Het contrast kan niet groter zijn. Aan de ene kant van de straat een mooi blauw verlichte Arena, eentje waar titeldromen waarheid werden. Aan de andere kant sociaal behoeftigen, hangjongeren, budgetmeters om het elektriciteitsverbruik te reguleren en amper perspectief. Welkom in de wijk Nieuw Gent en de Proeftuinstraat.

The place was hot, donderdagavond. De hele week keek al wat Gent en blauw-wit een beetje in het hart droeg uit naar de slotwedstrijd van het seizoen in de Ghelamco. Alle Buffalo’s wilden erbij zijn, bij het historische moment. De eerste titel van hun ploeg. In eigen huis nog wel, hun gloednieuwe Theatre of Dreams. ’s Nachts verlicht, in diepblauw. Een landmark langs de snelweg, zoals ook de KBC-toren even verderop er eentje is.

Aan de andere kant van die weg ligt het andere Gent. Wat dieper weggestopt, achter het UZ en de fabriek van Coca-Cola. Nieuw Gent, waar hoge torenflats namen dragen als Aurora, Jupiter, Orion, Mercurius en Saturnus. Waar de romantiek der planeten evenwel ver weg is en het licht minder gul brandt. Hier geen overvloed, maar budgetmeters. Leven onder curatele. Hier geen elektrische toegangscontrole tot de gebouwen, maar versleten sloten die hoognodig aan vervanging toe zijn. Geen moderne leds in de zolderingen, maar plafonds die naar beneden komen, vanwege waterschade bij de bovenburen. En geen geld om die te repareren. Hier wachten sommigen al twee à drie jaar op een nieuwe badkamer.

Wordt hier ook een titel gevierd?

“Maar natuurlijk. Al zijn we nog nooit in de Ghelamco geweest. Hoe is het daar?”, vraagt Fernand.

Hier ploetert Ratje door het leven. En Leopold. Chris. Kevin niet meer, hij is verhuisd, naar de buurt dichter bij het station. “Ik wilde mijn kind een beter leven geven.”

Dit is Nieuw Gent.

* * *

Chris: “Helaba. Ben jij van WoninGent? In dat geval moeten wij een keer goed klappen met mekaar.” (springt dreigend recht)

Ratje: “Rustig Chris. Meneer is van Sport/Voetbalmagazine. Hij maakt een reportage over de Wijk.”

Chris: “In dat geval, welkom!”

* * *

Woensdagmorgen iets over achten. Aan een van de deuren van het buurtcentrum aan het Rerum Novarumplein hangt Steven een papiertje op. Dat de ingang zich tijdelijk aan de andere kant van het gebouw bevindt. De zon schijnt en bij de poort van het wijkschooltje zwaaien ouders kinderen uit. Sommigen blijven wat hangen, anderen gaan naar binnen. Daar staat een ontbijt klaar. Sinds een paar maanden is dat een tweewekelijkse gewoonte. Doel: de integratie bevorderen en het creëren van meer sociale cohesie.

Aan de deur verwelkomt David iedereen. David is buurtwerker in de wijk Nieuw Gent-Steenakker, de buurt achter het UZ, de woonwijk die zich het dichtst bij de Ghelamco Arena bevindt. Geen wijk die al bestond in de (late) middeleeuwen, maar lange tijd landelijk gebied. Tot verstedelijkt Gent ook in die richting uitbreidde. Nu is het een ondergeschoven kindje binnen de sociale kaart van Gent. Steenakker, aan de ene kant van de Zwijnaardse Steenweg die het gebied doormidden snijdt, valt nog mee. Laagbouw, volgens de principes van een tuinwijk: veel groen, veel pleintjes, een mix van sociale en koopwoningen. ’s Nachts tijdens de zomer wat klachten over straatlawaai. David: “Dat heb je in de stad, als je pleintjes voorziet. Dan spelen kinderen buiten. En kinderen maken lawaai.”

Nieuw Gent is nog anders. Hoogbouw, blokken, het sociaal model van de jaren vijftig-zestig dat nu compleet voorbijgestreefd is. Op de desk van de architecten ongetwijfeld mooi op papier: voor de blokken een paar parkeerplaatsen, maar vooral zeer veel groen. Wat recreatiemogelijkheden: een voetbalveldje, een petanquebaan,… Volkstuintjes zelfs, mét kippen. En veel grasveld. Een kleine beek ook, water.

