Op 5 december kondigde Tia Hellebaut onverwacht haar afscheid van de topsport aan, op 14 december werd ze Sportvrouw van het Jaar. We spraken met haar over doping, liefde, kinderen, geld, de psychologie van het hoogspringen en … Germinal Beerschot.

T ia Hellebaut (30) straalt wanneer we haar ontmoeten in de kantoren van sportmanagementbedrijf Golazo, waar ze vanaf eind januari aan de slag gaat. De verlossende aankondiging van haar afscheid en de blijde verwachting van een eerste kindje in juni volgend jaar zitten daar uiteraard voor veel tussen. Maar ook Germinal Beerschot mag een deel van het geluk opeisen, ze hebben net gewonnen van Moeskroen. Bovendien is Daniel Cruz, Tia’s favoriete speler, stilaan weer fit.

“Ik heb Daniel nog even gezien na de wedstrijd tegen Moeskroen”, vertelt ze. “Hij kwam me feliciteren met de baby. Wanneer ik terug ben van Zuid-Afrika, midden januari, ben ik van plan meer naar Germinal Beerschot te gaan. Tot nu toe heb ik ze drie keer gezien en ze hebben drie keer niet verloren. ( grijnst)”

Vanwaar de liefde voor voetbal en meer bepaald Germinal Beerschot?

Tia Hellebaut: ” Marc Schaessens is aangetrouwde familie. Bovendien is mijn vader een hevige Beerschotsupporter, die vroeger elke thuiswedstrijd bijwoonde.”

Als klein meisje stond je ook vaak in doel bij de partijtjes voetbal in de buurt. Je blonk naar verluidt in alle sporten uit, behalve in zwemmen en turnen.

“Een drama! Zwemmen viel nog mee, maar de toestellen bij het turnen waren een ramp. Ik was toen al tamelijk groot en had mijn lichaam totaal niet onder controle. Zelfs toen ik pas met atletiek begon, was de coördinatie soms hopeloos. Voor de rest stond ik tijdens mijn schoolperiode in zowat alle ploegen: de voetbalploeg, de volleybalploeg en de basketbalploeg. Op een behoorlijk niveau, want er kwamen geregeld clubs vragen of ik niet bij hen wilde aansluiten. Sport was dus echt wel mijn ding.”

Je koos voor atletiek.

“Hoogspringen bleek de discipline die me het best lag. Het heeft altijd iets speciaals gehad. Maar papa hield me voor dat het belangrijker was een algemene basis te hebben, dus koos ik voor meerkamp.”

In de tuin organiseerde je al op jonge leeftijd je eigen Olympische Spelen.

“Ik deed er hoogspringen en verspringen. Mijn broer en ik hebben eens een verspringbak uitgegraven toen mijn ouders gaan werken waren … Toen ons mama thuiskwam, waren we nog druk bezig met onze schop. ( lacht breed) Nadien hebben we die put wel weer moeten dichtgooien. We liepen ook van het ene eind van de tuin naar het andere, zowat 55 meter, en chronometreerden onze tijden. Die competitiedrang heeft er dus altijd al in gezeten.”

Tia, de schoenenverkoopster

Een kantelmoment in je evolutie was het EK voor juniores in Ljubljana. Waar jij als ‘dikkerdje’ tussen allemaal afgetrainde atletes kwam te staan.

“Dat was in 1997, ik trainde toen amper twee of drie keer per week. Daar lachen ze nu mee, maar ik wist niet beter. Ik boekte ondanks alles vooruitgang en als niemand je dan zegt dat je eigenlijk niet goed bezig bent, besef je dat niet. Maar dan kom je daar tegen meisjes te staan die acht keer per week trainen. Ik weet nog dat ik toen dacht: ‘Maar meisjes toch …’ Achteraf bleek het een kantelmoment.”

Je leidde tot dan toe een liederlijk studentenleven, wordt gesuggereerd.

“Ik genoot van mijn studententijd, zoals iedereen. Ik ging wel eens naar een fuif tot vijf uur ’s ochtends, maar nooit de dag voor een wedstrijd. Of misschien uitzonderlijk … als het echt niet anders kon ( lacht).

“In 1999 studeerde ik aan de hogeschool in Turnhout, op dat moment zat ik zonder trainer. Een cruciale fase was het: ofwel ga je werken en kan je een sportcarrière vergeten, ofwel kies je voor de sport en staat alles in het teken daarvan. Ik wilde het proberen, dus ging ik halftijds werken als schoenenverkoopster bij Decathlon.”

In die periode kwam je dan bij Wim terecht?

