Die erelijst : klassiekers, wereldbeker, zes groene truien, nummer één van de wereld ! Erik Zabel heeft zelfs het aantal zeges overtroffen van zijn sportdirecteur Walter Godefroot.
Erik Zabel : “Ik weet nog precies wanneer ik Walter voor het eerst heb ontmoet. Oktober ’92, in Lokeren. Tegenwoordig is het makkelijker om prof te worden, in die tijd moest je echt de juiste mensen kennen. En ik kwam uit Oost-Duitsland, ik kende bijna niemand. Heb ik een oud-zesdaagserenner uit Berlijn opgebeld, Jürgen Schlaphoff, en gezegd : ik wil graag prof worden, weet jij iemand die me kan helpen ? Hij heeft contact gezocht met Walter. Toen ben ik met mijn schoonvader naar Lokeren gereden, samen geluncht. We waren er snel uit.”
Godefroot : “Kan ik me niet meer herinneren. Er zijn zovéél jongeren die bij onze ploeg willen rijden. Maar nu jij het vertelt… Ik weet nog wel dat onze mecanieker toen zei : ‘ Die Kleine ist gut‘. En ik wist natuurlijk dat je vierde was geworden op de Olympische Spelen. Om zeker te zijn heb ik nog Hans Junkermann ( Duitse oud-prof, nvdr) opgebeld, die zei ook meteen : nemen.”
Zabel : “Junkermann en Gregor Braun, dat waren mijn referenties. Bij hen reed ik destijds in een amateurploeg. Achteraf is het goed voor me geweest dat ik al als amateur uit het Ost-System ben weggegaan. Ik had in de DDR in de juniorenploeg en de nationale selectie gezeten. Toen golden veel wedstrijden puur als voorbereiding. Ik heb behoorlijk moeten omschakelen. Bij de profs is het belangrijkste om je sponsor goed te vertegenwoordigen. Door voor de ploeg te werken of door je specialiteit uit te buiten. Dat wist ik al vóórdat ik bij Telekom kwam.”
Mekkeren
Godefroot : “Het is heel moeilijk in te schatten wie talent heeft. Nog moeilijker is het te voorspellen wie zijn talent verder zal ontwikkelen. Wie heeft de juiste instelling ? Ik zeg : combineer de instelling van Zabel met het talent van Ullrich en je hebt de nieuwe Merckx. Capaciteiten heb je, Erik slaagt er al jaren in om ze optimaal te benutten. In het peloton ken ik er weinig met zo’n professionele instelling.”
Zabel : “Ik heb er genoeg gezien : super bij de amateurs, problemen bij de profs. Of het omgekeerde : middelmatig bij de amateurs, steeds beter bij de profs.”
Godefroot : “Erik kwam jong bij ons, met zijn eigen ambities. Maar wij hadden Olaf Ludwig, daar moest voor gewerkt worden. Erik heeft dat steeds zonder mekkeren gedaan. Voor een sportdirecteur is de moeilijkheid om het moment te bepalen waarop de jongere beter wordt dan de oudere. Bij Olaf en Erik is dat geruisloos gegaan.”
Zabel : “Wat moest ik nou mekkeren ? Olaf was mijn idool. Toen ik in december 1980 met wielrennen begon, had hij net de Vredeskoers gewonnen, de Tour de France van het Oostblok. We kregen vrij van school om naar de aankomst in Berlijn te kijken. Ik was meteen begeistert. Nu kwam ik bij Olaf in de ploeg. Ik zei ‘u’ tegen hem. Dan is de onderlinge verhouding nooit een probleem. Anders dan met een leeftijdsgenoot als Steffen Wesemann.”
Eigengereid
Zabel : “Ik had van de naam Godefroot gehoord, zoals ik van Merckx, De Vlaeminck en Kuiper had gehoord. Maar voor ons in de DDR was dat een compleet andere wereld. Ik weet nog hoe verbaasd mijn vrienden keken toen ze in ’87 op een brug over de Autobahn de Tourkaravaan voorbij zagen komen. Toen ikzelf eenmaal bij de profs reed, keek ik in de rondeboeken. Bij elke koers stond minstens één keer Godefroot op de erelijst. Als je dan zelf weer eens achterin was geëindigd, dacht je : hoe goed moet Walter niet geweest zijn ?”
