De liefde tussen de Fransman en Standard is groot en dat klinkt door in elke zin. ‘Als ik me ergens engageer, is dat niet om in januari te vertrekken.’

Adrien Trebel begint met een bekentenis, iets wat nog nooit in de media verscheen: ‘Weet je dat ik net zo goed bij Club Brugge had kunnen zitten? In de zomer van 2014 heb ik gesproken met Vincent Mannaert. Drie dagen nadien had ik Michel Preud’homme moeten zien, maar ze vroegen wat bedenktijd. Op dat moment belde Roland Duchâtelet me en hij wilde mij meteen. Ik ben daarop ingegaan.’

En nu doen er geruchten de ronde dat je Standard in januari gaat verlaten. Is dit je laatste interview in België?

ADRIEN TREBEL: (lacht) ‘Die geruchten duiken in elke transferperiode op, daar kan ik weinig aan doen. Toen ik hier tekende, heb ik gezegd dat ik hier twee of drie jaar wilde blijven en nadien elders mijn geluk wou beproeven. Ik heb zin om het kampioenschap uit te spelen met Standard. Als ik me bij het begin van het seizoen ergens engageer, is dat niet om in januari te vertrekken. Maar goed, ik ben niet de enige die daarover beslist. Toen in de zomer Igor De Camargo, Mehdi Carcela, Geoffrey MujangiBia en Imoh Ezekiel vertrokken, zei mijn makelaar: ‘Adri, er zijn ook mogelijkheden voor jou.’ Ik heb hem geantwoord dat ik de club die me een jaar eerder een reddingsboei had toegeworpen, nu niet kon verlaten. Dat zou aanvoelen als verraad.’

GEWELDIG PUBLIEK

Het begin van het seizoen was lastig voor jou, je speelde ook met een blessure. Ondertussen gaat het weer beter?

TREBEL: ‘Ik wil eerst iets rechtzetten over die fameuze blessure… Ik las dat ik aan pubalgie leed en zelfs welke behandeling ik kreeg. Straf, daar wist ik zelf niks van! Ik was helemaal niet geblesseerd. Oké, ik had wat pijn aan de adductoren. Ik heb ook pijn gehad aan mijn knieën, mijn dijen… Alle voetballers hebben dat na zware inspanningen. Dat is niets ernstigs. Had ik echt een pubalgie gehad, dan zou ik zeker geen matchen kunnen spelen hebben.’

Je makelaar vertelde in een interview dat je een fan was van het Luikse publiek en dat je ‘buikgevoel’ goed was. Kun je dat even uitleggen?

TREBEL: ‘De supporters hebben me altijd gesteund, zelfs in mijn minder goeie matchen. Ik heb in de grote stadions van Frankrijk gespeeld maar nergens heb ik gezien wat ik op Standard zie. Sclessin is indrukwekkender dan het stadion van Marseille of het Parc des Princes in Parijs. Het is kleiner en daarom klinkt het lawaai zo geweldig. In een clásico hoor je niks anders meer. Soms probeer ik dan iets te zeggen, maar dat is vergeefse moeite. Je moet dan echt brullen. Magnifiek!’

BAK VOL

Kun je het verschil verklaren tussen jullie twee wedstrijden tegen Club Brugge? Ginder werden jullie belachelijk gemaakt, thuis waren jullie hen de baas. Dat leek een andere ploeg, andere spelers zelfs…

TREBEL: ‘Dat gaat niet om de spelers, maar om het respecteren van opdrachten. Daar hebben we niks uitgevoerd van wat de coach ons opgedragen had. Eric Deflandre had gezegd: ‘Bij balverlies verdedigen we in twee lijnen van vier.’ Moeilijk is dat niet. Maar natuurlijk: als je de opdrachten niet respecteert, dan incasseer je goals. Die score was volstrekt normaal, we mogen zelfs blij zijn dat we er niet méér binnen kregen. Op een bepaald moment liet iedereen maar begaan. Dat mag gewoon niet, want dit is Standard! Toch is het gebeurd… In de thuismatch hebben we wel uitgevoerd wat Yannick Ferrera ons had opgedragen en kijk, dat leverde resultaat op. Guillaume Hubert heeft geen bal moeten pakken.’

Men spreekt nog altijd over het interview dat je na affluiten van de match in Brugge gaf. Je was erg hard!

TREBEL: ‘Logisch, het was de eerste keer dat ik met 7-1 verloor. Dat deed veel pijn, het raakt je eergevoel, je trots. Dus heb ik mijn mond opengedaan en ja, dat klonk misschien hard. Maar zo ben ik. Altijd het hart op de tong. Als ik iets te zeggen heb, dan ga ik me niet in allerlei bochten wringen. En die dag had ik echt iets te zeggen. Sinds het begin van de competitie haalden we slechte resultaten en we hadden net onze bak vol gekregen, dan moet je stoppen met navelstaren. We dachten misschien te veel dat we fantastische voetballers zijn. Misschien heeft die 7-1 ons wel heel goed gedaan.’

Weet je nog wat je precies gezegd hebt voor de camera?

TREBEL: ‘Ja… Dat het ontoelaatbaar was, dat mensen soms hun laatste cent uitgeven om ons helemaal vanuit Luik te volgen en dat we daar geen respect voor toonden. Ik zei dat het voor Brugge een oefenmatch was, een match tussen profs en een ploeg uit bevordering.’

