Guillaume Gillet loopt niet alleen op intelligente schoenen, hij voetbalt ook op wolkjes. Het vaderschap wenkt, Anderlecht wint en hij scoort. ‘Volgens mij ben ik in staat om hier net als bij Eupen zestien doelpunten te maken.’

M ilan Jovanovic, DieumerciMbokani, MatíasSuárez. Het is niet mis wat er bij Anderlecht in de frontlinie loopt, maar kijk, wie is er – met zeven doelpunten – topschutter halfweg het reguliere kampioenschap? Guillaume Gillet lacht. “Op dit moment wel, ja. Na de play-offs was ik bijzonder ontgoocheld. Gefrustreerd zelfs. Maar de directie heeft goed gewerkt. Het is een plezier om in dit elftal te voetballen.”

Goed, maar hoe komt het dat jij nu topschutter bent?

Guillaume Gillet: “Simpel: ik heb vijftien jaar als midvoor gespeeld. Bij de jeugd maakte ik altijd de meeste doelpunten, ook al was ik klein. En nadien bij Eupen als tweede spits ook. Aanvallen zit me in het lijf. Ik denk dat ik mag zeggen dat ik een neus voor doelpunten heb. Volgens mij ben ik in staat om hier net als bij Eupen zestien doelpunten te maken. Tenminste, als ik een heel seizoen op dezelfde positie mag spelen. Ik ben zeker dat Jovanovic en Mbokani nog vaak zullen scoren, maar zelf stap ik ook elke match het veld op met het gevoel dat ik op de juiste plaats zal staan. Dat geeft vertrouwen. Ik zie niet in waarom mijn doelpuntenproductie nu zou stokken.”

Je huidige vormpeil doet denken aan drie seizoenen geleden toen je met Biglia en Polák een driehoek vormde. Ook toen was je halfweg Anderlechts topschutter.

“In een iets minder offensieve rol nochtans. Nu sta ik haast rechtsbuiten, in een systeem met vier aanvallers. Toen stond ik centraler en kwam er ook defensief werk bij kijken, al had ik met Polák en Biglia twee spelers naast mij die meer ballen recupereerden dan ik, wat me toeliet geregeld diep te gaan. Rechtsbuiten is niet echt mijn positie, maar ik voel me er goed bij omdat het een offensieve rol is. In beide gevallen zie je dat ik de juiste feeling heb om voor doel op te duiken. Zelfs toen ik rechtsachter stond. Het is een kwaliteit die ik nooit verleerd ben.”

Het seizoen begon nochtans niet goed voor jou.

“Klopt. Het was zeker mijn moeilijkste competitiestart sinds ik bij Anderlecht ben. Ik zat zelfs enkele wedstrijden op de bank, zonder eraf te komen. Dat was me in die vier jaar nog maar zelden overkomen. Het was niet gemakkelijk, maar het heeft me geholpen om mezelf terug te vinden. Vergeet niet dat ik dik drie weken van de voorbereiding had gemist door een blessure. En dan kwam die eerste competitiematch tegen Leuven, waar Odoi na een halfuur rood pakte. Ik moest naar de rechtsachter …”

Opnieuw!

“Juist. Net toen ik dacht dat ik het definitief achter mij kon laten. Mijn tweede helft in Leuven was een ramp. Na die wedstrijd heeft de coach knopen doorgehakt. Zo kon het niet verder. Ik betaalde het gelag. Gelukkig ben ik snel in het elftal teruggekeerd.”

Elektroshock nodig

In interviews zei je dat je een stamp onder je kont nodig had. Zo vroeg in het kampioenschap al: wat was er aan de hand?

“Mja. Ik ben hier nu vier jaar. Nooit eerder in mijn carrière ben ik ergens zolang gebleven. Kampioen geworden, beker gewonnen. Ik had een nieuwe uitdaging nodig. Een elektroshock. Misschien dacht ik wel dat er me niets kon gebeuren. Dat is doorgaans het moment dat het verkeerd begint te lopen.”

Wat ging er door je hoofd toen Odoi tegen dat rood aankeek?

Wasilewski zat op de bank. Ik verwachtte dat de coach iemand zou wisselen om hem in te brengen zodat hij me op het middenveld kon laten staan. Maar hij liet mij een rij zakken. Ik geef toe dat het vanaf dat moment niet goed meer zat in mijn hoofd. Wat als de coach me weer drie, vier weken als rechtsachter zou laten staan? Daar piekerde ik over, tijdens de wedstrijd al.”

Omdat je na de komst van Odoi niet meer had verwacht ooit nog op die vervloekte rechtsachter terecht te komen.

