Zoals elke voetbalcarrière begon ook die van Stijn De Smet op het dichtstbijzijnde graspleintje. Met de ploegmaats van toen haalt hij herinneringen op. De goeie ouwe tijd van jonge twintigers.

Stijn De Smet is de beste speler in de Jupiler League. Dat bewijzen de Topfootstatistieken van dit eigenste blad. Een gedeelde eerste plaats bij de gemiddelden, autoritair aan de kop in het totaalklassement. De roots van De Smet liggen in Snellegem, bij Jabbeke. Wij trokken naar zijn ouderlijke huis en hoopten daar een heldhaftig verhaal op te tekenen. Een verhaal over ontbering, doorzettingsvermogen en een zuinige levensstijl in het teken van het voetbal. Maar niets van dat alles. De jeugdjaren van de voorlopig beste speler van de Jupiler League lijken verdacht veel op die van u en ik. Een passende soundtrack zou ‘Kvraagetaan’ van de Fixkes kunnen zijn. Want met vier vrienden van weleer is het al snel jeugdsentiment troef. Stijn reconstrueert zijn wonderjaren in het gezelschap van oud-klasgenoten, vroegere speelkameraden, voormalige ploegmaats en huidige buren. Iedereen van het gezelschap voldoet trouwens aan minstens twee van die omschrijvingen.

Tobias Bilaey (21), buur en ex-schoolkameraad: “Ik herinner me dat we vroeger heel vaak niets deden. Een filmpje bekijken, Monopoly spelen, een partijtje poker, … Het toppunt van fysieke activiteit was voetballen op het pleintje hier in de buurt.”

Niko Hollevoet (26), oud-speelkameraad en buur: ” Den hoek tegen de rest. Dat was de klassieke verdeling. Dat waren wij dan tegen de gasten die aan de overkant van het pleintje woonden.”

Dieter De Milde (22), ex-ploegmaat, buur en oud-klasgenoot: “Stijn en ik speelden altijd tegen gasten die veel ouder waren dan wij. Dat heeft ons wel sterker gemaakt, denk ik.”

Arne Damman (29), buur en voormalige oppas/speel- kameraad: “Ik ben zeven jaar ouder. Stijn was altijd bij de jongsten. Bij wedstrijdjes waren we fysiek zo veel sterker dat Stijn niet opvallend beter was. Technisch stak hij er wel met kop en schouders bovenuit.”

Tobias: “Ik weet nog dat ik hier eens toekwam en dat Stijn net aan het jongleren was. Hij zat aan 3000 of zoiets.”

Arne: “Weet je wat echt frustrerend was? Stijn zong altijd liedjes als hij aan het voetballen was. Irritant, want dan dribbelde zo’n kleine gast je voorbij en hoorde je een deuntje op de achtergrond.”

Stijn: “Ik twijfelde tussen een carrière als zanger en een als voetballer.”

Tobias: “Prijs jezelf maar gelukkig dat je voetballer geworden bent.”

Stijn: “Het was wel handig dat de anderen zo veel ouder waren. Als ik niet meer naar het pleintje mocht gaan omdat het al laat was, stuurde ik Arne naar mijn ouders. Als hij het vroeg, mocht het wel.”

Mitch de hond

In voetbalwedstrijdjes met zijn leeftijdsgenoten, viel Stijn wel op. Bij KSV Jabbeke haalde hij de West-Vlaamse selectie en daar werd hij opgemerkt door Cercle Brugge en … door Anderlecht. Stijn: “Die interesse was niet heel erg concreet. Er belde gewoon iemand van Anderlecht om te vragen of ik daar wou gaan spelen. Later heb ik er niets meer van gehoord. Cercle was gewoon veel praktischer. Dicht bij school en bij mijn huis.” Ook Dieter speelde destijds voor Jabbeke, maar hij kon de overstap naar Cercle niet maken. “Het was jammer dat Stijn wegging”, zegt Dieter. “Dat scheelde een pak in sfeer en doelpunten. Hij scoorde er elk jaar een stuk of 60, ik een stuk of drie. Ik begreep wel dat hij naar Cercle wou. Mocht ik die kans gekregen hebben, ik had het ook gedaan hoor.”

