienden.

“Nee, dat klopt. Maar in het buitenland ondervond ik daar telkens minder last van dan in België. De onvrede, tussen aanhalingstekens, bleef binnenskamers. Hier in België richten de spelers zich nog al eens snel tot hun collega’s van andere clubs : ‘Ken je Strumilo. Ja, een hard type, hé.’ Weer die reputatie.”

Je staat inderdaad bekend als een trainer met een harde aanpak.

“Is dat zo ? ( Grijnst.) Weet je, die zogezegd harde aanpak hanteer ik alleen maar totdat de ploeg zelf de leiding neemt en hard wordt voor zichzelf. Ik krijg wel eens het verwijt dat ik enkel commentaar lever als de spelers een fout maken, en dat ik als ze iets goed doen niet met complimentjes voor de dag kom. Maar we zitten toch niet op de kleuterschool, of wat ? Overigens maak ik me alleen maar boos als we een zwáre fout begaan. Bijvoorbeeld : staat de receptiespeler goed opgesteld, maar lanceert de tegenstander een enorm zware opslag, dan kan ik daarmee leven. Maar krijg je een half cadeautje en breng je de bal niet perfect bij de spelverdeler, dan zijn dat fouten die je niet mág maken.”

En dan maak je je kwaad ?

“Ik kan dan toch niet blij zijn ? Maar als ik me van binnen echt zo kwaad zou maken als ik naar buiten uit toon, dan was ik al lang dood ( grijnst). Ik verwacht gewoon een reactie. Slimme spelers die mij kennen, weten dat. Timothy Buys, bijvoorbeeld, met wie ik nog samenwerkte in Lennik, of Oleksandr Soloyid, die me nog in Turkije als trainer had. Sommige spelers hebben het er misschien niet gemakkelijk mee. Ze trainden wellicht wat minder en na de trainingen deden ze hun zin. Bij mij moet er gewerkt worden en ik wil ook dat ze zich verzorgen en rusten wanneer dat nodig is.”

Vrees je niet dat een harde aanpak bij bepaalde spelers voor faalangst kan zorgen ?

“Maar nee. In Turkije zei een aantal bestuursleden me ook : ‘We hebben mentale, psychologische steun nodig van de coach.’ Ik antwoordde hen dat mijn psychologische aanpak zou renderen. Achteraf hebben ze me gelijk moeten geven. Trouwens, iemand die niet kan incasseren, kan niet mee op topniveau. Het zou niet democratisch zijn, maar ik zeg jou : in topsport bestaat geen democratie. En nog iets : het imago, het beeld dat van mij gecreëerd werd, is karikaturaal en sterk overdreven. Ik ben helemaal niet zo extreem, ik verlang gewoon dat de spelers hard werken op training. Niet ik moet zweten, zij moeten zweten. De opwarming laat ik door een van mijn spelers geven, door Timothy. Ik ga ook niet alle oefeningen meedoen. Vroeger deed ik dat wel, gold ik als voorbeeld op het fysieke vlak. Op 54-jarige leeftijd zie ik dat niet langer als de taak van de coach. Mijn belangrijkste opdracht als coach is de spelers beter te doen volleyballen, elk individu beter te maken om zo de ploeg naar een hoger niveau te tillen.”

Wordt jouw manier van werken anno 2003 nog altijd even gemakkelijk aanvaard ?

“De tijdsgeest speelt op zich niet zo’n grote rol. Ik merkte tijdens mijn carrière vooral dat het respect voor de trainer het grootst is bij spelers die over veel volleybalkwaliteiten beschikken.”

Je provoceert ook wel eens de coach van de tegenstander. Waarom ?

“Dat hoort er nu eenmaal bij. Ik kan je dat het best uitleggen met een voorbeeld. Vorig jaar speelden we in de Turkse competitie tegen het team van de oud-bondscoach, een man die nogal nerveus is tijdens de wedstrijden en ook over een behoorlijk opvliegend karakter beschikt. Toen hij een bepaalde beslissing van de scheidsrechter aanvocht, riep ik hem toe : ‘ shut up‘, waarna hij zich bijzonder boos maakte op mij : ‘Ben jij de scheidsrechter of wat.’ Hij ging op een redelijk ostentatieve manier verhaal halen bij de scheidsrechter. Die was absoluut niet gediend met zijn gedrag en gaf hem een gele kaart. In de tweede set drukte ik met opzet op de bel om een time-out aan te vragen, ongeveer net op het moment dat de scheidsrechter het signaal gaf aan de tegenpartij om te serveren. De scheidsrechter gaf aan dat ik te laat was en dat de opslag mocht doorgaan. Enkele punten later deed ik net hetzelfde. Man, had je die coach van de tegenpartij moeten zien, hij ging tekeer als een uitzinnige. Gevolg : rode kaart voor de man en alle cohesie en concentratie weg uit zijn ploeg. We hebben die wedstrijd gewonnen met 3-0.”