“Precies. Ik had een gesprek gehad met de trainer en met Herman(Van Holsbeeck, nvdr). Natuurlijk konden ze mij de zekerheid niet geven dat ik op het middenveld zou spelen. Ze namen acte van mijn wens en wezen erop dat de concurrentie groot was. Het zou moeilijk worden, dat wist ik, maar ik was klaar om de strijd op het middenveld aan te gaan. En dan, na dertig minuten, op de eerste speeldag … C’était bizarre. (lachje)

Nog tijdens de voorbereiding drong je aan op versterking. Waarom?

“Soms moet je eerlijk zijn. Iedereen zag dat er iets ontbrak aan de ploeg. Pas toen de club een extra inspanning deed, was ik overtuigd dat we een sterk kampioenschap zouden spelen. Het kwam er alleen op aan zelf in de ploeg te blijven staan. Dat was mijn nieuwe motivatie.”

Vreesde je voor je positie?

“Natuurlijk! Ik vroeg om versterking en ineens staan daar Vargas, Jovanovic en Mbokani, Molins ook. Dat is veel volk, maar zo gaat het in alle grote clubs. De transfers hebben de andere spelers in staat gesteld een stap vooruit te zetten. Dat is een beetje de paradox: versterking betekent een grotere kans dat je op de bank belandt, maar het dwingt je ook om je grenzen te verleggen.”

Op de Duivelsbank

Is de conclusie na vier jaar niet dat Guillaume Gillet altijd speelt, wat er ook gebeurt?

(lacht) “Zo zou je het kunnen stellen, ja. Ik heb het ook nooit betreurd dat ik anderhalf jaar rechtsachter heb gestaan. Dat was in ons kampioensjaar en uiteindelijk is dat mijn mooiste seizoen ooit geworden. Ik speelde alle wedstrijden. Voor mij is dat het belangrijkste. Als ik op de bank zit, is het de hel voor iedereen in mijn omgeving. Mijn plaats is op het terrein. Alleen moet je ook bewijzen dat je die plaats waard bent.”

Liever kampioen als rechtsachter dan topschutter op een ereplaats?

“Als ik wilde dat alles rond mij draaide, had ik een individuele sport moeten kiezen. Een titel is zo veel mooier dan een doelpunt. Er gaat niets boven de vreugde die je op zo’n moment voelt om iets waar je samen met je makkers aan hebt gewerkt. Ik ben honderd keer liever kampioen als rechtsachter dan topschutter in een ploeg die als zesde eindigt.”

Denk je nog aan vertrekken, in januari of na het seizoen?

“In januari niet. Ik denk niet dat er dan iemand Anderlecht zal verlaten. Na het seizoen is wat anders. Als je tekent voor Anderlecht, ga je ervan uit dat de Champions League tot het programma behoort. Tegen Borisov en Belgrado grepen we er telkens naast. Die twee fiasco’s blijf ik nog altijd bijzonder pijnlijk vinden. Het is een droom om voor Anderlecht te spelen, ik ben altijd een supporter geweest en zie er niet tegenop om hier desnoods de rest van mijn carrière te blijven, maar we moeten wel Champions League spelen. Of we op het eind van dit seizoen kampioen zijn of niet zal mede doorslaggevend zijn.”

Je goede prestaties zijn ook de bondscoach niet ontgaan. Hij riep je op voor de vriendschappelijke interlands tegen Roemenië en Frankrijk. Was je verrast?

“Dat niet, neen. Ik ben goed bezig bij Anderlecht en er was wat druk op de bondscoach om me op te roepen. Hij kon me niet echt thuislaten. Jammer genoeg heb ik me niet kunnen tonen: ik ben als enige twee keer negentig minuten op de bank gebleven.”

Terwijl je, zeg je zelf, geen speler bent voor de bank.

(lachje) “Vergeet niet dat dit een erg sterke nationale ploeg is. De concurrentie is nog groter dan bij Anderlecht. Maar ik had er toch op enkele speelminuten gerekend. Ik weet dat ik op mijn manier iets kan bijbrengen aan de ploeg. Niet met dribbels zoals Eden(Hazard, nvdr), maar met mijn efficiëntie. Bon, ik behoorde tot de selectie: bij de start van een nieuwe campagne is dat toch het belangrijkste.”

Silvio Proto en Jelle Van Damme weigeren nog te komen als het is om op de bank te zitten.

“Ik wil me niet uitlaten over hun beslissing, maar zelf zie ik het me niet doen. Ik was wat ontgoocheld na die twee interlands, dat klopt, maar het is niet door te klagen dat ik vaker zal spelen. Het belangrijkste nu is dat ik erbij ben.”