Maar de realiteit is harder. De beek is een stortplaats voor zwerfvuil, de blokken zijn uitgewoond. Na valavond nemen hangjongeren bezit van de pleintjes. In de perceptie van Gentenaars en wijkbewoners zijn de criminaliteitscijfers hoog, al bestrijdt de politie, die in de wijk een kantoor heeft, dat. Persoonsdelicten stagneren, vandalisme daalt. David: “Er is in deze buurt zeer veel sociale controle, soms zelfs iets te veel. Dingen als vechtpartijtjes worden snel opgeblazen. Maar de reputatie is wat ze is. Het gebeurt geregeld dat mensen die in deze wijk een sociale woning toegewezen krijgen, die weigeren. Omdat ze hier niet willen wonen.” Dus is er leegstand en wat hier leegstaat, wordt gekraakt, daar kan geen slot tegenop.

Profvoetballer in Zuid-Afrika

Het ontbijt – van acht tot tien – is populair, zeker zeventig man bevolkt de tafels. Je krijgt meteen een goeie doorsnee van de bevolking. Gepensioneerde Belgen mixen met Belgen van vreemde origine, of allochtonen die Belg willen worden. Het ontbijt is betalend, maar zeer democratisch: vijftig cent per persoon. Daarvoor krijgen ze brood, fruitsap, koffie, fruit, wat groenten, beleg. Gezond gekoppeld aan goedkoop, twee vliegen in één klap.

Bewust wordt de prijs laag gehouden. David: “Het vorige ontbijt viel in de paasvakantie. Hier in de wijk wonen naast alleenstaanden ook wel veel grote gezinnen. Als die een of twee euro per persoon moeten betalen, is de drempel meteen veel te hoog.”

We schuiven aan bij Urbain en Fernand, twee alleenstaande mannen. Twee oudgedienden van de wijk, die hier al ruim een decennium wonen. Steven schuift hen een kaartje toe. Kookatelier. Urbain lacht: “Dat is voor de vrouwen. En koken, dat kan ik niet.” Steven, ad rem: “We hebben ook mensen nodig om aardappelen te schillen!”

Urbain woont hier graag. “Zeker nu ze dingen als dit ontbijt organiseren.” Hij heeft er een leven van omzwervingen op zitten. Hij werkte in de mijnbouw in Guinee en Zuid-Afrika. Ooit, vertelt hij niet zonder trots, was hij zelfs ‘profvoetballer’ in Zuid-Afrika. Heel lang geleden, nog ten tijde van de Apartheid. Het bedrijf waarvoor hij werkte, had een eigen voetbalploeg en die speelde mee in de competitie. Wat Engelsen, hij, een paar blanke Zuid-Afrikanen. Hun niveau? “Derde klasse, zoiets. Maar ginder wel in eerste. Na de uren trainden we, we werkten allemaal overdag.”

Of hij al in de Ghelamco geweest is? Neen. Urbain: “Ik geloof daar niet in, dat zo’n stadion iets kan betekenen voor deze buurt.” Hij vraagt het aan anderen, of zij er al waren? Iedereen schudt het hoofd. In vogelvlucht is het een paar honderd meter, maar in de realiteit leven ze in twee aparte werelden. Steven: “We hebben een tijdje aan sterk verminderd tarief tickets kunnen krijgen. We betaalden de volle prijs, daarna kregen we tachtig procent terug van de stad. Maar dat is nu afgeschaft.”

Ratje

Sociale diensten allerhande doen hun best om mensen uit een isolement te halen en in de maatschappij te integreren. Storme, de Gentse rapper, heeft hier ook een tijd gewoond. Zijn droom: kunnen leven van zijn muziek. Op het buurtfeest begin mei trad hij nog op, het haalde de hangjongeren plots uit de schaduw.

Velen zijn werkloos. De werkwinkel op de steenweg is gesloten, om budgettaire redenen, en dat is een lacune waaraan verholpen zou moeten worden, vindt David. “Nu is de dichtstbijzijnde werkwinkel te ver weg voor de mensen die talent hebben.” Maar voor het overige is er veel. Zorgconcentratie rond het plein. Een voedselbank ook, om de hoogste nood te lenigen. Een keer per maand een groot pakket, en veertien dagen later een kleiner. Je komt er de maand niet mee door, maar het helpt.

Buiten staat Ginette een sigaretje te roken. Dat is haar officiële naam, maar iedereen kent haar als ‘Ratje’, omdat ze overal rondloopt. Ze wordt liever ook zo aangesproken.

