In 1988 voetbalde huidig Standardtrainer Laszlo Bölöni twee halve seizoenen in België. Makelaar György Bognar, trainer Daniel Renders en advocaat Johnny Maeschalck keren twintig jaar terug in de tijd en reconstrueren een bizar stukje Belgische voetbalgeschiedenis.

G yörgy Bognar doet een aktentas open en haalt er een stapeltje foto’s en krantenknipsels uit. De meeste foto’s zijn in zwart-wit, zoals de meeste herinneringen van lang geleden. De knipsels hebben vergeelde randen. Bognar is dan ook al 70: een grote, sterke man, maar met de jaren wat gebogen gaan lopen. Zijn blik is alert, zijn glimlach innemend maar ook, zoals het zijn afkomst betaamt, een beetje raadselachtig.

Drie uur later bij het afscheid vallen zijn kleine, snelle stappen op. Vervang de aktentas door een wandelstok en de gelijkenis met Hercule Poirot, zoals neergezet door de weergaloze David Suchet, is wonderbaarlijk. Zijn Frans heeft hetzelfde exotische accent. Bognar komt uit Hongarije.

Enkele van de foto’s zijn in kleur. Het zijn de recentste en ze hebben niks met ons gesprekonderwerp te maken. Misschien heeft hij ze wel mee om te laten zien hoe belangrijk hij nog steeds is. Ze laten Bognar zien naast een lachende Miklos Feher, de Hongaarse international van Benfica die ondertussen bijna vijf jaar geleden dood neerzeeg tijdens een wedstrijd op het veld van Guimarães. Feher was zijn speler, zegt hij.

Nog meer mooi volk. Op een krantenfoto poseert Bognar met Anghel Iordanescu, de Roemeense bondscoach die in 1993 met België streed om een plaats op het WK in de Verenigde Staten. De foto is genomen in het restaurant dat Bognar toen uitbaatte in Brussel, Le Budapest. Restaurateurs als makelaars, of omgekeerd: het is een combinatie die het vaak goed doet. Luka Peruzovic en Jan Boskamp die samen het glas heffen? Anderlecht is landskampioen en beide trainers – de weggestuurde en zijn opvolger – vieren dat in Le Budapest.

Een ingetogen familiekiekje dan: Laszlo Bölöni met zijn gezin. Hij zit in een lichtkleurige fauteuil, geflankeerd door zijn vrouw Klara, een actrice, en dochtertje Esther. Bölöni kijkt weg en heeft alleen oog voor het guitige meisje. Van zijn afgewende gelaat valt niks af te lezen. Een ingetogen glimlach siert dat van zijn vrouw. Eén man kijkt recht in de lens: het is Bognar.

De oenologen van Jet

Er komt nog meer op tafel. Een knipsel uit de weekendkrant van 5 en 6 december 1987. ‘Slotdag van de heenronde biedt primeur en spektakel’, luidt de titel. “Hij is er!”, opent de journalist zijn artikel met nauwelijks ingehouden jubel. “Twee weken later dan de beaujolais maar zelfs door de oenologen onder de bestuursleden van Racing Jet nog veel meer geprezen: Ladislau Boloni (sic), onlangs 34 geworden en sinds jaar en dag spelmaker van de Roemeense nationale ploeg en Steaua Boekarest. Een levende legende in zijn geboorteland. In de lente van 1986 won hij met Steaua de finale van de Europese beker voor landskampioenen in Barcelona tegen het plaatselijke C.F. en nauwelijks anderhalf jaar later wordt van hem verwacht dat hij een bijzondere bijdrage levert in de strijd van R.J.B. om het behoud in de hoogste voetbalafdeling te verzekeren.”