En als je rol zich blijft beperken tot die van bankzitter en soms eens invaller?

(lacht) “Zover zijn we nog niet. Het zou wel erg snel zijn om na amper twee wedstrijden conclusies te trekken.”

Nakend vaderschap

Je staat niet bekend als iemand die maniakaal met zijn vak bezig is. Voedingsadvies is aan jou niet besteed, extra oefeningen ook niet. En toch ben je vrijwel nooit geblesseerd. Wat is het geheim?

“Weet ik niet. Misschien wel dat mijn moeder me goed heeft gefabriceerd. Elke speler moet doen waar hij zich goed bij voelt. Ik heb altijd veel aan sport gedaan, van in mijn schooltijd al. Ik heb bovendien lichamelijke opvoeding gestudeerd waardoor ik mijn lichaam goed heb leren kennen. Men mag dan wel zeggen dat ik er niet alles voor doe, ik leid een rustig leven. Ik ben 27, mijn vrouw 29. Dan zet je niet elk weekend meer de bloemetjes buiten. Ik let wel degelijk op wat ik doe.”

Over je vriendin gesproken: ze is zwanger. Jullie verwachten je eerste kindje eind februari. Dat geeft je vleugels, vertelde je al. Waaraan voel je dat?

“Mijn kijk op het dagelijkse leven is er al door veranderd, merk ik. De gedachte aan de geboorte maakt me zo enthousiast dat ik elke dag goedgezind opsta. Iedereen heeft weleens een slechte dag, zo’n dag waarop hij zich naar zijn werk sleept, maar mij overkomt het niet meer. Ik put er kracht uit. Misschien ziet hij me wel al, denk ik dan, vanuit de buik van mijn vrouw. Als ik scoor, kijk ik altijd de kant op waar mijn familie zich bevindt in de tribune. Nu denk ik: misschien ziet hij me wel.”

Hij?

“De baby, bedoel ik. We kennen het geslacht, maar dat laten we graag nog een verrassing zijn. Het zou jammer zijn, mochten sommigen het uit de krant vernemen.”

Wat verwacht je van het vaderschap?

(lachje) “Goeie vraag. Ik heb al mijn boeken nog niet gele- zen … Neen, serieus. Volgens mij is het van het mooiste in een mensenleven om je baby geboren te zien worden. Ik verwacht me aan een zware eerste drie maanden, dat zeker. Weinig slapen en zo. Vader worden betekent voor mij vooral volwassen worden. Dat je veel meer belang gaat hechten aan wat je doet, wetende dat je een kind hebt waarvoor je een voorbeeld bent.”

Kinderen zijn vaak aanleiding voor een tatoeage. Jij bent nog tattoovrij. Een ideetje misschien?

“Er zijn er veel die beginnen met de voornaam van hun kind op de arm. En dan wordt het een drug. Tweede kind, tweede tattoo. Dan een derde en voor je het weet is er geen plaats meer op die arm. Het is beter om er niet aan te beginnen. Wasyl heeft zelfs het gezicht van zijn beide kinderen op zijn borst getatoeëerd. Ik hou er niet van. Bovendien heeft mijn moeder me altijd gezegd dat ik thuis niet meer binnen mag als ik een tattoo laat zetten.”

En jij gehoorzaamt je moeder.

“Nog altijd.” (lacht)

Euromillions winnen

Heb je broers of zussen?

“Een jongere broer. Hij voetbalt ook, in tweede provinciale, bij Voeren. In Voeren zijn er twee clubs: een Nederlandstalige en een Franstalige. Bizarre. Hij voetbalt voor het Franstalige Voeren. Ik ga geregeld kijken, maar dit seizoen is het bijna nog niet mogelijk geweest: van veertien wedstrijden met Anderlecht hebben we er twaalf op zondag gespeeld. Voor mijn broer en mijn ouders is het niet altijd even prettig. Iedereen weet natuurlijk dat hij mijn broer is. Vaak wordt hem van alles naar het hoofd geslingerd en dan pakt hij wel- eens rood. Hij heeft het niet altijd makkelijk om zich te beheersen. Voetbal blijft een volkssport, het is geen golf. Wat mensen soms roepen, is echt niet normaal. Maar als ze een praatje met me komen slaan, moeten ze altijd toegeven dat ik vriendelijker ben dan ze hadden gedacht, ook al haten ze Anderlecht en zijn ze Standardsupporter.”