Ze gidst ons langs haar blokken. Langs de volkstuintjes, die door de buurtbewoners worden onderhouden. De grond krijgen ze gratis in bruikleen, in ruil mogen ze op het perceel groenten laten groeien. Dat lukt, er wordt niet (te) veel gestolen, ook al is de toegang vrij. Ze klaagt over zwerfvuil, en hoe dat een probleem is. Nog onlangs kreeg ze ei zo na iets op haar hoofd. “Bewoners keilen soms vanuit de bovenste verdiepingen dingen uit het raam.” David: “Soms zie je hier een matras in een boom.” Ratje: “Toch woon ik hier graag, intussen al meer dan een decennium.” Dat zei Urbain ook al, in koor met zijn tafelgenoten. Dat ze ondanks alles hier allemaal graag wonen.

Ratje neemt ons mee naar haar appartement. Aan de ingang, in het zonnetje, zit Leopold. Tachtig, en de nestor van de buurt. Als we binnenkomen, schiet Chris, haar zoon, ons aan. Hij neemt ons voor iemand van de woonmaatschappij. Ratje kalmeert hem. Vanuit hun raam, op het achtste, zie je het dak van de Ghelamco. ’s Nachts profiteren ze mee van het licht en als er wordt gescoord, kunnen ze dat horen.

Chris heeft bezoek. Kevin. Hij is wél vertrokken. “Ik heb hier een paar jaar even verderop op de gang gewoond. Maar hier blijven wilde ik niet. Als mijn vriendin hier ’s avonds rond wandelde, had ze beter een hond bij zich. Mijn kind hier opvoeden? Nooit.” Kevin is wél al in de Ghelamco geweest. Meer nog, hij komt er tweewekelijks, hij heeft een abonnement.

Zo’n 8000 mensen wonen hier, gekneld tussen snelweg, R4, en het Miljoenenkwartier aan de achterkant van Gent Sint-Pieters, waar villa’s onbetaalbaar zijn. David: “Veel mensen hebben hier een psychische problematiek, met het UZ als uitvalsbasis. Velen laten zich tijdens de eindejaarsperiode opnemen. Mensen die in de wintermaanden een serieuze dip hebben. Deze buurt geeft hen een gevoel van veiligheid.”

Gaandeweg werd het gezelschap ook kleurrijker. De dienst bevolking heeft het onlangs nog geconstateerd: 98 verschillende nationaliteiten! David, wiens hoofdbezigheid sociale integratie is: “In tegenstelling tot andere wijken in de negentiende-eeuwse gordel rond het centrum heb je hier geen middenklasse. Op Steenakker een klein beetje, in Nieuw Gent niet. Veel andere volkse wijken – Rabot, Muide – hebben ook een hip kantje. Jonge gezinnen met kinderen, met ook een aanbod dat op hen is gericht. Een ontbijthuis, een leuk restaurantje. Dat heb je hier niet. Je hebt hier een Turkse bakker, een Belgische, twee kruideniers, een halalslager, een wasserette en wat cafés. Dan stopt het. Nieuw Gent mist een bloeiende middenstand. Allerlei hulporganisaties lossen voor een stuk de problemen op, maar die doen een wijk niet groeien. Je voelt dat mensen met moeite het hoofd boven water kunnen houden. Veel begeleiders zitten hier soms met de handen in het haar. De problemen zijn vaak zo hard gefocust op huisvesting, dat sociale cohesie of een contact met andere doelgroepen geen prioriteit is.”

Urbain heeft meegeluisterd en knikt: “Een analyse die ik helemaal deel.”

Proeftuinstraat

De Proeftuinstraat. Bij de Gentenaars bekend als de uitvalsbasis van Ivago, de intercommunale belast met het afvalbeheer. Eigenlijk industrieterrein, maar her en der staan ook wat huizen. Een stuk of veertig, schat Ingrid, buurtbewoonster. Zeker zestig, corrigeert Lucien beslist. Ingrid woont hier al meer dan dertig jaar, Lucien zelfs nog een decennium langer. Bij de stad kennen ze hem. Notoire lastpak, zegt de ene. Een man die vecht voor dat laatste beetje levenskwaliteit van zijn ten dode opgeschreven wijk, zegt een ander.