Je zei ook dat als de verantwoordelijkheden te zwaar wogen voor sommige spelers, dat ze dan maar een ander beroep moesten zoeken.

TREBEL: ‘Inderdaad. Als je te vol bent van jezelf en geen zin hebt om wat moeite te doen en je truitje nat te maken, dan moet je maar bij een club gaan spelen waar er minder druk is.’

Het was niet de eerste keer dat je harde woorden sprak na een wedstrijd. Heeft dat je binnen de club nooit problemen opgeleverd?

TREBEL: ‘Nooit. In Brugge heb ik niet alleen geen namen genoemd, ik heb mezelf er ook bij gerekend, hé! Ik heb me niet verstopt achter de anderen. Wanneer ik waardeloos ben, dan ben ik waardeloos… Ik ben een grote jongen, ik kan kritisch zijn voor mezelf. Ik wilde zeker niet de boodschap geven dat er tien slecht waren en dat Adrien Trebel goed was.’

Kun je wel helder denken wanneer je na anderhalf uur zware inspanningen een microfoon onder de neus krijgt?

TREBEL: ‘Na een 7-1 ben je héél helder, dat kan ik je wel zeggen… Ik in elk geval toch. Dat is een patat die je de zaken heel duidelijk doet zien.’

EVENWICHT

Een jaar geleden was je niet tevreden over je statistieken. Je vond je aantal goals en assists onvoldoende. Veel is daar ondertussen niet veranderd…

TREBEL: ‘Dat klopt, maar je moet het hele plaatje zien. In het begin draaide de ploeg niet en heb ik me dus meer beziggehouden met verdedigend werk. En nu hebben we een speler als Mathieu Dossevi, bij wie alles lukt. Hij neemt een vrijschop, we scoren. Hij trapt een corner, we scoren. Ik zorg nu meer voor het evenwicht in de ploeg, zodat de offensieve spelers hun acties kunnen maken.’

Heb je zelf ooit zo gespeeld als Dossevi tegen Club Brugge? Alles lukte hem. Echt alles!

TREBEL: ‘Ja, die Standard-Anderlecht van vorig seizoen, de afscheidswedstrijd van Laurent Ciman. Toen gaf ik een assist en speelde ik een heel goeie match. Je hebt zo van die wedstrijden dat alles lukt. Dat voel je snel. Tegen Brugge wist ik na een paar minuten al dat het de namiddag van Dossevi zou worden. Snel enkele vlotte dribbels, dan een lange pass die lijkt buiten te gaan maar die hij magistraal controleert…’

De komst van Sambou Yatabaré heeft jou goed gedaan. Jullie vormen een goed duo centraal op het middenveld.

TREBEL: ‘Ja, dat marcheert goed. Hij heeft drie longen en bestrijkt enorm veel terrein. Hij zegt me: ‘Adri, maak je geen zorgen, speel je spel maar, ik ga je niet op je kop zitten. Als je zin hebt om te gaan aanvallen, ga maar, ik geef wel dekking. En als ik ga, dan dek jij me.”

Jullie klim in het klassement begon ongeveer toen jullie samen gingen spelen.

TREBEL: ‘Die begon vooral toen de nieuwe coach kwam. Hij heeft orde op zaken gesteld. De opdrachten zijn heel duidelijk en we voetballen opnieuw met plezier, dat zie je.’

Was het noodzakelijk om al zo snel van coach te wisselen?

TREBEL: ‘Eigenlijk had ik verwacht dat Yannick Ferrera hier aan het seizoen zou beginnen. Daar was eind vorig seizoen al sprake van. Hij was gepromoveerd met STVV en gezien de banden van Duchâtelet met die club dachten we dat hij naar Luik zou komen. Maar ze stelden Slavo Muslin aan, daar had ik ook geen probleem mee.’

Tussen Muslin en jou ging het toch niet altijd goed?

TREBEL: ‘Ik heb hem simpelweg gezegd dat hij dingen van me vroeg die ik niet kan. Idem met Julien de Sart. Die is gemaakt om voor de verdediging te spelen, hij heeft een geweldige lange bal in de voeten. Je moet hem niet vragen om te infiltreren tot aan de cornervlag. Mij evenmin. Maar Muslin wilde dat we de ruimte in doken zodra onze backs de bal hadden. Hij wou dat ik naar de hoeken liep of in de backlijn. Met een driemansmiddenveld speel je normaal gezien op balbezit. Zie je Andrés Iniesta soms aan de cornervlag? Ik deed het omdat Muslin het me vroeg, maar ik had de indruk dat ik zo van geen nut was voor de ploeg.’

Ferrera is je vijfde trainer bij Standard in nog geen anderhalf jaar. Is dat niet lastig, al die veranderingen van systeem?

TREBEL: ‘Dat is nu eenmaal voetbal. Je moet je aanpassen. Zo zit het leven ook in elkaar, dat is hetzelfde in eender welk beroep of bedrijf: als de ene niet voldoet, ga je verder met een andere. Daar heb ik nooit moeite mee gehad.’

DOOR PIERRE DANVOYE – FOTO’S BELGAIMAGE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content