Op bezoek bij de enige club ter wereld die een eiland bezit. ‘Ik moet hier een prijs halen’, beseft Erik Gerets, de nieuwe trainer van Galatasaray, club met traditie in het hectische Istanboel.

Fascinerende stad, Istanboel. Waar elders kan je voor minder dan één euro in tien minuten van Europa naar Azië ? Adembenemend is het zicht om de reusachtige tankers bij tientallen vanuit de Middellandse Zee de Bosporus op te zien racen, richting Zwarte Zee.

’s Avonds mogen de inwoners van Istanboel zelf graag over de Bosporus cruisen. Om het uur vertrekt een boot naast de Bosporus Brug, in 1973 gebouwd als eerste verbinding tussen Europa en Azië over land. Net onder de brug ligt Ortakoÿ, voorheen een oud dorpje buiten het centrum, nu knap opgefrist met restaurants en cafés. Op de terrassen aan de kade is het zicht op Azië idyllisch bij de ondergaande zon.

Net voorbij de brug richting Zwarte Zee passeert de boot een drijvend restaurant annex openluchtzwembad. Het is het enige eiland in de Bosporus. Fier wappert er de vlag van Galatasaray. Ook Besiktas en Fenerbahçe hebben hun eigen restaurant, maar welke andere club ter wereld bezit een eigen eiland ? Alleen Galatasaray. Hier kunnen spelers, bestuurders en genodigden op een van de mooiste plaatsen ter wereld in alle rust eten en zwemmen, vluchtig bewonderd van op de voorbijglijdende schepen.

Terug aan land wordt Istanboel erg hectisch. Het is een stad met twaalf miljoen inwoners. Dat is meer dan de hele bevolking van België. Hier regeert koning auto. Ook bij groen licht is het niet raadzaam om zomaar de straat over te steken. Maar tussen de voorbij razende auto’s loopt wel een verdwaald schaap.

Vanaf de luchthaven rijdt de bezoeker eerst de ommuurde middeleeuwse stad in, Byzantium en later Constantinopel geheten. De vroegere hoofdstad van het Oost-Romeinse rijk werd in 1453 ingenomen door de Turken en heet pas sinds begin vorige eeuw Istanboel. Voorbij de Aya Sofia en de blauwe moskee voert de Galatenbrug over de Gouden Hoorn, een aftakking van de Bosporus, naar de nieuwe stad. Toen Kemal Atatürk, in 1923 van Turkije een republiek maakte waar staat en godsdienst gescheiden zijn, werd Ankara de hoofdstad.

Als het om voetbal gaat, is Istanboel nog altijd de hoofdstad van Turkije, met de oudste maar ook de machtigste clubs van het land. Alleen Trabzonspor wedijvert sportief met de drie topclubs uit de voormalige hoofdstad, Galatasaray, Besiktas en Fenerbahçe. Die vier verdeelden alle landstitels. Andere eersteklassers telt Istanboel niet meer : Zeytin Burnu en Sarier kwijnen al langer weg in derde klasse, afgelopen seizoen degradeerde Istanbulspor, ooit de club van Leo Beenhakker en Peter Van Vossen uit de hoogste klasse. Het werkte zijn thuiswedstrijden af voor een paar honderd betalende toeschouwers.

Mehmet Demircan die in Nederland opgroeide en nu het Turkse voetbal verslaat voor de sportkrant Fanatik vergelijkt de verhouding tussen de topdrie met de Nederlandse situatie : “Fenerbahçe is de populaire volksclub, het Feyenoord van Turkije. Galatasaray is als Ajax, de club van de elite, Besiktas als PSV. Eigenlijk gaat vooral tussen Galatasaray en Fenerbahçe, Voor die derby worden twee- tot drieduizend agenten ingezet. De wedstrijden tegen Besiktas maken minder emoties los.”

Tegenwoordig domineert Fenerbahçe, waar ex-Standardverdediger Onder Turaci voetbalt onder leiding van trainer Christoph Daum. Met een steenrijke bouwondernemer als voorzitter won de ploeg uit het Aziatische deel van de stad de laatste twee titels. Fenerbahçe is zonder meer de rijkste club van Turkije, met een omzet van bijna miljoen euro, vijf keer het budget van Besiktas en Galatasaray. Fenerbahçe wil die sportieve successen ook commercieel uitbuiten. Een paar jaar geleden bevatte het eigen stadion nog maar 35.000 plaatsen, nu zijn dat er al 55.000 en straks worden het er 65.000. Dat krijg je met een bouwondernemer als voorzitter.