Proeftuinstraat. Nomen est omen. Een paar jaar geleden kreeg Lucien een reportageteam van VTM aan de deur. Of hij wist dat in de kelders van het universiteitsgebouw even verderop in zijn straat een kernreactor stond? Lucien viel uit de lucht. Hij informeerde zich, maar botste op gesloten deuren. Het nieuws bleek wel te kloppen. Intussen is de Thetisproefreactor – een onderzoeksreactor naar radioactief afval, elektriciteit werd er nooit mee geproduceerd, daarvoor was de centrale te klein – ontmanteld. Lucien: “Een tijdje geleden stopte hier een studente. Of hier de dierentuin van de universiteit was, vroeg ze. Ik viel opnieuw uit de lucht. Het blijkt de nieuwe bestemming van het gebouw. Ze doen er wellicht proeven op dieren.”

De industrie rukt steeds verder op, in hun richting. De vergelijking ligt dan ook voor de hand. Lucien: “Dit is een tweede Doel aan het worden. Geluidswanden, om ons af te schermen van het lawaai van de snelweg, komen er niet. Het lawaai is hinderlijk, dat wijzen alle proefmetingen uit, maar schermen plaatsen is te duur, zegt men.”

Ingrid: “Ik lig graag in mijn bikini in de tuin. Als er file is, ziet iedereen me liggen. ‘Zo zou ik niet willen wonen’, zei de schepen van Stadsontwikkeling en Wonen toen hij hier op bezoek kwam. Hij niet neen, maar wij moeten wel.”

Lucien: “En dit is allemaal de problematiek die we al hadden nog voor er sprake was van de bouw van het stadion. Dat kwam er nog bij. Kan je je voorstellen hoe ons gemoed is?”

Het stadion, het hoge woord is eruit. Hun nieuwe buren, nu al bijna twee jaar. Ingrid en Lucien vertegenwoordigen de buurt in het overlegorgaan met stad en club en geven eerlijk toe: dankzij die goeie samenwerking zijn de problemen die er in het begin waren, grotendeels opgelost.

Lucien: “Zo’n stadion lokt volk en dat volk moet zijn auto kwijt.”

Ingrid: “In het begin was dat hier dramatisch. Wild parkeren, soms op de oprit van de huizen. Dat is bij ons gebeurd. Toen ik de politie belde, stuurden ze iemand. Die zei doodleuk: ‘Laat die auto op uw kosten wegslepen, en vorder dan via de rechtbank uw geld terug. Dat proces win je altijd!'” (rolt met de ogen)

Lucien: “Als ik belde, zegden ze: ‘Oké, we sturen iemand.’ Belde ik nog eens terug omdat niemand kwam, dan klonk het: ‘Zijt gij het weer?'”

Inmiddels is dat probleem van de baan. Er geldt nu in de hele wijk een parkeerverbod op wedstrijddagen. Alleen bewoners mogen er nog staan, mét bewonerskaart. Ingrid: “In het begin waren ze laks, nu soms zelfs iets te streng. Mijn buurvrouw heeft geen auto en laat een vriend van haar zoon daar nu staan. Een hevige supporter. Op een dag kreeg die een escorte van de politie, tot haar huis. Belde de motard aan om te vragen of het klopte dat die jongen daar wel mocht staan. Hij moet nu een fotokopie van haar paspoort bij zich hebben én een geschreven toelating om door te mogen.”

De kinderziekten zijn ondertussen weggewerkt via buurtoverleg. Lucien: “Om de zo veel maanden zitten we bij mekaar. Als er een probleem is, kunnen we dat regelen.”

Ingrid: “Ik moet zeggen: voor ons is het goed. Het heeft wat geduurd, maar er komen nog nauwelijks mensen parkeren. De politie controleert, en de stadswachters daarna ook nog een keer.”

Lucien: “Het probleem verplaatst zich wel. Ze zijn hier weggebleven en hebben nu een andere stek gevonden. Op Steenakker, aan het Storyplein. Daar is het helemaal aan het verloederen.” Ingrid: “Nadat wij het hebben aangekaart op een vergadering, is iemand van AA Gent gaan kijken. Die heeft bevestigd dat het niet kan wat daar gebeurt.”

Het leven zoals het is, in de buurt van het stadion van een landskampioen. Een voetbalkathedraal. Lucien: “En zeggen dat dit, toen ik hier kwam wonen, nog een idyllisch plekje aan de rand van de stad was. Er liep een beekje, er was groen, je had weiden, er stond zelfs een kasteeltje…”

DOOR PETER T’KINT – FOTO’S KOEN BAUTERS

“Mensen die in deze wijk een sociale woning toegewezen krijgen, weigeren die geregeld. Ze willen hier niet wonen.” David

“Ik lig graag in mijn bikini in de tuin. Als er file is, ziet iedereen me liggen.” Ingrid

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content