“Ik trainde in feite al langer bij hem, vanaf mijn achttiende, sinds ik met de wagen mocht rijden. Eén keer per week, voor de horden en het verspringen. In mijn ogen was hij veeleisend voor zijn atleten – achteraf bekeken de normaalste zaak van de wereld. Aangezien ik voor mezelf had uitgemaakt dat ik er iets van wilde maken, ben ik op hem toegestapt met de vraag of hij me wou begeleiden.”

Wat versta je onder veeleisend?

“Niet meer drinken, niet meer uitgaan, regelmatig trainen, op je voeding letten, schema’s opstellen. Ik stond toen een paar kilo’s te zwaar, die moesten er sowieso af. Kriek drinken zat er dus niet meer bij.”

Niet meer roken …

“Inderdaad, maar dat moet je niet te veel vertellen, want dat is geen goed voorbeeld voor de jeugd.”

Hoe is je relatie met Wim buiten de piste gegroeid?

“Heel geleidelijk. In de aanloop naar de Spelen in Athene voelden we beiden dat er iets was, maar ja, daar praat je niet zomaar over. De eerste gedachte was: o nee, dit kan niet! Je begeeft je immers in een gevaarlijke situatie: als er dan privé iets misloopt, hypothekeer je je hele carrière. In het begin deden we dus niets met onze gevoelens, tot we daar eens over gepraat hebben bij een dineetje. Dat vind ik het mooie aan onze relatie: dat ze zo langzaam groeide, zorgt voor een stevige basis, het betekent dat je echt verliefd wordt op de méns die je leert kennen.”

En zo geschiedde …

Exact een jaar geleden stond hier een interview met Kim Gevaert. Ze vertelde dat ze vooral haar vrijheid hard miste: altijd op je voeding letten, altijd beschikbaar zijn voor controles, altijd trainen …

“Je moet regelmatig trainen, ja, dus daar mis je een bepaalde vrijheid in. Je zult nooit eens een hele dag met vriendinnen kunnen shoppen. Maar binnen bepaalde grenzen vind ik dat wij wél veel vrijheid hebben.

“Het valt mij op dat ik veel meer geniet sinds ik afscheid nam. Als ik op vrijdagavond ga dineren, weet ik nu: aha, morgen moet ik niet trainen, ik kan me laten gaan. Dat is een heel ander gevoel, een bevrijding zeg maar.”

Op de persconferentie waar je je afscheid aankondigde, viel op hoezeer er een last van je schouders viel.

“Absoluut. Probeer zoiets maar eens twee maanden stil te houden. De dagen voor de persconferentie kwam het geruchtencircuit al op volle toeren, daarom was ik vooral opgelucht dat het nieuws op vrijdagochtend nog niet in de kranten stond. Ik wilde dat zelf kunnen vertellen.”

De kinderwens was er al langer volgens je moeder.

“Ja, maar ik ben niet de persoon die daarmee te koop loopt. Het was nu ineens een goed moment, omdat we beseften dat 2009 nooit meer 2008 kon evenaren. Stel dat je tweede wordt op het komende WK in Berlijn, dan zou dat een teleurstelling zijn. Terwijl dat eigenlijk super hoort te zijn. Die gouden medaille heeft alles veranderd. Nu onthoudt iedereen mij als de olympische kampioene.”

Je laatste wedstrijd was de meeting in Stuttgart op 14 september. Als je dat vergelijkt met de grootse manier waarop Kim Gevaert een week eerder afscheid nam op de Memorial, is dat toch wel een teleurstellend adieu?

“Mij zou je met zo’n feest ook geen groot plezier doen. Tijdens de Memorial zat ik zelf trouwens nog te veel in een roes na Peking, het is pas in Stuttgart dat die klik in mijn hoofd er kwam. Weet je wat raar is? Ik had me altijd al ingebeeld dat mijn afscheid er plots zou komen, zonder lange aankondigingsperiode. En zo geschiedde.”

Echt kind zijn

De meeste van je collega’s verklaren dat ze jou als sfeermaakster in het atletiekcircuit zullen missen. Blanka Vlasic, je grote rivale, zei zelfs: “Tia bracht de kameraadschappelijke sfeer vanuit het meerkampen mee. Ze was tegenover iedereen sportief, dat was ik niet gewoon in het hoogspringen.”

“Ik heb nooit bij één groepje gehoord, ik fladderde van links naar rechts om te babbelen. Maar het is niet omdat ik gestopt ben met atletiek dat ik niets meer kan betekenen voor de sport. Mijn tickets voor het EK in Turijn zijn al geboekt, ik wil er nog afscheid nemen van een aantal mensen.”