Je bent zelf van Luik. Hoe komt het dat je geen Standardsupporter bent geworden?

“Omdat ik altijd voor FC Luik heb gespeeld. Ik was direct fan van Anderlecht.”

Je beste vriend is Jonathan Legear, ook een Luikenaar. Hij werd afgelopen zomer even in verband gebracht met Standard. Kan jij je voorstellen dat je op een dag in rood en wit voetbalt?

“Neen. Zelfs als ik naar het buitenland zou vertrekken en het lukt daar niet, zoals met Jelle is gebeurd, en het beste voorstel komt van Standard, dan nog acht ik het uitgesloten. Ze dragen me daar niet in hun hart, denk ik. Het zou niet leefbaar zijn voor mij noch voor de supporters.”

Hoe vergaat het Legear in Rusland?

“Goed. Ik had hem daarnet nog aan de lijn. Naar zijn zeggen is hij vaak man van de match, maar dat is normaal, zegt hij, want de ploeg is een ramp. Sportief is het dus niet geweldig. Maar goed, iedereen weet waarom Jona is vertrokken.”

Voor een loonbriefje van 1,8 miljoen euro per seizoen.

“Voilà. Ik zou niet dezelfde keus hebben gemaakt, maar goed: ieder zijn leven. Toen ik voor Anderlecht tekende, kon ik ook naar Rusland. Dat was ook de Euromillions-jackpot. Ik deed het niet. Mijn keuzes zijn altijd sportief geweest. Misschien dat ik van idee verander als ik 30 of 31 ben, maar ik zit goed bij Anderlecht. Beter dan te spelen voor de veertiende plaats in weet ik veel welk land. Natuurlijk wil ik graag veel geld verdienen, maar het sportieve moet van een gelijkaardig niveau zijn.”

Toch knap van die Jona: altijd maar geblesseerd zijn en toch de jackpot winnen.

“Zijn makelaar heeft goed gewerkt.” (lacht)

Rokende voetballers

Je twee doelpunten tegen Beerschot droeg je op aan je vorig jaar overleden makelaar Yves Baré. Waarom?

“Als ik scoorde vroeger, lachte hij altijd met mij. Dan zei ik: ‘Goed, hein, monsieurBaré?’ Waarop hij antwoordde: ‘Je hebt maar één keer gescoord.’ Hij vond dat ik vaker twee of meer keer moest scoren. Tegen Beerschot was pas de tweede keer dat me dat lukte in eerste klasse. Ik moest onmiddellijk aan zijn woorden denken. Eigenlijk denk ik áltijd aan hem, elke keer wanneer ik het veld betreed. Wat er was tussen hem en mij, was werkelijk uniek. Vaak beperkt een makelaar zich ertoe je zo veel mogelijk te laten verdienen. Tussen ons was er zoveel meer. Ik wens het alle spelers toe ooit met zo iemand te kunnen samenwerken.”

Het is de laatste jaren nooit rustig geweest bij je ex-clubs FC Luik, Wezet en Eupen. Vereffeningen, buitenlandse overnames, trainersontslagen. Een geluksbrenger ben je zo te zien niet geweest.

“Wacht, hier is een anekdote die het nog erger maakt! In mijn eerste seizoen met Luik, in de derde klasse, degradeerden we. Ik vertrok naar Wezet, op dat moment een tweedeklasser. We degradeerden. Ik ging naar Eupen en dacht: als we maar niet zakken of niemand wil me nog! Dat liep goed af: we eindigden in het midden en verscheidene eersteklassers toonden interesse. Vandaag staat Luik er van de drie het slechtst voor, maar het blijft de club van mijn hart. Telkens als ze me iets vragen, doe ik dat met plezier. Wanneer mijn carrière er bijna op zal zitten, hoop ik nog eens dat shirt te mogen dragen, in tweede of derde klasse.”

Was het de gewoonte in Eupen dat de spelers er rookten?

(verbaasd) “Ah, Cristian Brüls! Toen ik bij Eupen zat, kwam hij net kijken. Hij was nog erg jong. Ik wist niet dat hij rookte, ik heb het hem alvast nooit zien doen. Maar ik weet zeker: er zijn wel meer voetballers in tweede die roken.”

Jij niet?

“Ik haat roken.”

DOOR JAN HAUSPIE – BEELDEN: KOEN BAUTERS

“Ik ben altijd een supporter van Anderlecht geweest en zie er niet tegenop om hier desnoods de rest van mijn carrière te blijven, maar we moeten wel Champions League spelen.”

“De gedachte aan de baby maakt me zo enthousiast dat ik elke dag goedgezind opsta.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content