Vier jaar nadat hij de overgang van Beveren naar Anderlecht maakte, is Tristan Peersman eindelijk fit. Het verhaal van de lange lijdensweg van een speler die ambitieus blijft. ‘Ooit wil ik hier eerste doelman worden.’

T ristan Peersman (23) : “De ellende begon eigenlijk nog in Beveren, vier jaar geleden. Ik had al getekend voor Anderlecht, toen ik de laatste drie weken in Beveren nog moest spelen met inspuitingen. Daarbij raakte er een bacterie in mijn rechtervoet. Een ellendige tijd, want bovenop die blessure kwamen problemen met Emilio Ferrera. Inzet was een discussie over de keeperstrainer René Cool. Ik vloog eerst naar de bank en later naar de B-kern. Omdat ik mijn mening gaf en zei dat de club in acht jaar voor 100 miljoen frank aan transfergeld voor keepers incasseerde en dat je dan moeilijk kon zeggen dat die man slecht werkte. Dat viel evenwel niet in goede aarde. Een beetje jammer, maar dat is geschiedenis. Tristan Peersman is nu iemand anders dan vier jaar geleden en ik vermoed Emilio Ferrera ook.

“Ik was gekocht als tweede keeper, de opvolger van Filip De Wilde. Een prachtige kans voor een twintigjarige, eerst nog wat trainen met Filip, veel leren en kijken, en daarna proberen over te nemen. De situatie draaide evenwel anders uit. Voetbal is een sport waarin contacten plaats vinden en blessures zijn een onderdeel van het spel.

“Door de club ben ik al die tijd correct behandeld, financieel kwamen ze alle verplichtingen na. Dat was met het deel dat Beveren nog moest betalen wel anders. In principe lag ik er tot dertig juni onder contract en tot dan waren de ziekenhuiskosten voor hen, maar uiteindelijk heb ik zelf mogen afdokken. Ik kon dat in proces trekken, maar dan ben je nóg meer geld kwijt. En het stak me al dat ik er met ruzie was vertrokken.

“Mentaal was het zwaar, uiteindelijk heb ik meer dan twee jaar miserie gekend, maar je staat machteloos, je moet erdoor. Drie keer werd ik geopereerd, drie keer mislukte dat. Er is nooit geraakt aan mijn achillespees, er zijn nooit spieren geraakt, alleen een gaatje achteraan de hiel wilde niet dichtgroeien. Dichtnaaien lukte, maar eens de draadjes uit de hiel werden gehaald, ging de wonde weer open. Telkens werd wat verder gesneden om terug doorbloed vlees te hebben, zodat uiteindelijk het kleine gaatje een gat van twee centimeter werd.

“Anderlecht stuurde me uiteindelijk naar dokter Martens, die me doorverwees naar een plastisch chirurg. En die vond de oplossing, bij een huidtransplantatie. Hij schraapte wat huid van de voet en de knie. Daarmee was de ellende evenwel nog niet achter de rug. Hij moest ook bloedvaten leggen en die maakten ze vast met nietjes. Toen ik opnieuw mocht beginnen trainen, kon ik plots geen voetbalschoenen meer verdragen. Op allerlei scans viel niks te zien. Tot we uiteindelijk gewone röntgenfoto’s namen en daar die nietjes blonken. Er was even paniek, wat die daar zaten te doen, maar de chirurg verduidelijkte waarom. Toen bleek dat één pinnetje net op de plaats zat waar de hiel de schoen raakte en voor de pijn zorgde. Toen dat werd verwijderd en ik een maand later uiteindelijk weer mocht beginnen trainen, was de ellende van de baan. Tijdelijk, evenwel, want door een gebrek aan training, had ik ook een gebrek aan mobiliteit in de voet. Door de belasting, scheurde ik al heel snel een pees. Volgde een nieuwe operatie en weer een half jaar revalidatie. Zo sukkelde ik twee seizoenen verder.”