Over je koele relatie met Blanka Vlasic is veel inkt gevloeid.

“Tijdens de zomer was onze relatie wat stroever, ja. Ik ben een open persoon, terwijl Blanka zich in haar cocon terugtrekt. We hadden niet veel contact. Bovendien was zij lange tijd in de running voor de jackpot, wat extra stress met zich meebracht. In Stuttgart hebben we dan met een paar hoogspringsters aan de bar gezeten na afloop van de meeting: Blanka Vlasic, Anna Chicherova, Jelena Slesarenko en ik. Het werd een leuke babbel. We hebben daar even gepraat over onze toekomstplannen.”

En toen zegden zij eensgezind: ‘Proost!’

“( lacht) Neen, ze snapten niet dat ik niet nog een jaar voortdeed om geld te verdienen aan mijn gouden medaille.”

Wat jou dan wel weer typeert.

“Ach, ik krijg iets veel mooiers in de plaats. Als man kan je zo een jaar nog meepakken, als vrouw ligt dat anders: het gevoel moet kloppen.”

Jij moet nog gaan werken, in tegenstelling tot Kim Clijsters of Justine Henin.

“Ik zou het een jaar of drie rustig aan kunnen doen, maar anderzijds: ik kan moeilijk stilzitten.”

Voel jij in feite iets van de economische crisis?

“Niet echt, ik ben altijd heel voorzichtig geweest met mijn geld. Dat komt door mijn verleden, mijn mama heeft nooit veel geld gehad, daar leer je uit.”

Een communiefeest was bijvoorbeeld niet aan de orde omdat er geen geld voor was.

“Mama voelde zich vaak tekortschieten, maar eerlijk gezegd heb ik van die financiële problemen nooit veel gemerkt. De sint kwam altijd langs, ik miste geen essentiële dingen. Maar met de hele familie op vakantie gaan, dat zat er niet in. Mijn broer en ik spendeerden onze vakanties met het ziekenfonds, voor ons was dat de normaalste zaak van de wereld. Oké, mijn buurjongen had wel een walkietalkie, maar ik kon in bomen klimmen en op straat spelen. Ik kon echt kind zijn. Een fantastische tijd als ik daar nu op terugkijk.”

“Toch niet bewust. Dat was nu eenmaal onze situatie en wij zaten veel bij mijn tante. Ik was een teruggetrokken kind, maar al bij al heel gelukkig.”

Je hebt je biologische vader, die het gezin zes maanden na je geboorte verliet, nadien wel eens opgezocht.

“Toen ik zestien was. Dat was een korte ontmoeting. Ik denk dat het normaal is dat je als puber wel eens wil zien waar je vandaan komt.”

Je hebt ook Indonesische roots, daar ooit naar op zoek gegaan?

“Mijn biologische grootmoeder is Nederlandse, haar moeder was Indonesische. Ze woont nu in het zuiden van Frankrijk. Mijn biologische vader had dan weer Italiaanse wortels. Als je er mijn stamboom op napluist, merk je trouwens dat die overal ter wereld verspreid zit: Italië, Oostenrijk, Zwitserland, Frankrijk, Indonesië, … Dat internationale zit ook wel wat in mij, vind ik. Ik reis graag: het leert je om door de culturen heen te kijken.”

Heb je je biologische vader persoonlijk op de hoogte gebracht van je zwangerschap?

“Ik heb hem dat laten weten, ja, maar eerlijk gezegd wil ik daar in de pers niet te veel over praten, want dat vind ik niet eerlijk tegenover mijn échte vader: Joris. Ik heb alles te danken aan hem. Vanaf mijn elfde heeft hij me begeleid. Hij drong eropaan dat ik de meerkamp deed en hij waakte erover dat ik niet te veel krachttraining deed. Door zijn achtergrond als dokter kon hij meer helpen dan de gemiddelde vader.”

Meer dan gedroomd

Je hebt een speciale band met Zweden. Je behaalde er je eerste successen (zesde op het EK voor beloften en Europees goud), twee van je beste vriendinnen uit het circuit komen uit Zweden (Carolina Klüft en Kajsa Bergqvist) en er is het verhaal van de gulden tia, een muntstuk …

“Klopt! Eén gulden tia staat gelijk aan tien Zweedse kroon. In aanloop naar het EK in Göteborg kreeg ik zo’n muntstuk toegestopt door een Zweedse fotograaf, als geluksbrenger. Met het gekende resultaat. Dat muntstuk heb ik nog altijd. Trouwens, afgelopen seizoen is Göteborg ook weer een belangrijk keerpunt geweest. Ik sprong er 1,96 m, tot dan toe mijn beste prestatie van het seizoen. Ondanks vermoeidheid, koude en veel wind. Toen wist ik: ik ben klaar voor Peking.”