R.J.B., voluit Racing Jet Brussel, ontvangt dat weekend het grote Anderlecht. Of de pas gearriveerde Bölöni al zal spelen, vraagt de journalist aan Daniel Renders, even oud maar als Bölöni en op dat moment de jongste trainer in de eerste klasse. Renders antwoordt met een klein grapje. “Natuurlijk komt hij aan de aftrap. Tenzij hem vrijdag iets op training overkomt …”

Bölöni is niet de eerste buitenlandse vedette die het geel-blauwe tenue van Jet aantrekt. De Tsjechische internationals Josef Barmos en Petr Janecka zijn hem voorgegaan en vormen op training, zo kon de journalist vaststellen, een koppel. Met wie Bölöni een paartje zal vormen, wil hij nog weten van Renders. Die antwoordt opnieuw met drie mysterieuze puntjes op het eind. “Hij spreekt vlot Roemeens, Hongaars en Russisch en trekt meer dan behoorlijk zijn streng in het Engels en in het Frans. Wij mogen hem bijgevolg aan tafel zelfs naast Raymond Goethals doen plaatsnemen, hij zal het gesprek nog kunnen volgen …”

Raymond Goethals is de technisch directeur van Racing Jet. Met de drie puntjes lijkt Bölöni al direct op zijn niveau te zijn getild.

Er staat ook een foto bij het artikel. Hij is genomen op de luchthaven van Zaventem en er staan vijf mannen op. Ze hebben een vrolijke tijd. Tenminste, ze lachen allemaal. Het bijschrift luidt: “Deze man wordt je nieuwe trainer, zegt iemand uit het gezelschap en hij wijst in de richting van Daniël Renders. Ladislau Boloni (sic) proest het uit. Is die niet jonger dan ik? Voorzitter Wattenberg en Dan Vilt van Maxi-Tours staan ook op de foto en lachen mee.”

Wattenberg is Roland Wattenberg, de toenmalige voorzitter van Racing Jet. De wijzende man is Bognar.

Hongaarse revolutie

György ‘Georges’ Bognar belandde in 1957 als politiek vluchteling in België. Hij was negentien. Een jaar eerder was in Boedapest de Hongaarse revolutie uitgebroken, die duizenden Hongaren het leven kostte en nog eens een kleine 200.000 landgenoten op de vlucht joeg. Bognar voetbalde bij Györ, wat ook de eerste club was van Miklos Feher. In België speelde hij voor Daring Molenbeek, Lierse (dat een jaar eerder landskampioen was geworden) en KV Mechelen.

In Mechelen kwam hij zijn landgenoot Jozsef Wölbling tegen, die van 1959 tot 1961 23 keer bij Anderlecht in de spits had gelopen. “Hij was rechtsvoetig, maar ze zetten hem linksbuiten”, schudt Bognar een halve eeuw later nog altijd het hoofd. Van Wölbling, met wie hij nu nog elke vrijdag tennist, nam hij Le Budapest over en samen werden ze jeugdtrainer bij Anderlecht. “Dat ben ik twaalf jaar gebleven.”

Een makelaar als jeugdtrainer: niets was onmogelijk toen. Het verhandelen van spelers in die tijd was nog een zaak van een handvol grote namen die de hele internationale spelersmarkt beheersten. Bognar was er een van. En ook al speelde zijn eigen zoon in de paars-witte jeugdrangen en kende hij Michel Verschueren van toen die nog bij RWDM zat, hij zou nooit zaken doen met Anderlecht. De ware toedracht blijft verborgen achter een intrigerende glimlach.

Het duurde tien jaar voor György Bognar de Belgische nationaliteit verkreeg. Al die tijd zag hij zijn ouders maar één keer: nadat ze gepensioneerd waren, kregen ze permissie om hun zoon in Brussel te komen bezoeken. Pas als Belg kreeg hij zelf weer toegang tot zijn geboorteland. “Mijn zus was een klein meisje toen ik vertrok. Ze was een hele vrouw geworden.”

Hij trouwde met iemand uit Mauritius, een eiland ten oosten van het Afrikaanse vasteland, en vestigde zich definitief in België. Behalve een zoon kreeg het koppel ook een dochter. Enkele jaren geleden trad de zoon in zijn voetsporen: Istvan Bognar is nu ook makelaar en heeft, in tegenstelling tot zijn vader, een FIFA-licentie. De naam van hun firma, East Foot Management, verraadt hun belangrijkste werkterrein.