Meer dan 20.000 abonnees heeft Fenerbahçe al : het dubbele van Besiktas en vier keer zoveel als Galatasaray. Daardoor heeft Fenerbahçe ‘slechts’ 60 miljoen euro schuld, tegenover de schuldenmassa van 150 miljoen euro van Galatasaray.

Mehmet Demircan weet hoe dat komt. “Van 1997 tot 2000 werd Galatasaray vier keer kampioen op rij, het won een paar bekers en in 2000 ook de Uefabeker. Ze maakten de fout die successen niet in geld om te zetten en tegelijk hun toppers alsmaar meer te betalen.” Het eigen stadion bevat maar 18.000 plaatsen met slechts 5000 abonnees. Dat aantal plaatsen wordt straks wel opgedreven naar 25.000. Het lijkt weinig, maar het gaat om de atmosfeer : ‘ Welcome to Hell” staat voor elke thuiswedstrijd niet ten onrechte op een groot spandoek.

Naast de financiële problemen bleek ook het aanduiden van een voormalige vedette, George Hagi tot trainer geen goede zet, zegt Demircan. “Toen Hagi hier als speler arriveerde, was hij al 31 jaar. ‘Wat komt zo’n oude vent hier doen’, vroeg iedereen zich af. Maar met hem werd Galatasaray wél vier keer kampioen. Als trainer kon hij het niet waarmaken. Erik Gerets moet Galatasaray opnieuw naar de top leiden, maar vooral het goede voetbal serveren dat de supporters onder Fatih Terim aanschouwden in de succesjaren. Qua voetbal zijn de fans van Galatasaray verwend én veeleisend.”

Het Florya Metin Oktay Sportcentrum is een pareltje. Dat is de verdienste van de voormalige Duitse trainer Jupp Derwall, voor wie men hier nog steeds veel respect heeft. Het ommuurde complex ligt ruim twintig kilometer van het stadscentrum, in de residentiële voorstad Florya, geprangd tussen de internationale luchthaven en de zee van Marmaris. Alsof Anderlecht zijn trainingscomplex in Zaventem had.

Zomaar binnenlopen zoals Erik Gerets aanraadde, lukt niet. Met de start van de trainingen doet iedereen plots heel gewichtig, zoals in Italië. De poort blijft dicht, de bewaker belt druk over en weer tot een bewakingsagent arriveert die het bezoek op de juiste paden houdt. Binnen is alles verzorgd, groen en fris. Galatasaray is een omnisportvereni- ging : er slenteren ook basketters rond. Er zijn leuke terrasjes, een tuin, een fitnesszaal en een administratief complex met alle mogelijke voorzieningen.

Even over tien stapt Gerets goedgeluimd de ruime hall in, waar een enorme foto hangt van de winst van de Uefabeker in 2000. Hij zorgt straks toch wel voor een andere, meer recente foto ? Gerets grijnst : “Er komt er minstens één bij !” Fileproblemen blijven hem bespaard. Sinds zijn komst slaapt hij in het trainingscentrum, tot zijn woning klaar is. Vanochtend staat een bosloop op het programma, waarbij hij zelf meeloopt. De bus pikt de spelers op en dropt ze weer voor de lunch in het restaurant.

Om vijf uur betreedt de selectie een perfecte grasmat achter een enorme omheining. Vanuit de kleine overdekte maar flink gevulde tribune wordt vol overgave geapplaudisseerd wanneer de spelers hun opwarmingsrondjes afwerken onder leiding van assistent Reinhard Stumpf, ex-speler van Galatasaray en door Gerets meegebracht uit Wolfsburg. Onder het wakende oog van vier camerateams en zeven fotografen zet Gerets de kegeltjes. Naarmate de training vordert, neemt hij de leiding over en schreeuwt enthousiast, afwisselend in het Engels en het Duits. Wanneer de verliezers van een spelletje onderworpen worden aan sit-ups, doet hij solidair mee.

Het interview vindt plaats in het ruim bemeten bureau van Gerets. Er is een terras met uitzicht op zee, een werkgedeelte met een ruim bureau en een knusse salon met een enorm tv-toestel. Gerets : “Qua faciliteiten is dit het beste wat ik ooit zag. Al wat een topclub nodig heeft, is hier. Ik overnacht hier, heb een heuse slaapkamer met bijhorende badkamer. Nooit eerder werkte ik op een club waar alle spelers een eigen bed hebben om te rusten.”

In afwachting dat een bediende koffie brengt, steekt Gerets een sigaar op. Een Cubaanse.

