En plots is België een volleyballand, klinkt het. Op hun recente successen stapelden de mannen én de vrouwen ook nog een WK-ticket, voor het eerst in 36 jaar. De bondcoaches glunderen. ‘Er was een stijgende lijn, maar dit is recht omhoog.’

Tijdens de fotoshoot zetten volleybaltrainers Dominique Baeyens (57) en Gert Vande Broek (46) hun serieuze gezicht op. Achteraf kunnen de Belgische bondscoaches van respectievelijk de mannen en de vrouwen niet verbergen dat de ontlading groot is na de dubbele WK-kwalificatie. “Gert, ik las een uitspraak van jou,” zegt Baeyens, “dat de vorige WK-deelname van België dateert uit de tijd dat de dieren nog spraken. Ik ging je daar vanavond eens over aanspreken.” Vande Broek schatert. 36 jaar geleden ging Baeyens als speler nog mee naar Italië. “Toen mijn spelers hoorden dat ik erbij was op dat WK in 1978, keken ze naar mij als naar een dinosaurus.”

Een en-verhaal

Een smerig vraagje om mee te beginnen: wie haalde nu de strafste stoot uit door zich te kwalificeren voor het WK, de mannen of de vrouwen?

Vande Broek: “Als je twee kinderen thuiskomen met grootste onderscheiding, ga je niet kijken wie 91 % heeft en wie 90,5. Maar niet enkel journalisten stellen die vraag, ook beleidsmensen: moeten we investeren in de dames of in de heren? Wij predikten altijd voor een en-verhaal. En we kregen gelijk.”

Aan het WK nemen 24 landen deel. De Belgische mannen stonden bij de jaarwisseling 37e op de wereldranglijst, de vrouwen 22e. Wat zeggen die cijfers?

Baeyens: “Mijn voornaamste kritiek op de ranking is dat je soms de kans niet krijgt om punten te verzamelen. Pas nu wordt het voor ons eerlijk.”

Vande Broek: “Waarom wilden wij zo graag meedoen aan dat WK en aan de World League bij de heren en de World Grand Prix bij de dames? (zie kader) Omdat dáár punten te rapen vallen. Daarom zeiden wij hier tien maanden geleden dat we ons moesten inschrijven voor de Euroleague. Alleen zo konden we de poort naar de World League en de World Grand Prix openbreken. Anders mochten we de Olympische Spelen in Rio nu al doorkruisen.”

Die Spelen komen vaak naar boven in de commentaren na de WK-kwalificatie. Mag de conclusie zijn dat het vooral Rio is dat telt?

Baeyens: “Toen we begonnen aan de Euroleague, was de insteek: we gaan proberen om in 2016 op die Spelen te raken. Proberen. Zonder een WK is de kans dat je op de Spelen raakt bijna onbestaande. Nu vergroten onze kansen. Dus is het normaal dat de Spelen wat op de proppen komen.”

Vande Broek: “Nu kunnen we van Rio iets meer maken dan een onnozele, zatte droom. Deze kwalificatie kadert binnen een ultieme ambitie die bij de twee groepen aanwezig is, maar laat ons niet minimaliseren dat we naar een WK gaan.”

Baeyens: “Zo’n WK-deelname is fenomenaal. Het gewoon zien als een tussenstation voor de Spelen vind ik er toch een beetje over. Voor mij zijn de Spelen geen obsessie.”

Vande Broek: “De Spelen, dat is dé sportgebeurtenis om de vier jaar. Anderzijds: welke rol heeft volleybal binnen de Spelen? Niet de hoofdrol. En het is geen piece of cake om je in een heel mondiale sport als volleybal te kwalificeren voor de Spelen, waar er nog minder deelnemers zijn dan op een WK.”

Intrinsiek engagement

Het lijkt evident dat België moest deelnemen aan de Euroleague als dit land eens iets wilde neerzetten. Wat waren de contra’s in dat debat?

Vande Broek: “De kostprijs voor de twee ploegen bedroeg 300.000 à 400.000 euro. Voor onze federatie is dat veel geld. Bij Dominique en bij mij was er een bepaalde twijfel: moeten we het nu doen of volgend jaar? Uiteindelijk beslisten we dat we niet mochten wachten. Dat aanvoelen was cruciaal. We staken onze nek uit, en niet alleen in financieel opzicht; de Euroleague was ook een verhaal van engagement, want je vraagt je spelers en speelsters om vier maanden bezig te zijn. Beleidsmensen willen ook zekerheid over de mate waarin je je groep daarvan kunt overtuigen. Op dit moment is er een grote aantrekkingskracht om voor de nationale ploeg te spelen, maar in een eerste fase investeerden we met ons team jaren in onszelf, in alle anonimiteit. Toen draaide het meer om intrinsiek engagement. Gelukkig werden we geholpen door een enorm groepsgevoel.”

Baeyens: “Wij ook. Mijn spelers genieten nu echt van mekaars aanwezigheid. Het blijft eigenaardig om vast te stellen hoe er een ploegdynamiek en momentum ontstaan is. Wij hebben bijvoorbeeld heel erg gezweet in onze barragewedstrijden om het EK te halen. De week erna begonnen we aan de Euroleague. Daar kwamen we het eerste weekend door zonder te verliezen. Zo ontwikkelt dat verhaal zich, stap voor stap. Achteraf lijkt het voor de hand liggend dat je dat allemaal haalt, maar dat is het niet.”

Vande Broek: “We hebben nu een jaar voorsprong op ons beste scenario. Er was bij de heren en de dames al een sterk stijgende lijn, maar dit is bijna recht omhoog. Dat hadden ook wij niet verwacht. Tijdens het weekend van de Final Four in de Euroleague kwam Bruce Springsteen optreden in mijn tuin, op Rock Werchter. Natúúrlijk had ik tickets. Maar ik kon ze weggooien; wij gingen naar Varna.”

Wetenschappelijke onzin

Staat België op volleybalvlak nu gewoon weer waar dit land hoort te staan of stijgen onze ploegen boven zichzelf uit?

Baeyens: “Op zo’n WK kunnen wij concurreren met bijna alle teams. Maar dat wil niet zeggen dat het normaal is dat we naar een WK gaan. Nederland gaat niet. Is dat normaal?”

Vande Broek: “Als je Polen verslaat, in Polen, als je Servië klopt, de Europese kampioen, en ook wint tegen Italië en Duitsland, dan moet je niet doen alsof je niet op een WK thuishoort. Dit is geen toevalstreffer. Dit is loon naar keihard werken.”

Als we zoeken naar de ingrediënten van het succes komt de volleybalschool in Vilvoorde in beeld, waar jongeren al bijna twintig jaar onderwijs goed kunnen combineren met doorgedreven trainingen.

Baeyens: “Het is goed dat eens benadrukt wordt hoe belangrijk de topsportschool is, maar het is moeilijk om het huidige succes te verklaren; er zijn zo veel facetten. Dat zijn allemaal stukjes die nu heel goed in elkaar vallen. Maar niet zomaar. Er wordt veel werk en energie ingestoken, zowel door de spelers als door de begeleiders. Dat is óók belangrijk, net zoals die chemie waarover we daarnet spraken. En je moet daarnaast gewoon talent hebben. Onze rol als bondscoach moet je niet minimaliseren, maar je moet hem ook niet overdrijven.”

Vandebroek: “Talent is de basis. (opgewonden) Nu gaat iedereen mee in het verhaal dat dit succes er is dankzij de volleybalschool, maar succes heeft echt meerdere vaders. Ik weet overigens nog goed hoe we op het kabinet waar ik werk (van Vlaams minister van Sport Philippe Muyters, nvdr) drie jaar geleden moesten antwoorden op de vraag of de topsportscholen niet moesten worden afgeschaft. Men zwalpt. Er bestaan studies over hoeveel procent van de atleten uit de topsportscholen komt. Dat is wetenschappelijke onzin. Iemand als Lise Van Hecke, een van onze speerpunten, ging bijvoorbeeld niet naar de volleybalschool, maar nam wel deel aan jeugdselecties via de topsportschool. Bij haar is er een indirecte link. En de topsportschool zorgde ook voor een professionalisering in Vlaanderen; er kwam een afstraling naar de clubs toe. De impact van de topsportschool mag niet onderschat worden, maar kan zeker niet gemeten worden louter op basis van de output, aan de hand van een binaire code: die komt er wel uit en die niet. Wat wij in het volleybal begrijpen, is dat we de handen in elkaar moeten slaan, de clubs en de volleybalschool.”

Spitten in terabytes

Dominique, jullie WK-kwalificatiematch tegen Frankrijk had jij al maanden voorbereid. Toch bleef je in de nacht voor de match naar verluidt tot vier uur bezig met analyses.

Baeyens: “Natuurlijk hadden we bij onze aankomst in Parijs al een goed zicht op die ploeg. Maar tijdens zo’n toernooi gebeuren weer nieuwe zaken. En de eerste dag waren wij met Spanje bezig, onze eerste tegenstander. En in de eerste nacht met Wit-Rusland. Tijdens de laatste nacht analyseerden we dan wat er de twee dagen voordien bij Frankrijk gebeurd was. Die analyses zijn volgens mij doorslaggevend, zeker bij een WK-kwalificatie, omdat je maar een heel korte voorbereiding hebt. Je kunt met je groep niet rustig alles op punt zetten. Daarom was mijn idee dat het verschil gemaakt moest worden tijdens de match. De ingrepen van een coach kunnen dan cruciaal zijn. Ik zal dat concreet maken. EarvinNgapeth is een spelbepalende figuur bij Frankrijk. Spanje had de logische gedachtegang om het hem moeilijk te maken in receptie. Dat is dé manier om hem op aanvallend vlak te doen twijfelen, denk je op het eerste gezicht. Maar als je begint te spitten, merk je dat hij op aanvallend vlak almaar beter begint te renderen naarmate hij meer aan het werk wordt gezet. Zo kwamen wij uit bij een schijnbaar onlogische conclusie: we gaan naar JulienLyneel serveren, die een betere receptie heeft, maar gezien zijn positie voor ons het beste target is. Dat werd onze basis.

“Plots gaat Ngapeth er in die match onderdoor. Op dat moment was de vraag: gaan we nu onze controle op het vlak van block-defense verleggen naar AntoninRouzier, die nadrukkelijker in de match kwam, of blijven we bij Ngapeth? Toen was mijn mening, gebaseerd op feiten: Rouzier zal toch in de fout gaan, die gaat Frankrijk niet boven dit moeilijke moment halen. Dus bleven we bij onze strategie. Ik dacht ook: de spelverdeler van de Fransen speelt al sinds zijn jeugd met Ngapeth, die gaat telkens weer hem zoeken, zelfs al is Rouzier beter. En die spelverdeler bleef effectief hetzelfde doen.”

Vande Broek: “Wat Ngapeth was bij de Fransen, was MalgorzataGlinka in onze match tegen de Polen. Spanje en Zwitserland toonden hoe je niet kunt winnen tegen Polen. Glinka ís kwetsbaar op het vlak van receptie, maar die hele ploeg is geconcipieerd om net dat mankement zo min mogelijk tot uiting te laten komen. Andere zwaktes komen nooit bloot te liggen, maar kun je wel sterk gaan vermoeden. Door het bekijken van die speelsters in hun clubs, waar ze in een ander concept spelen, bouw je een strategie die anders is dan wat ploegen doorgaans doen. Onze databank met info over speelsters, dat gaat over terabytes, die vormen ons fundament. Daarnaast heb je nog het gevoel tijdens een wedstrijd én het draagvlak voor je strategie, het geloof dat de ploeg heeft in wat je doet. Dat is waarom wij hier benadrukken dat wij die data nodig hebben: we overtuigen er ook onze groep mee. Het geloof dat de coach doet wat er moet gebeuren, is dikwijls ten minste even bepalend als de strategie op zich. Want achteraf kun je nooit zeggen dat je het met een andere strategie niet gehaald zou hebben.”

DOOR KRISTOF DE RYCK – BEELDEN: CHRISTOPHE KETELS/ IMAGEGLOBE

“Als je twee kinderen thuiskomen met grootste onderscheiding, ga je niet kijken wie 91 % heeft en wie 90,5.” Gert Vande Broek

“We hebben een jaar voorsprong op ons beste scenario.” Gert Vande Broek

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content