Zoon van Ceausescu

Bölöni mag dan de Roemeense nationaliteit hebben, zijn roots zijn Hongaars, vertelt Bognar. Tirgu Mures, de stad waar hij werd geboren, ligt in Transsylvanië en dat maakte eeuwenlang deel uit van Hongarije. Tot de Europese kaart na de Eerste Wereldoorlog grondig werd hertekend en Transsylvanië in Roemenië kwam te liggen. Ook de Tsjech Barmos was van Hongaarse komaf. Hij en Bölöni spraken Hongaars met elkaar en bellen elkaar nog steeds. Vandaag is Barmos bondscoach van de Slowaakse U21. Enkele weken geleden gaf hij op het veld van Bergen de Belgische beloften van Jean-François de Sart partij.

Toen het IJzeren Gordijn Europa nog in twee kampen verdeelde, mochten voetballers uit het Oostblok niet voor hun 30ste naar het Westen. Bölöni was al 34 toen hij in België arriveerde. Barmos en Janecka waren iets jonger, maar met (het toen nog verenigde) Tsjecho-Slowakije was het net iets makkelijker zaken doen voor György Bognar. Het transferverkeer verliep er via een overheidsinstantie, Pragosport, die de prijs bepaalde waartegen Tsjechische voetballers voorbij het gordijn mochten. Bognar glimlacht. “Ik was bevriend met de directeur. Zo bedong ik vaak een interessante prijs.”

Intrigerend is een wat onscherpe foto uit een Roemeense krant. Rechts staat Bölöni, links Tudorel Stoica, vader van Alin en aanvoerder van het Steaua dat in 1986 de EC1 won. Ze klinken ergens op, samen met een derde man. Die staat tussen hen in en heet Valentin Ceausescu: hij is de oudste zoon van de op kerstdag 1989 geexecuteerde Roemeense dictator Nicolae Ceausescu. Bölöni lacht. De foto is niet gedateerd.

Bognar: “Voor Bölöni ben ik speciaal naar Boekarest gegaan. Dankzij Valentin Ceausescu hebben we hem het land uit gekregen. Hij was de eerste Roemeen in twintig jaar aan wie dat werd toegestaan. Valentin had gestudeerd in Engeland en was een goede man. Steaua had de Europacup gewonnen, wat het land weerklank gaf, maar hem interesseerde het vooral dat de spelers goed geld konden verdienen. Bölöni heeft uiteindelijk nog zes maanden moeten wachten. December 1987 was het zover.”

Hij glimlacht en steekt een wapperend handje op: ” Ça se passe comme ça, zo gaat het nu eenmaal.”

Een gekke Roemeen

RC Jet staat voorlaatste wanneer Laszlo Bölöni er voor anderhalf jaar tekent. ‘ Il est fou, ce roumain‘, titelt de Franse sportkrant L’Equipe vol ongeloof. Een man met 104 interlands op zijn zo al indrukwekkende palmares (en die er bij Jet nog vier aan zou toevoegen), plus 54 caps van Barmos en 40 van Janecka – Bognar kent de cijfers uit zijn hoofd. Samen meer dan tweehonderd interlands en dan of all clubs RC Jet?

Ecoutez,” zegt de spelersmakelaar, “als hij jonger was geweest, had ik hem vanzelfsprekend niet naar Jet gebracht, maar naar een grote club. Door zijn leeftijd was het moeilijk zo’n club te vinden.”

Daniel Renders herinnert zich een krantenartikel in die trant: ” Constant Vanden Stock zei daarin dat als Bölöni twee, drie jaar jonger was geweest, Anderlecht zeker interesse zou hebben gehad.”