Hoe kijk je terug op die twee seizoenen in Turkije ?

“De beloning voor mijn prestaties tijdens mijn eerste seizoen bij Eregli was groot. Ik kreeg een goede naam en werd benoemd tot technisch directeur van de nationale ploeg, een eer die slechts heel zelden een buitenlander te beurt valt. Maar het werk als volleybalcoach op zich was heel moeilijk.”

In welke zin ?

“Vooral wegens de mentaliteit van de spelers. Je bent er als coach helemaal niet populair bij je spelers. Als je ze wat stevig aanpakt, lopen ze naar de voorzitter, die zijn functie meestal combineert met het hoofdsponsorschap. Dan mag je je bij die man gaan verantwoorden. Mij is dat gelukt, ik heb het vertrouwen van de voorzitter gewonnen. De spelers merkten dat snel en probeerden dan ook niet langer te profiteren van hun relatie met het bestuur.”

Ook bij het Zwitserse Näfels, waar je van 1998 tot 2000 coach was, moest je ondanks sportieve successen lang vechten om waardering te krijgen.

“Dat is typisch voor Zwitserland. Er wonen heel veel buitenlanders, maar allemaal werken ze in dienende functies. De filosofie van Näfels was dan ook : wij betalen jou om deze club aan de titel te helpen, maar verder verwachten we niets van jou. Ik kon me daar niet in vinden en wilde waardering krijgen. Zo werd ik een keer uitgenodigd op een private bijeenkomst van intellectuelen : schrijvers, journalisten, medici, zakenmensen etcetera. Maar ik voelde meteen dat ik niet echt welkom was. Maar na verloop van tijd kreeg ik meer en meer erkenning als volleybalcoach en toen ik ruim een jaar in Zwitserland verbleef, boden ze me een lidkaart aan waardoor ik alle private bijeenkomsten kon bijwonen. Dat beschouw ik nog altijd als een van de belangrijkste overwinningen in mijn leven, dat ik aanvaard werd als een van hen.”

In Torhout word je al langer aanvaard. Meer zelfs : ze zien jouw terugkeer als een thuiskomst. Hoe denk jij daar zelf over ?

“Zelf voel ik het ook zo aan en het was misschien wel tijd om naar huis terug te keren. Ik kom hier voor de derde keer en zie dat dan ook als een teken van vertrouwen en een stimulans om mijn ambities over te brengen naar de club.”

Welke ambities koester je met dit Torhout ?

“In de eerste plaats dat Torhout weer veel volk over de vloer krijgt, zoals het eigenlijk hoort. We willen het volleybal opnieuw doctrineren in Torhout. De ondernemers van Torhout hebben loges op het voetbal in Brugge en vipseats op het basketbal in Oostende. Dat mag, maar ook in de eigen gemeente krijgen ze de kans om zich te profileren. Op het sportieve vlak ambiëren we tijdens de eerste fase een plaats in de topzes. Alles behalve een gemakkelijke opdracht, want voor veel ploegen werkt het nieuwe Torhout als een rode lap op een stier. We krijgen de meeste publiciteit zonder dat we al iets bewezen hebben en bovendien doen bepaalde namen terugdenken aan het roemrijke verleden van deze club, zoals Saxon, Desimpel en ikzelf.”

Zie je die eerste doelstelling als de taak van de coach ?

“Ja, de coach is daar mee verantwoordelijk voor. Ook de club op een degelijke manier vertegenwoordigen behoort tot het takenpakket van de trainer. Het is voor een coach bovendien veel gemakkelijker werken als de club een budget van pakweg 1 miljoen euro ter beschikking heeft in plaats van 300.000 euro zoals nu. Dat is uiteraard al veel geld, meer dan er vorig seizoen in Torhout was, maar je moet als trainer mee denken en werken om nog meer middelen te verkrijgen. Wat niet wegneemt dat het sportieve aspect primeert. Als coach word je afgerekend op resultaten.”