Nog geen half jaar geleden gaf je aan dat Wolfsburg je laatste buitenlandse kunstje zou worden, dat je België wel stilaan miste. Nu zit je nog verder weg.

Erik Gerets : “Bij Wolfsburg was mijn werk niet af, ik vertrok er vroeger dan verwacht. Ik moet een goed gevoel hebben met de mensen met wie ik dagelijks werk. Dat was daar niet meer het geval. Met de resultaten heeft mijn vertrek niets te maken. Gezien de blessurelast haalde ik bij Wolfsburg het maximum. Ik werd geconfronteerd met problemen binnen de spelersgroep die dateerden van voor mijn tijd : de Zuid-Amerikanen stonden tegenover de Duitsers. Met alle macht probeerde ik dat weg te krijgen. Dat lukte niet omdat de spelers zelf onvoldoende meewerkten. Maar ik verliet Duitsland niet met een wrang gevoel. Het ging om een menselijk probleem én een verschil in visie tussen mij en de nieuwe manager : om welke nieuwe spelers moesten komen, om taken waarvan ik vond dat het de zijne waren maar die hij niet uitvoerde, beslissingen die hij nam zonder mij te raadplegen.”

Bij de fans bleef je populair.

“Meer zelfs. De fans protesteerden in die laatste wedstrijd tegen Bielefeld, wat zeer ongebruikelijk is in Wolfsburg. Ook de club wilde dat ik doorging. Op een paar vergaderingen bevestigden twee topmensen van Wolfsburg dat ze alle vertrouwen in mij behielden, maar dat samenwerking tussen ons beter moest.”

Waarom zeg je niet : hij of ik ?

“Ik wilde hen niet dwingen. Ik ga niet graag ergens weg met ruzie.”

Achteraf kreeg je nog een aanbieding van Stuttgart.

“Die kwam net te laat. Komt Galatasaray niet, dan lokte dat me wel.”

Heb je met Standard gepraat ?

“Ja. Al voor de problemen met Wolfsburg. Ik had daar wel een goed gevoel bij, maar toen kwam Galatasaray. Nog een keer een buitenlands avontuur, een stap in het onbekende. Ik had het gevoel dat ik hier naartoe moest.”

Komen Stuttgart en Galatasaray niet, had je dan Standard zien zitten ? Want ze spelen niet eens Europees.

“Dat maakte voor mij niet zoveel uit.”

Blijft Standard straks nog een optie ?

“Ik weet niet of Standard nog eens bereid is om me een aanbieding te doen. Twee keer liep het fout. Ze mogen me wel altijd nog eens bellen. Het is nog altijd mijn bedoeling mijn carrière bij Standard af te sluiten. Maar eerst ga ik hier aan de slag voor twee jaar, plus een optie voor een derde. Zij wilden direct drie jaar, ik stelde een optie voor. Dat leek me beter voor beide partijen.”

Hoe ben je hier beland ?

“Ik kreeg een telefoon van Jäggi, mijn ex-voorzitter van Kaiserslautern, met wie ik nog bevriend ben. Een makelaar vroeg hem mijn nummer. Turkije trok me. Drie jaar geleden kreeg ik al eens een aanbieding van Besiktas. Diezelfde avond nog moest ik ja of nee zeggen. Omdat ik nog onder contract lag bij PSV, ging dat niet door. Anders was ik zeker gegaan.”

Wat trekt je aan in Turkije ?

“De belangstelling voor voetbal is overweldigend. Toen ik op de luchthaven aankwam, liepen twee fotografen bijna een blessure op, ze stonden met dertig of veertig te duwen. Het publiek is erg kritisch, maar als het goed gaat, laten ze zich wel horen. Ik was hier vaak genoeg als speler en als trainer om te weten wat ze in dit stadion kunnen brengen. Het heet niet voor niets de hel. Ook al is op dit moment Fenerbahçe nummer één.”

Je was snel rond.

“Ja. Ik heb meer dan vijf uur met de directeur gepraat. Dat liep zo goed dat zij meteen de twee andere kandidaten schrapten : Ronald Koeman en een Joegoslaaf.”

Je komt niet bij een ploeg die een sportieve hoogconjunctuur beleeft.

“Anders had ik de zekerheid over een heel goed elftal te beschikken. Nu heb ik gewoon een goed elftal, waar nog aan geschaafd moet worden.”

Nog een spelmaker en je kan de oorlog in, zegt men hier.

“Een spelmaker is belangrijk, maar ik zoek nog iemand op de linkerkant.”

Peter Van der Heyden ?

“Dat was leuk geweest, hem had ik wel gewild.”

Mag je hier zelf je spelers kiezen ?