Niko: “Het eerste jaar bij Cercle was toch een beetje moeilijk.” Stijn bevestigt: “Ik zat een paar keer op de bank. Toen dacht ik: als dat hier nog lang zo doorgaat, dan keer ik terug naar Jabbeke.” Als Stijn De Smet momenteel schittert in de Jupiler League, heeft hij dat dus meer te danken aan zijn aangeboren talent dan aan zijn steile ambitie. Was het niet de ultieme jongensdroom om later met voetballen de kost te verdienen? Dieter denkt van wel: “Als je Stijn vroeg wat hij wou worden, dan zei hij altijd: profvoetballer. Maar dat gold eigenlijk voor ons allemaal.” Niko herinnert zich wel een anekdote die bewijst dat Stijns liefde voor de bal het gemiddelde ver oversteeg: “Ik weet nog dat we op een dag Stijns voetbal hadden afgepakt en hadden verstopt. Die moest hij natuurlijk meteen gaan zoeken.” Stijn pikt in: “Ik ging van huis tot huis. Op een gegeven moment dacht ik dat hij bij Arne thuis in het hondenhok lag. Mitch, de hond, beet een stuk uit mijn hand. Ik mocht bloedend naar huis, zonder bal.”

Niko: “We speelden ook af en toe voetbalgolf. Dan groeven we een put in de tuin van Arne en schopten de bal zo ver mogelijk weg. Soms tot in Varsenare. Bedoeling was dan om in zo weinig mogelijk trappen de bal in de put te krijgen. Stijn kreeg de slechtste bal, zo maakten we toch een kans.”

Tobias: “Je bal lag dan ergens midden in de tengels en de regel was dat je hem niet mocht verleggen.”

Niko: “We hadden hier in de buurt ook een weide die geregeld onder water liep. Als die dichtvroor, was dat onze ijspiste. Ook daar speelden we wel eens voetbal.”

Een wilde boerendochter

Was er met al die uiteenlopende vormen van voetbal nog wel tijd over om de meisjes te plagen?

Arne: “Meisjes zijn pas later gekomen. Op het pleintje was het echt voetballen. Hier in Snellegem valt er ook niet zo veel te rapen.” Tobias gaat niet akkoord: “Ik zat een jaar lager op school en Stijn zat altijd in mijn jaar te grabbelen. Eva’tje, dat was toch jouw vriendinnetje? Zo’n wilde boerendochter …”

Dieter vult aan: “De eerste ervaringen met meisjes zijn er pas gekomen toen we begonnen uit te gaan.” Stijn: “We gingen uit in Brugge maar ook vaak naar KLJ-fuiven hier in de buurt.”

“Al de boerenzonen uit de streek samen, dat moesten wij natuurlijk ook een keer gezien hebben”, zegt Tobias, die het duidelijk niet heeft begrepen op het overwegend rurale karakter van Snellegem. “De parking vol met van die oude BMW’s en die gasten met een carreau hemd en met hun duimen in hun zakken …”

Op school bleek Stijn een expert in rekenen. “Ik rekende uit hoeveel punten ik nodig had om net voldoende te halen en gelukkig was ik goed in wiskunde.” Zijn vrienden rakelen verhalen op over pesterijen, het aanzien van voetballers en die vechtpartij met een zekere Moni. Stijn: “Moni zat bij ons in de klas. Zo’n gast met heel lang haar. We hadden ruzie en waren wat aan het duwen en trekken toen ik plots een gigantische pluk haar in mijn handen hield. Hij ging zijn verhaal doen bij de leraar. Ik gooide het haar vlug op een afdakje boven mij en deed alsof er niks gebeurd was. ‘Maar ik heb helemaal niet aan zijn haar getrokken.’ Net op dat moment blies de wind die pluk van het dak, recht voor de voeten van die leraar. Ik had natuurlijk een reglement aan mijn broek.”

Dieter: “Ha, die reglementen schreven we altijd op voorhand. Als je iets mispeuterde, dan was het altijd ‘zo veel reglementen tegen morgen’. Geen probleem voor ons, thuis hadden we er een hele stapel.”

“In de tweede kleuterklas kwam Stijn naar onze school in Snellegem. Als nieuwkomer werd hij natuurlijk gepest. Dat hoorde zo”, besluit Dieter.

Stijn: “Nu je het zegt, ik herinner me dat ook.”

Dieter: “Vanaf het eerste leerjaar mochten we dan voetballen op school. Weliswaar met een moussebal, maar Stijn maakte toch indruk. Vanaf dan was het gedaan met pesten. In het middelbaar was het zelfs omgekeerd, daar stonden Stijn en ik hoog in aanzien. Zo werkte dat vroeger hé: als je goed kon voetballen, was je de man.”