Is hoogspringen ook niet vooral een psychologische sport?

“Je ziet die hoogte waar je over moet, hé. Je kunt enorm goed aan het springen zijn, tot die lat op je recordhoogte komt en dan begin je plots te flippen. Op een honderd meter bijvoorbeeld is het duidelijker: daar loop je voor wat je waard bent. Of vergelijk het met verspringen indien ze daar een gracht zouden maken van zes meter. Dan zullen er ook mensen zijn die er ineens niet meer over kunnen.”

Waar haalde jij dan die mentale rust vandaan om te pieken op belangrijke momenten?

“Ik bekeek elke poging als een uitdaging en niet als een poging tot mislukken. Dat leer je.”

Wat denk je op het moment dat je daar in het Vogelnest van Peking in de finale staat voor je laatste olympische sprong?

“Het enige waar ik dan mee bezig ben, is peptalk: komaan Tia, je bent goed bezig, je bent beter, het is tof, het is jouw moment! Al die dingen spoken door je hoofd. En dan dat volle stadion: 90.000 man. Ik kick daar geweldig op.”

Hoewel je ook atleten hebt die bij zo veel druk en aandacht verkrampen.

“Mij maakt het net beter. Dat heeft met eergevoel te maken, zo van: ik zal hier eens bewijzen dat ik het aankan. Als topsporter kan dat een verschil maken. Van de laatste vier kampioenschappen won ik er drie van Vlasic, terwijl zij intrinsiek hoger kan dan ik – ze is tien centimeter groter.”

Jij zou volgens biomechanische berekeningen een wereldrecord aankunnen. Dat staat al sinds 1987 op 2,09 m, gesprongen door Stefka Kostadinova. Vind je het niet spijtig dat je een kans laat liggen om dat te verbreken?

“Ik ben daar nooit mee bezig geweest, ik ben een kampioenschapsspringer. Titels behalen, dat was mijn ambitie. Ik heb veel meer uit mijn carrière gehaald dan ik ooit durfde dromen. Daarom ben ik zo blij dat ik op deze manier kan stoppen, zonder blessure of zonder degout van de sport.”

De groene en de rode lijst

Je had wel bijna een degout opgelopen door Venelina Veneva, de Bulgaarse hoogspringster die in 2007 op doping betrapt werd en aan wie jij je blauw ergerde.

“Als ik die tegenkom in Turijn negeer ik haar. Dat meisje speelt volgens mij al tien jaar vals. En dan zou ze nog terugkeren ook, ze is deze winter weer beginnen te trainen. Dan denk ik: mannekes, waar zijn we mee bezig?”

Is dat geen hypocriete gedachtegang? Want daarmee ga je ervan uit dat de rest niet vals speelt.

“Misschien, maar bij Veneva lag het er vingerdik op. Spijtig voor dat meisje, want waarschijnlijk is zij opgegroeid in een milieu waarin het normaal geacht werd om je toevlucht in doping te zoeken. Kijk, op de Spelen heb ik met Filip Meirhaeghe gepraat, ik respecteer hem als mens en heb me daar goed geamuseerd met hem, maar ik moet eerlijk bekennen dat een stuk van mijn respect voor hem als sportman verdwenen is sinds zijn bekentenis. Bij mij breekt er iets als ik zulke dingen verneem.”

Dat is wel opvallend in jouw carrière: jij bent een van de weinige atletes rond wie nooit een zweem van vraagtekens hing.

“Als je niets pakt, kun je ook niet in opspraak komen. Met mijn dokter heb ik vroeger twee afspraken gemaakt: wat je me geeft, mag geen doping zijn én het moet gezond zijn. Ik wilde geen roofbouw op mijn lichaam plegen. Stél dat er met een van mijn kinderen iets aan de hand is, dan wil ik het niet op mijn geweten hebben dat dat door het gebruik van verboden middelen komt. Ik ben daar heel categoriek in: er bestaat een groene lijst en een rode lijst. Van de rode lijst blijf je af. Trouwens, wie zegt dat je met doping beter wordt? Als je lichaam niet gezond is, kun je op lange termijn toch niet presteren. Het belangrijkste is dat je blessurevrij en gezond blijft.”

Bedankt voor het gesprek en succes met je tweede carrière, Tia. S

door matthias stockmans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content