Vlak voor Bölöni in Brussel arriveert, verliest zijn nieuwe ploeg zwaar met 2-7. “Ik wilde weg uit Roemenië, maar eens ik de toestemming had, begon ik te twijfelen”, bekent hij tegenover L’Equipe. “En nu twijfel ik nog meer. (…) Ik ontken niet dat ik ontgoocheld ben dat ik naar zo’n kleine club ben gemoeten, maar ik had geen andere mogelijkheden. (…) Ik ben me ervan bewust dat ik nooit nog voor een grote club zal spelen.”

RC Jet dankte de deal aan Bognars uitstekende relatie met Raymond Goethals. Hij herinnert zich dat ze samen in de Tsjecho-Slowaakse hoofdstad naar Slavia Praag-Beveren zaten te kijken. “Janecka speelde niet goed, maar Goethals had direct door wat hij kon. Dat is de kenner, die heeft maar vijf minuten nodig. Vandaag nemen ze een speler twintig dagen op proef en sturen hem dan door omdat hij niet goed genoeg is.”

Na Janecka volgde Barmos en in hun zog vonden nog anderen de weg naar België, onder wie Barmos’ schoonbroer Petr Mraz, die voor Charleroi uitkwam. Barmos was een technisch vaardige en snelle libero. Hij speelde achter de verdediging in Brussel, Bölöni – naar wie Renders vol ontzag opkeek – kreeg een vrije rol. Samen probeerden ze er het beste van te maken, meer dan Janecka, die – daarover zijn Renders en Bognar het eens – minder gemotiveerd leek.

Bölöni en Barmos waren intellectuelen, verduidelijkt Bognar. Al van toen ze nog voetbalden in Tsjecho-Slowakije waren ze met hun nacarrière bezig. Bölöni werkte als tandarts in een staatsziekenhuis, Barmos wilde slagen als advocaat. “Terwijl andere spelers met de kaarten speelden, zaten zij in de boeken.” En Janecka? Bognar glimlacht. “Die bestudeerde de vrouwen.”

Bölöni maakte van de nood een deugd. Zijn land verlaten was een doel op zich en daarin was hij geslaagd. Dat het voor RC Jet was? Tant pis. Halverwege het tweede seizoen hield hij het voor bekeken en trok naar US Créteil. Renders: “Zodra hij in Frankrijk was, behaalde hij zijn trainersdiploma. Volgens mij had hij dat allemaal tijdens zijn verblijf in België voorbereid. Onder meer door Frans te leren.”

Sleutelbeen gebroken

Het vertrek was er een in mineur. In zijn eerste halve seizoen was Bölöni er niet in geslaagd RC Jet in de eerste klasse te houden. De ploeg speelde zijn wedstrijden op het bijveldje in de schaduw van het oude Heizelstadion. Het speciaal daarvoor gebouwde tribunetje staat er nog steeds. Meer dan een paar duizend toeschouwers daagden er nooit op. “Vaak zaten er meer supporters van de bezoekers”, herinnert Renders zich. “Eigenlijk waren onze thuismatchen gewoon ook uitmatchen. Ik heb het altijd raar gevonden dat Bölöni daar is willen komen spelen.”

Na de degradatie verhuisde de club naar Waver en veranderde zijn naam in RC Jet Waver. “Van dan af zijn de problemen begonnen”, zegt Bognar.

Voorzitter Roland Wattenberg, aannemer van beroep, bouwde een nieuwe tribune in Waver. De voorzitters volgden elkaar in recordtempo op en een nieuw bestuur trad aan. De sportieve prestaties hielden aanvankelijk gelijke tred met de ambities: Jet sloot de eerste periode af op de tweede plaats, op één punt van Germinal Ekeren. Maar toen sloeg het noodlot toe. Bölöni brak zijn sleutelbeen, aanvoerder Bernard Geebelen zijn been en de Engelse spits McDonald viel uit met een hernia. Binnen de kortste keren tuimelde de ploeg naar de vijfde plaats. Prompt liet ook het volk het afweten. RC Jet had zijn hand overspeeld en kwam in financieel troebel water terecht.