Smetje scoort

Wie denkt dat het vreemd aandoet om een jeugdvriend te zien veranderen in een bekende voetballer, heeft het verkeerd voor. Daar is iedereen het over eens. “Bij Stijn is dat heel geleidelijk gegaan”, zegt Niko. “Er is nooit een precies moment waarop je denkt ‘nu is hij bekend’. Het vloeit min of meer logisch in elkaar over.” Dieter: “Stijn heeft ook nog niet de status van pakweg Wesley Sonck. De echte bekendheid moet nog komen.”

De verschillende etappes op weg naar de roem hebben ze allemaal nochtans heel intens beleefd. Een aantal ‘eerste keren’ op een rijtje.

Tobias over Stijns eerste selectie voor het A-elftal. “De eerste keer dat hij mee moest met de eerste ploeg heeft hij thuis eerst een halfuur onder de douche gestaan. De avond voordien waren we samen uit geweest.” Stijn: “Op zaterdag had ik gespeeld met de beloften. ’s Avonds ging ik op stap in de verondertelling dat ik de dag daarop vrij zou zijn. Maar blijkbaar was er in allerlaatse instantie iemand uitgevallen en moest ik zondag mee met de eerste ploeg. Gelukkig moest ik niet invallen.”

Dieter over Stijns allereerste televisieoptreden: “Zijn eerste interview, dat was echt lachen. Hij had zo’n lange jas aan en zat daar tot aan z’n neus in verstopt. Hij heeft ook altijd de neiging om allé hauw te zeggen als hij op een bepaald woord niet kan komen. Dat deed hij op tv ook. Al vind ik wel dat hij daarin heel erg is veranderd. Nu is hij voor de camera een andere persoon.”

Tobias over Stijns allereerste doelpunt: “Dat eerste doelpunt vergeet ik nooit. Stijn scoorde op Anderlecht. Ik zat achter mijn computer en volgde de wedstrijd op ‘Livescore’. Ik duwde constant op ‘Refresh’ en plots verscheen er ‘0-1 S. De Smet’. Via MSN had ik contact met Dieter en zo maakten we elkaar helemaal gek: Smetje scoort! Smetje scoort!

Sinds die goal blijft Smetje scoren en is Cercle een topper geworden in de Jupiler League. Vooral dat laatste had niemand onder de aanwezigen echt verwacht. “Zelfs op het eind van de voorbereiding stond er nog niet echt een ploeg op het veld”, vindt Tobias. Stijn gaat akkoord: “Ik had wel gedacht dat we in de linkerkolom zouden eindigen, maar meer ook niet.” Toch vindt Tobias niet dat Stijn zelf zo gigantisch veel beter presteert dan de voorgaande jaren: “Vroeger speelde Stijn ook wel goed, maar Cercle kwam gewoon niet aan bod. Daarom liep hij ook veel minder in de picture. Nu is het al Cercle wat de klok slaat.”

Arne bevestigt: “Ik dacht in het begin van het seizoen om dezelfde reden nog dat hij misschien beter naar een andere ploeg kon uitkijken. Een ploeg die wel in de belangstelling staat.” Niko heeft in zijn professionele loopbaan trouwens baat bij de goeie prestaties van Cercle: “Voor mij is het veel aangenamer werken nu Cercle het zo goed doet. Ik rijd met de bus en draag altijd mijn groen-zwarte sjaal. Vroeger deden de mensen daar lacherig over, maar nu is het natuurlijk gedaan met lachen.”

De hele vriendengroep volgt trouw de thuiswedstrijden van Cercle. Iedereen heeft daarbij zo z’n eigen specifieke bedenkingen.

Dieter: “Soms zie je hem zo’n kapbeweging maken en dan denk ik: ‘Hei, dat deed hij vroeger op het pleintje ook al.'”

Niko: “Als ik Stijn nu zie spelen, heb ik nog altijd dezelfde reflex als destijds op het pleintje. Als iemand hem tackelt, denk ik: ‘Niet te hard tegen Stijntje, hé.’ Raar, maar met dat gevoel zit ik in de tribune.”

Tobias: “Als hij een mannetje dribbelt, vraag ik me af of hij dan ook aan het zingen is, zoals vroeger op het pleintje.”

Op Cercles thuiswedstrijden is er maar één grote afwezige: Arne. Hij zit ook vaak in het Jan Breydelstadion, maar dan om naar aartsrivaal Club te kijken. “Vroeger bestond Cercle gewoon niet”, verklaart Arne. “Ze speelden in de tweede klasse en kregen nauwelijks aandacht. Als je in Brugge voetbalsupporter was, dan was je meteen ook Clubsupporter. In het begin supporterden de meesten onder ons trouwens voor blauw-zwart. Stijn heeft hen bijna allemaal bekeerd.” S

door jan-pieter de vlieger

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content