Godefroot : “Daarom was ik vorig jaar zo ongelukkig, toen Erik zijn elfde etappe in de Tour won, haha. Eentje meer dan ik. Dit jaar heeft hij ook mijn totaal aantal overwinningen bij de profs overtroffen. Ik heb ooit één keer de groene trui gewonnen, Erik straks zeven.”
Zabel : “Toch denk ik dat Walter een completere renner was. De Ronde van Vlaanderen, Parijs-Roubaix, Luik-Bastenaken-Luik : hij heeft ze allemaal gewonnen. Tegenwoordig is er haast geen renner meer die de klasse heeft om al die koersen te rijden, laat staan om ze te winnen. Ook ik heb wat dat betreft mijn grenzen. Bettini zal ik in Luik nooit kunnen volgen.”
Godefroot : “Ik was misschien iets sterker bergop, Erik heeft meer het pure winnaarsinstinct. Hij wil altijd en overal winnen. Die instelling heb ik nooit gehad. Ik ben altijd een beetje eigengereid geweest, en hield ook niet zo van de fiets als Erik.”
Zabel : “Dat zegt hij nu. Maar na Gent-Wevelgem zijn we een keer bij Walter op de koffie geweest. In de kelder staat nog steeds zijn oude Colnago. Ik geloof dat hij er toch een bijzondere verhouding mee heeft.”
Trainen
Godefroot : “Puur sportief gezien was ik liever turner geworden. Van die sport hield ik echt. Wielrennen is voor mij altijd een beroep geweest. Op het einde van mijn loopbaan kon ik mijn beste contract ooit tekenen, maar dan moest ik weer die winter trainen in het bos. Geen zin meer. Dus ben ik gestopt.”
Zabel : “Ik hoef mezelf er nooit toe te zetten om te trainen. Maar een lange trainingsperiode, dat is niets voor mij. Als ik in december en januari heb getraind, wil ik in februari absoluut wedstrijden rijden. Ook tijdens het seizoen denk ik zo. Laatst hadden we na de Bayern Rundfahrt een week geen koers tot de Ronde van Duitsland. Dan weet je dat je de donderdag en vrijdag wat langer moet trainen. Toen heb ik gevraagd of ik die dagen de Ronde van Luxemburg mocht rijden. Dat doe ik liever dan in mijn eentje trainen.”
Godefroot : “Daar zie je weer een verschil tussen ons. Ik zou die twee dagen in Luxemburg ook echt gaan trainen. Erik gaat erheen en wint gewoon een etappe.”
Zabel : “Je moet eerlijk zijn : ik ben geen renner die veel hoeft aan te vallen om te winnen. Als sprinter moet je juist niet te veel mit die Nase im Wind rijden. Luxemburg heb ik nu tien keer gereden, zeven keer was de eerste etappe een massasprint. Dan weet je dat je op je gemak kunt zitten. Alleen de laatste kilometer geef je alles.”
Winnen
Zabel : “Winnen blijft speciaal, maar als ik eerlijk ben beleef ik het nu anders dan vroeger. Toen ik in Tirreno-Adriatico mijn eerste profzege behaalde, was ik zo opgewonden dat ik een nacht niet kon slapen. Met Parijs-Tours en Milaan-Sanremo was dat precies hetzelfde. Nu slaap ik juist goed na een zege. Neem de Henninger Turm dit jaar. De druk was groot, alles ging goed, ik won. Dan rijd je naar huis en denk je : ha, nu tot de Bayern Rundfahrt drie weken rust. Je hebt voor jezelf lucht gecreëerd. Anders begin je al snel weer te denken wat je nu weer moet winnen. En te veel denken is nooit goed.”
Godefroot : “Toen ik voor de tweede keer de Ronde van Vlaanderen won, zat ik twee uur later alweer thuis televisie te kijken. Een wielerjournalist heeft mij ooit gezegd : ‘Walter, jij bent niet normaal’. Maar ik zie het zo : ik had mijn werk gedaan, mooi meegenomen dat ik gewonnen had, klaar. Meer was het niet. Ik was net zo blij als ik wist dat ik in de finale de beste was geweest. Ook al had ik verloren. Niet normaal misschien, nee.”