Renders: “Ik werd bij de nieuwe voorzitter op het bureau geroepen. We hadden een urenlang gesprek. Hij vertelde me dat ze de buitenlanders niet meer konden betalen en met hen zouden stoppen. ‘En met u stoppen we ook’, zei hij helemaal op het eind. Dat was een klap! Ik ben er zelfs ziek van geworden. Ik had mijn job bij de bank nog, maar in het voetbal heb ik niks meer gedaan dat seizoen.”

Bognar: “Met Kerstmis kregen mijn drie spelers een aangetekend schrijven dat hun contract werd verbroken. Toen heb ik meester Maeschalck ingeschakeld.”

Bognar en Johnny Maeschalck kenden elkaar al langer. De eerste voetballer met wie de makelaar bij de Brusselse sportadvocaat kwam aankloppen, was zijn landgenoot Laszlo Fazekas. Later kreeg Maeschalcks jongste zoon Evert als tienjarige knaap op Anderlecht ook nog eens training van Bognar. Vandaag zijn Evert en zijn vroegere trainer collega’s: sinds ruim een jaar bouwt hij bij Celio, het vroegere SEM, opnieuw een voetballersportefeuille uit.

“Ooit ben ik door Fazekas op een interland in Hongarije uitgenodigd”, vertelt Johnny Maeschalck. “Toen heb ik ervaren welke grote mijnheer hij is in zijn land. Met Bölöni was het niet anders. Financieel stond daar echter weinig tegenover, bovendien vaak in natura. Een appartement aan het Balatonmeer, bijvoorbeeld. Een buitenlands avontuur betekende voor zulke vedetten dat ze eindelijk hun status konden verzilveren.”

In L’Equipe vatte Bognar het twintig jaar geleden zo samen: “Bölöni is een grote speler, maar zijn kapitaal is in lei.” Met andere woorden: relatief waardeloos, want de Roemeense munt was niet inwisselbaar tegen westerse deviezen.

Bognar, anno 2008: “Bölöni, Barmos en Janecka verdienden hier geen fortuinen, zeker niet gezien hun leeftijd, maar wel meer dan thuis uiteraard. Als je dan niet meer betaald wordt, is dat niet prettig. Ik had voor Bölöni en zijn gezin een mooi appartement gevonden aan de Tervurenlaan. De laatste maanden betaalde de club ook de huur niet meer.”

Afscheid op de oprit

De details van het dossier zijn inmiddels in de nevelen van de geschiedenis opgelost. Uit het blote hoofd kent Maeschalck ze niet meer en in de kelders van zijn kantoor blijkt het dossier miraculeus genoeg onvindbaar te zijn.

“Maar zeker is dat we die drie zaken gewonnen hebben”, aldus de advocaat. “Bölöni en zijn vrouw zijn toen bij ons thuis afscheid komen nemen. Met mijn vrouw, Evert en ik stonden we allemaal buiten op de oprit. Het was een bijzonder emotioneel afscheid, herinner ik me nog. Hun eerste buitenlandse avontuur was met een sisser afgelopen, ze stonden daar een beetje met de staart tussen de benen en toch ook met een dankbaar gevoel. Met een gevoel ook van: we zien elkaar nooit meer terug. Ze hadden bloemen bij, en een cadeautje. Dat heeft mijn vrouw toen erg aangegrepen.”

Net als bij Renders ging ook bij Maeschalck de gsm over toen Bölöni deze zomer zijn handtekening onder een eenjarig contract met Standard had gezet. “Ik was met vakantie. ‘Met Bölöni,’ klonk het, ‘ik ben terug in uw land.’ Toen bleef het vijf seconden stil aan beide kanten. Twintig jaar na datum is dit niet iets waaraan je je nog verwacht.”

Renders: “Bölöni hééft iets met België. Het is het eerste land buiten Roemenië waar hij aan de kost kwam. Daarom ben ik zeker dat hij dit niet als zomaar een jaartje Standard beschouwt. Hij is er vast op gebrand om te slagen.” S

door jan hauspie

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content