“Het verschrikkelijke was dat je niet kon trainen. Het bovenlichaam poweren was het enige waartoe ik in staat was. Lopen mocht niet, fietsen aanvankelijk ook niet, aquajogging evenmin. Je conditie onderhouden, vergeet het. Je ontspannen door bijvoorbeeld wat tennis, onmogelijk. Daarom duurde het ontzettend lang voor die conditie weer op peil was. Ik ken elk hoekje en kantje van de powerzaal, want ik heb er twee jaar doorgebracht. Afstompend en vervelend. Je mist alles, de sfeer in de kleedkamer, de opbouw naar een wedstrijd, de match zelf. Intussen hoorde je ook doemverhalen. Dat ik nooit zou terugkeren. Eerlijk gezegd : daaraan heb ik nooit getwijfeld. Omdat er dus nooit in pezen of spieren werd gesneden. Ik wist alleen niet in te schatten hoe lang het allemaal zou duren.

“Ik was geen makkelijke jongen in die periode, vraag dat maar aan mijn ouders. Ik denk dat ik nu tien keer makkelijker ben dan toen. Je neemt die problemen overal mee, ook naar huis. De eerste maanden tracht je het nog wat van je af te zetten, maar twee jaar lang lukt niet. Ik moest alle dagen naar de club komen, alle dagen die zaal in. En dan naar huis, filmpjes kijken. Wat kun je anders doen ?

“Of ik nog kon genieten ? Ik herinner me twee hoogtepunten. Maanden moest ik een schoen dragen die achteraan open was. De eerste keer dat ik weer een gesloten kon aantrekken, maakte me een diep gelukkig mens. En de eerste keer terug op een voetbalveld, in een voetbalschoen, zonder pijn. Dat roep ik nu uit tot één van de mooiste momenten uit mijn carrière. Terwijl de rest intussen Champions League speelde.

“Een geluk bij een ongeluk : ik was nog jong, het overkwam me op mijn twintigste en bij Anderlecht. Elke andere club zou me geloosd hebben, denk ik. Hier kreeg ik de juiste behandelingen en deed de club alles wat mogelijk was. Daar ben ik ze ontzettend dankbaar voor. Dat ze anderzijds op zoek gingen naar doelmannen, kon ik begrijpen. Dus kwamen Pavlovic en daarna Zitka en herbegon ik vorig seizoen in de B-kern. Ergens was dat logisch.

“Het creëerde evenwel weer nieuwe problemen. Ik had plots geen ploeg meer. Voor de juniores was ik te oud en bij de reserven stonden die anderen onder de lat. Rond nieuwjaar kreeg ik het lastig. Niet dat ik wegwilde, maar ik vond dat mijn situatie uitzichtloos werd. Uiteindelijk had ik een gesprek met Michel Verschueren, die zei dat ik geduld moest uitoefenen. En dat werd beloond. Kijk, ik ben iemand die als hij iets wil, daar moeilijk van af te brengen is. Ik kwam naar hier om eerste doelman te worden. Door de situatie is het anders gelopen dan ik dacht, maar de doelstelling bleef. En dan was vragen om uitgeleend te worden misschien niet de juiste oplossing, aangezien er zo weinig terugkeren. Ze lieten ook uitschijnen dat mijn toekomst hier lag, op dat vlak hebben meneer Ressel en meneer Verschueren altijd veel vertrouwen in me gehad. Van de jongens die destijds naar de B-kern werden verwezen – Oyen, Pirard, Karaca, Iachtchouk, ben ik ook de enige die terugkeerde in de A-kern.

“De verwijdering was aanvankelijk terecht. In de A-kern ligt het ritme hoger en ik zou er wellicht opnieuw geblesseerd zijn geraakt, maar het duurde alleen te lang. Om terug te keren, moest ik wedstrijden spelen en dat kon ik niet. Je traint niet met de hoofdtrainer, je speelt geen wedstrijden, het is heel moeilijk om je te laten opmerken. Ik heb toen heel slechte dagen gekend, dagen waarop ik me afvroeg waarom ik het allemaal deed.

“Al die keepers waren concurrenten, maar tegelijk naast het veld allemaal toffe mensen. Daniel is nu in principe mijn concurrent, maar naast het veld is het een vriend. Het lijkt me logisch dat hij start als nummer één, maar schrijf gerust dat ik mijn best zal doen om het hem zo moeilijk mogelijk te maken. Jan Van Steenberghe ? Mij is de belofte gedaan dat ik tweede doelman zou worden en de club is die belofte nagekomen. Meer kan ik daar niet op zeggen.”

“Ik heb geen mooiere vakantie gehad dan andere jaren, om de simpele reden dat ik geen vakantie heb genomen. Eén week heb ik gerust en daarna ben ik herbegonnen. Met het gevolg dat ik nu sukkel met tendinitis aan de knie. Les : te veel doen in het tussenseizoen is evenmin goed. De groepstrainingen kan ik meedoen, de specifieke keeperstrainingen ook, alleen het loopwerk moet ik laten passeren. Echt fit ben ik pas sinds vier maanden. Tevoren trainde ik toch met pijn, was ik ’s ochtends bij het opstaan net een manneke van tachtig dat vijf minuten nodig had voor hij weer normaal kon stappen. De laatste maanden was dat weg. Vorig seizoen haalde ik nog de beste resultaten op de explosiviteitstesten. Nu heb ik vooral nood aan wedstrijdsituaties, die weer leren juist inschatten en de goeie beslissing nemen. Daar kan je niet op trainen.

“Het feit dat ik heb teruggevochten, vind ik al een zege waard. Sommigen zullen ontkennen dat ik hard heb gewerkt, maar ik zeg van wel. Mijn karakter is intussen ook ten goede veranderd. Vroeger was ik nogal impulsief en zei ik de dingen zoals ze waren. Dat werd me niet door iedereen in dank afgenomen. Ik ben nog altijd rechtuit, maar hang het niet meer aan de grote klok.

“Anderzijds denk ik niet dat ik door dit alles verdraagzamer ben. Nooit stap ik van de training in de overtuiging dat het goed was. Ik ben redelijk perfectionistisch ingesteld – voor mijn vak toch, want ernaast ben ik een sloddervos die afspraken durft vergeten. Ik heb ook redelijk veel zelfkritiek. Ik zou bijvoorbeeld nooit hier zomaar blijven om mijn contract uit te doen. Geld is belangrijk, maar alleen om het loon zou ik niet blijven. Liever ergens spelen en vijftig procent minder verdienen, dan op de bank te blijven zitten. Ik heb hier intussen een nieuw contract. Inleveren moest niet, maar er zijn wel zaken veranderd. Anderlecht was één van de weinige ploegen in Europa die nog premies verzekerde en daar zijn ze nu mee gestopt. Je moet nu de wedstrijdkern halen om premies te trekken. Lijkt me logisch.

“Tijdens die periode ben ik ook privé van relatie veranderd. Sinds een jaar ben ik nu met mijn nieuwe vriendin samen, de grootste ellende maakte zij niet mee, alleen die van de B-kern. Ik denk niet dat de vorige relatie is afgesprongen door die problemen. Wel geef ik toe dat ik nooit een makkelijke was. Het is niet snel goed voor mij. Ik ben zelf perfectionistisch ingesteld, en verwacht dat ook van iemand anders.

“Anderzijds ben ik wel iemand die niet de hele tijd de ander met zijn problemen lastigvalt. Ik ben eerder wat gesloten, zonder me liever af. Dat was voor mijn ouders lastig. Ik wilde gerust gelaten worden, zij wilden uitleg en ik had geen zin om alles nog eens na te vertellen. Ik ben ze dankbaar voor alles wat ze deden, maar besef dat de spanning thuis soms redelijk te snijden was. Ik ben enig kind, niet bepaald de makkelijkste en dan slaan de deuren al eens wat harder dicht. Je voelde hun bezorgdheid, maar anderzijds konden zij niet inschatten wat ik op training deed.”

“Terugvallen op een diploma kon ik niet, mocht het zijn fout gegaan. In Beveren kon ik op mijn zeventiende prof worden en omdat ik niet graag naar school ging, was de keuze snel gemaakt. Misschien dat ik later, op mijn dertigste, nog iets ga studeren, maar nu telt eerst het voetbal.

“Eigenlijk was dit de eerste pech in mijn leven. Tot Anderlecht liep alles heel makkelijk. Ik was jeugdspeler in Beveren, doorliep alle jeugdreeksen van de nationale ploeg. In Beveren zeiden ze al vrij vroeg dat ik iemand voor de eerste ploeg was en zuiver op mijn talent heb ik er al die jaren kunnen presteren. Zonder echt veel tegenstand. Hier geloven ze ook in mij, maar heb ik er echt voor moeten werken. En daar ben ik doorgekomen. Toch mooi, neen ?”

door Peter T’Kint

‘Ik ken elk hoekje en kantje van de powerzaal, want ik heb er twee jaar doorgebracht.’

‘Liever ergens spelen en vijftig procent minder verdienen, dan op de bank te blijven zitten.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content