Zabel : “Ik vind het wel goed dat je bij een overwinning niet zo heel blij bent en bij een nederlaag diep in een dal zakt. Je moet voor jezelf kunnen zeggen : wat ik vandaag heb gedaan, was mijn maximum. Basta.”
Recuperatie
Godefroot : “Tegenwoordig zijn renners die een heel jaar goed zijn uitzonderingen.”
Zabel : “Toen ik tien jaar geleden prof werd, waren het andere tijden. Goed, je had Lemond, Indurain. Die bereidden zich puur voor op de Tour. Maar zelfs zij reden klassiekers. In mijn team zat ook Etienne de Wilde, die heeft meer dan tien jaar zomer en winter alles gereden. Olaf Ludwig deed ook altijd twee of drie zesdaagsen. Dat was normaal, daarmee ben ik opgegroeid.”
Godefroot : “Ieder moet voor zichzelf uitvinden hoeveel hij aankan. Erik heeft een enorme recuperatie. Maar ik geef toe : twee jaar geleden, toen hij de wereldbeker won, heb ik wel eens gezegd dat hij te veel deed. Twee weken na het einde van het seizoen was hij alweer hersteld om een zesdaagse te rijden.”
Zabel : “Ik geloof dat je ooit de rekening krijgt voor alles wat je in het leven doet. Afgelopen winter heb ik nog twee zesdaagsen gewonnen. In februari kwam de rekening : zes keer achter elkaar tweede. Dat vreet aan me, hoor. Dan moet je jezelf afvragen of je het anders gaat doen. Zelfs als je al tien jaar prof bent. Nu denk ik dat ik deze winter niets rijd.”
Nummer één
Godefroot : “Erik is zonder discussie de nummer één van de wereld. Die punten krijg je niet zomaar. Maar of hij de erkenning krijgt ? Ja en nee.”
Zabel : “Ik geloof het toch wel. Toen ik eerste werd, kwamen er steeds vragen : wat is het waard ? Nu zeggen ze : Erster der Weltrangliste. Ik weet ook dat een superrenner als Lance Armstrong die wereldranglijst niet nodig heeft. En dat Erik Dekker veel pech heeft gehad. Ik wist dat hij rond Milaan-Sanremo het plan had om de eerste plaats over te nemen.”
Godefroot : “In de traditionele wielerlanden zeggen ze : Zabel is een superrenner. In Duitsland krijgen ze maar heel langzaam in de gaten hoe goed Erik is. Daarom zeg ik : erkenning ? Ja in Europa, nee in Duitsland.”
Zabel : “Duitse journalisten vragen niet naar een sprintoverwinning in de Ronde van Duitsland of over de etappe. Alles gaat alleen maar over de Tour-selectie. Ze hopen dat er wat spanning komt. En ze blijven me maar vergelijken met Jan Ullrich.”
Godefroot : “In mijn tijd had je Merckx. Na hem kwam helemaal niemand meer. In Duitsland staat veel in het teken van Ullrich en de Tour.”
Zabel : “Ik ben die vragen over de Tour-selectie helemaal zat. Ik kan toch niet naar Walter toegaan en zeggen wie ik in de ploeg wil ? Vorig jaar hadden we met Jan een kandidaat voor de eindzege. Dan is het logisch om de ploeg rond hem te bouwen. Maar het is te simpel om te zeggen : Jan is er niet, nu moet de hele ploeg voor Zabel werken. In de bergen zendt de tv de hele dag uit. Moet dan de complete Telekom-ploeg onzichtbaar in de grupetto rijden ? Dat kun je tegenover de sponsor niet maken. Dus moet Walter een middenweg vinden.”
Godefroot : “Dit is nou typisch Erik. Nummer één van de wereld, en toch verder kijken dan zijn eigen belang. Vorig jaar was hij voor de Tour zeer teleurgesteld dat Fagnini niet mee kon. Maar hij heeft geen moment gezeurd, won drie etappes en de groene trui. Dat zijn de allerbesten. Meer nog : dan ben je groot als mens, hé ?”
door Maarten Scholten
‘Combineer de instelling van Zabel met het talent van Ullrich en je hebt de nieuwe Merckx.’ (Walter Godefroot)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier