Met een afgetekende 3-0 in de finalereeks tegen Bergen verzekerde BC Telenet Oostende zich van een veertiende Belgische landstitel in het basketbal. Eerder dit seizoen veroverde het ook al de beker. Voor de kustploeg de eerste dubbel sinds 2001.

Het was een innemend tafereel op de persconferentie na de beslissende derde zege van Oostende. De coaches van beide finalisten, Dario Gjergja (37) en Yves Defraigne (48), arm in arm, elkaar minutenlang in het oor fluisterend. Flirtend haast. Gjergja had ook een kleine attentie mee voor zijn collega van Bergen: The Power ofNegative Thinking, een handleiding van de legendarische Amerikaanse basketbalcoach Bob Knight. Over hoe je als trainer successen boekt door voornamelijk te focussen op het vermijden van fouten.

De waardering tussen beide strategen is groot, dat mag duidelijk zijn, ondanks de al bij al evidente 3-0-zegereeks van Oostende in deze finale van de play-offs. Gjergja: “Defraigne heeft me enkele keren tactisch serieus verrast. Hij heeft het absolute maximum uit zijn ploeg gehaald en ons tot het uiterste gepusht.”

Waarmee de Kroaat meteen aangaf wat een van de cruciale verschillen was tussen beide finalisten: de kwaliteit van de spelerskern. Oostende wist al van bij de start van dit seizoen een zeer homogene groep samen te stellen, die talent aan mentaliteit koppelde en die zo rijk gestoffeerd was dat Gjergja naar hartenlust kon roteren. Met ook enkele Belgische jongeren die hun kansen kregen – Jean Salumu, Quentin Serron, Thomas De Thaey – een paar nuttige werkers – Mario Stojic, Dragisa Drobnjak, Veselin Petrovic, Brent Wright – en twee absolute leiders – Matt Lojeski en Dusan Djordjevic. Terecht stelde Johan Vande Lanotte, achter de schermen nog steeds een belangrijke man bij de kustploeg, dat deze titel de beloning was voor het bijeenhouden van de kern die vorig jaar al de hegemonie van Charleroi wist te doorbreken. “Noem het de titel van de continuïteit”, vulde spelverdeler Dusan Djordjevic, uitblinker in de Finals, dat discours aan.

“Er zit zo veel maturiteit in dat team”, beaamt Bergencoach Defraigne. “Ze houden het hoofd koel en blijven in ploeg spelen wanneer ze onder druk komen te staan. Ze hebben enkele Slavische spelers die academisch geschoold zijn en perfect kunnen omzetten wat hun coach verlangt, en ze hebben individueel talent zoals Lojeski. Je kunt proberen Djordjevic en Lojeski lam te leggen – daar zijn we af en toe ook in geslaagd – maar dan knalt ineens zo een Stojic twee driepunters binnen. Dát is de sterkte van dit Oostende. De verdiende landskampioen, ze hebben negentig procent van dit kampioenschap gedomineerd.”

Gjergja: topper in wording

Gaan we even na waar al die spelers van Oostende vandaan komen, dan moet je inderdaad vaststellen dat het allemaal gelouterde winnaars zijn. Stojic speelde als jong talent bij Real Madrid, Djordjevic en Drobnjak wonnen in 2011 met Novo Mesto de Eurochallenge en de Sloveense titel alvorens naar Oostende te komen, Wright heeft ondertussen al vijf Belgische landskronen met Charleroi (2010 en 2011) en Oostende (2006, 2012, 2013) op zijn palmares staan. Het zijn mannen die het klappen van de zweep kennen.

Een pluim voor het transferbeleid bij Oostende. Het is ooit anders geweest… Sportief manager Philip Debaere grijnst: “Dit doet deugd. Het is de beloning van ons goede werk, op alle vlakken. Maar we hebben in het verleden nog sterke ploegen samengesteld. In mijn eerste jaar hadden we een team met Jaumin, Teletovic, Ovcina… Inzake talent was dat eigenlijk straffer dan nu. Maar in dit team zit zo veel hart en wilskracht, dat hou je niet voor mogelijk.

“We zijn de voorbije twee jaar nog meer op mentaliteit gaan screenen, ons netwerk is ook breder. We hebben nu iemand fulltime in dienst die niets anders doet dan de spelersmarkt in kaart brengen. Ook onze coach is daar meer mee bezig: bij iedere transfer belt hij persoonlijk met de speler. We moeten bij de rekrutering rekening houden met zijn temperament: het heeft geen zin om een speler te halen die ineenkrimpt of heftig reageert wanneer Dario verbaal met scherp schiet.”

Daarmee haalt Debaere een tweede reden aan voor het succes van dit Oostende, zijn coach Dario Gjergja. Een topper in wording, hoor je van iedereen in en rond de club. Tactisch beslagen, prima instinctieve reflexen, goeie peoplemanager en bezeten door het spelletje, somt Debaere de troeven van zijn coach op. “Elke dag komt hij om 9 uur aan op de club en ’s avonds vertrekt hij als laatste. Hij doet wedstrijdvoorbereidingen, analyses, geeft extra trainingen aan geblesseerde spelers of spelers die in een vormdipje zitten. Een dergelijke werkethiek heb ik met geen enkele andere coach meegemaakt.”

Het is op die manier dat de Kroaat respect en krediet afdwingt bij zijn spelers. Dat is nodig, want als er dan toch iets aangemerkt mag worden op de topcoach in spe is het dát wel: zijn intense manier van coachen gaat soms over het randje van het toelaatbare. Vooral jegens de scheidsrechters, maar soms ook tegenover zijn spelers. Zo raakte Lojeski, in wedstrijd drie niet geweldig bij schot, eventjes geïrriteerd door het driftige gedrag van zijn coach. “Maar twee minuutjes later is dat alweer vergeten en vergeven”, legt Debaere uit. “De spelers hebben zo veel waardering voor Gjergja dat ze die veertig minuten waarin hij in overdrive gaat erbij nemen.”

Het is ondertussen een vertrouwd beeld op de Oostendse bank: de sportief manager die zijn coach sust of soms zelfs fysiek in toom probeert te houden. Debaere zucht: “We spreken er constant met hem over. Er zijn zelfs maandelijkse praatsessies met een sportpsychologe (Eva Maenhout, nvdr). Dario weet dat hij daar iets aan moet doen. Maar ja… hij gaat zodanig op in het spelletje, je kunt hem moeilijk intomen.”

Wat met Lojeski?

De aanpak van Gjergja leidt evenwel tot succes, dat beseft ook het bestuur van BCO. In februari liet het de voormalige assistent-coach van Charleroi en hoofdcoach van Luik bijtekenen tot 2015. In amper dertien maanden tijd bezorgde hij Oostende twee landstitels en een Belgische beker. Enkel Europees viel het parcours wat tegen dit seizoen. “Maar met wat geluk hadden we de tweede ronde kunnen bereiken”, nuanceert Gjergja. “We verliezen bijvoorbeeld met een puntje bij Panionios in Athene. Dan spreek je dus over enkele details.”

Vanaf volgend seizoen moet elke club verplicht zes Belgen in zijn kern hebben, ook dat kan een invloed hebben op de Europese ambities. Oostende anticipeerde alvast door Niels Marnegrave (Leuven) en Pierre-Antoine Gillet (Luik) te halen. “Twee jongeren die in onze filosofie passen: mannen met een strijdershart”, weet Debaere.

Dé vraag is echter: wat gebeurt er met Matt Lojeski? De MVP van dit seizoen en absolute uitblinker van Oostende. Debaere: “Matt is bij ons een complete speler geworden. Toen wij hem bij Aalstar kochten, was hij een typische topschutter. Nu doet hij zo veel meer: verdedigen, assists geven, leiderschap tonen. Er wordt vanuit Spanje hard aan zijn mouw getrokken. Zelfs al krijg je geld van zijn transfer, dan nog vind je daar wellicht geen gelijkaardige speler mee. Misschien moeten we ons spelsysteem herbekijken en bijvoorbeeld ons versterken op de centerpositie. Want daar zaten we, mede door de blessure van Tomas Van Den Spiegel, dit seizoen toch wat krap.”

Aan vertrekkerskant zijn enkel Sean Singletary en Dusan Katnic zekerheden. De getalenteerde maar o zo wisselvallige Wes Wilkinson en Dragisa Drobnjak zijn dat niet, benadrukt Debaere. “Met Wilkinson zijn we in onderhandeling en van een vertrek van Drobnjak is nog helemaal geen sprake. We willen hem graag houden: hij is de MVP van de kleine dingen. Hij doet alles wat de meeste mensen niet zien: een goed screen zetten, een foutje of duwtje hier en daar. Allemaal bijzonder nuttig voor een team.”

Machtswissel

Na een hegemonie van vier jaar (2008-2011) waarin Charleroi vier landstitels op rij pakte, lijkt het nu de beurt aan Oostende om een dynastie uit te bouwen. Charleroi kende een kwakkelseizoen, waarin het constant spelers kocht en verkocht en in februari zijn beste speler – Matt Walsh – liet vertrekken. Het lijkt er meer en meer op dat Eric Somme, de man die Spirou Charleroi groot maakte, een nieuw speeltje vond met Antibes (net gepromoveerd naar de Franse Pro A). Daardoor komt Charleroi op het tweede plan. Oostende neemt de fakkel weer over, maar Debaere predikt voorzichtigheid. “Charleroi is nu in nieuwe handen ja, maar die mensen zijn even ambitieus en kapitaalkrachtig als Somme, hoor. Ze hebben dan misschien niet meer het budget van zes miljoen euro zoals enkele jaren geleden, maar nog evenveel als wij en meer dan de andere eersteklassers. Ze zijn dit seizoen toch als tweede geëindigd in de reguliere competitie, dat kun je bezwaarlijk slecht noemen. Sowieso is er een financiële nivellering bezig in onze competitie. De budgetten van de eersteklassers zijn naar elkaar toe gegroeid. De voorbije vijf jaar heb ik bij Oostende het budget telkens weten krimpen.”

Het maakt dat de dubbel van dit seizoen ook dubbel zo zoet smaakt. Debaere met een brede glimlach: “Dit jaar was absoluut een grand cru. Naast de beker en de titel kaapten we ook nog eens alle individuele prijzen weg: de coach van het jaar (Gjergja), de speler van het jaar (Lojeski) en de belofte van het jaar (Salumu). Ik zie niet in hoe we nog beter kunnen doen.”

En toch zal dat de uitdaging zijn voor dit Oostende: het bouwen van een dynastie. De koningin der badsteden, soeverein aan het hoofd van het Belgische basketbal.

DOOR MATTHIAS STOCKMANS – BEELDEN: IMAGEGLOBE

“Met Gillet en Marnegrave trokken we voor volgend seizoen al twee Belgische talenten aan die in onze filosofie passen.” sportief manager Philip Debaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content