“Ik gaf mijn lijstje, maar ze hebben er zelf ook één dat iedere dag langer wordt. We mikken nu op de nummers één en twee, anders blijf je bezig. Ik ga niet met vijftig spelers werken. Een en ander houdt wel in dat ik op trainingskamp ga met een selectie die niet compleet is.”

Geldgebrek zet een rem op je keuze aan spelers.

“Dat wist ik van tevoren. Ik nam er alvast een paar talentrijke jongeren bij uit de eigen opleiding. Deze week komen nog een paar spelers die op het EK in Nederland aan de slag waren. Daar zijn verrek goede voetballers bij. Men vroeg me niet om eigen jeugd door te schuiven, ik wilde dat zelf. Maar ze zijn er wel blij mee. Hier is talent. Ze hebben 83 internationals in alle jeugdreeksen samen.”

Wat verlangt Galatasaray van jou ? Een prijs of mooi voetbal ?

“Absoluut een prijs. Mét mooi voetbal. Dat is hier wel belangrijk, heb ik vernomen. Als die spelverdeler en die man aan de zijkant er komen, kunnen we dat brengen. Zijn de resultaten bij de start goed, dan zullen we snel rond de tafel zitten om over contractverlenging te praten. Ik wil dat zij voelen dat ik hier niet kom om snel veel geld te verdienen, maar omdat de club me interesseert. Ons eerste gesprek duurde vijf uur : vier uur en drie kwart over Turkije en het voetbal, vijftien minuten over geld.”

Logisch. Je wordt hier waarschijnlijk toch niet betaald.

“Misschien niet meteen, maar aan het eind van vorig seizoen kreeg iedereen wel waar hij recht op had.”

Een week lang bekeek je alleen maar videobanden. Wat leerde je daaruit ?

“Ik ben aangenaam verrast over het niveau van de Turkse competitie. Je hebt vier absolute topclubs, daaronder vier subtoppers met kwaliteit. Ook de mindere goden spelen technisch voetbal, het positiespel is goed tot zeer goed. Het is veel meer gedisciplineerd dan ik verwachtte.”

Hoe moet je hier omgaan met de spelers ?

“Dat hangt af van de lijnen die ik als trainer trek. Wil ik afstand houden, dan kan dat. Wil ik niet zo veel afstand, dan gedragen ze zich een beetje onwennig. De discipline en het respect van spelers tegenover een trainer zijn groter dan in Duitsland. Ook tegen de man die koffie brengt, moet ik streng zijn, zegt men me. Maar zo zit ik niet in elkaar. In die drie weken verraste ik zo een paar mensen die altijd gewend waren bevelen te krijgen. Als ik een kop koffie krijg, wil ik ook wel eens ‘dank u wel’ zeggen. Dat vindt men hier vreemd. Ook al schreeuw je, dan nog doen ze alles voor je. Maar dat ben ik niet van plan.”

Je hebt je eigen staf samengesteld.

“De assistent die ik hier aangeboden kreeg, weigerde ik. Stumpf bracht ik mee, met hem klikt het heel goed, hij voetbalde hier ook. Zolang hij geen hogere ambities heeft, wil ik hem overal meenemen. Hij leert van mij beter communiceren. Ik leer van hem af en toe niet te snel toe te geven aan spelers wat de arbeid betreft. Hij is veel harder dan ik. Mijn Turkse assistent voetbalde hier én bij Dortmund : ook tussen ons klikt het. Alleen de keepertrainer heb ik behouden.”

Waar moet je hier voor opletten ?

“Voor de pers.”

Natuurlijk.

“Ik kan me nergens vertonen zonder dat er meteen vijf fotografen of een paar cameraploegen opduiken. Wie hier wil werken, moet daarmee leren omgaan. Maar op die manier word je hier wel meer geleefd. Istanboel is ook een wereldstad. Een beetje chaotisch. Dat past wel bij me. Ik ben zelf een chaoot.”

Als je over een prijs praat, gaat het dan over de beker, de titel of de Uefacup ?

“De beker hebben ze net gewonnen. Hier beschouwt men dat niet als het allerbelangrijkste. De competitie blijft hier het allerbelangrijkste.”

Je moet hier dus gewoon kampioen worden.

“Ja.”

door Geert Foutré

‘Het is nog altijd mijn bedoeling mijn carrière bij Standard af te sluiten.’

‘Ik wil dat zij voelen dat ik hier niet kom om snel veel geld te verdienen, maar omdat de club me interesseert.’

‘Qua faciliteiten is dit het beste wat ik ooit zag.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content