En dus is topzes halen de boodschap.

“Inderdaad. Lukt dat, dan ben ik ervan overtuigd dat we in de tweede competitieronde nog beter zullen doen. Ik geloof in de progressiemarge van deze ploeg. Volgend seizoen kunnen we eventueel hoger mikken.”

Voel je je door iedereen binnen het bestuur gesteund in jouw project om van Torhout een topploeg te maken in die korte tijdsspanne ?

“Ik krijg steun, maar niet van iedereen. Zo gaat het toch altijd, sommige mensen gaan uit van de filosofie : beter een kleiner huisje, als het maar je eigen huisje is, versta je ? Maar als onze plannen slagen, dan zal het hele bestuur zich daaraan optrekken.”

Een voorname schakel om dat doel te bereiken, is uiteraard de spelverdeler. Hoe beoordeel je Tom Schrijvers ?

“Ik heb veel met Tom Schrijvers gesproken en aanvankelijk kreeg ik behoorlijk wat tegenstand. Als ik hem iets vroeg, vroeg hij meteen zelf : waarom ? Stilaan kon ik hem toch overtuigen. Nu krijg ik een ja in plaats van een waarom.”

Is het dat vooral wat je van een spelverdeler vraagt : blindelings vertrouwen ?

“Blindelings nooit. Maar de setter fungeert als verlengstuk van de trainer op het terrein. Hij krijgt die tweede bal en moet beslissingen nemen. Versta me ook niet verkeerd : ik wil niet dat hij zomaar volgt. Maar wat is een goede spelverdeler of waarom is Vital Heynen zo sterk ? Een goede spelverdeler is er een die de aanvallers goed bedient en Vital Heynen doet dat optimaal. En dat heeft voor een groot stuk te maken met de uitstekende samenwerking met de trainer. Een trainer ziet in principe wat zijn aanvallers nodig hebben. Tom pikt die zaken nu meer en meer op.”

Ook belangrijk is de man die het in de meeste gevallen moet afmaken, de hoofdaanvaller. Ben je tevreden over Rüdiger Bauer ?

“Tot dusver niet, nee. Maar ik weet dat hij beter kan. Ik vermoed dat hij de laatste jaren wat slordig trainde en niet te professioneel bezig was, want technisch heeft hij zeker mogelijkheden. Hij miste vooral concentratie.”

Je hamert vaak op concentratie ?

“Dat is zo. Maar ook wat dat aspect betreft, ga ik uit van het individu. In die zin verschilt mijn algemene opvatting allicht met het merendeel van de trainers. Ik heb mijn spelers op het hart gedrukt dat zij individueel beter moeten worden om dan pas te komen tot een collectief sterker team.”

Je bleef zelden of nooit langer dan twee seizoenen bij dezelfde club. Slechts twee keer werd je ontslagen, de andere keren stapte je altijd zelf op. Waarom ?

“Met Torhout heb ik een speciale band, maar ik kan niet beweren dat ik honkvast ben. Ik heb het altijd beschouwd als een verrijking voor mijn visie op het leven en op het volleybal om op verschillende plaatsen aan het werk te gaan. Daarnaast speelt ook het financiële mee, dat zal ik niet ontkennen. Mocht ik het echter alleen daarvoor doen, dan was ik in Turkije gebleven. Die mogelijkheid bestond, ik kon er voor vijf jaar bijtekenen. Maar zoals ik daarstraks al zei : misschien was het wel tijd om naar huis terug te keren.”

Slotvraagje, Yurek. In een interview met Sport/Voetbal Magazine ruim twee jaar geleden liet je je ontvallen : ‘Ik ben als trainer zoals ik als mens ben : ik leef niet als een priester.’ Wat bedoelde je daarmee ?

Homo sum, humani nil a me alienum puto. Dat wil zoveel zeggen als : ik ben een mens en niets menselijks is mij vreemd. Maar iemand die er zo’n levensvisie op nahoudt, heeft daarom nog geen zwakke moraal. Moraal hebben wil zeggen dat je niet mag liegen ten opzichte van jezelf. Daarom ben ik ervan overtuigd dat ik wel degelijk moraal heb.”

door Roel Van den broeck

‘Niet ik moet zweten, de spelers moeten zweten.’

‘Als ik me van binnen echt zo kwaad zou maken als ik naar buiten uit toon, dan was ik al lang dood.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content