KRC Genk mag dan de naam dragen een bedrijfsmatig bolwerk te zijn, in het jeugdcomplex tegenover het stadion klopt een hart dat ook de sportieve toekomst voedt. ‘We winnen op onze sokken.’

O rlando Engelaar, Mirsad Beslija, Koen Daerden, Logan Bailly, Tom Soetaers, Gert Claessens, Jan Moons, Nenad Stojanovic, Kevin Vandenbergh…, allemaal wapperen ze op de spelersvlaggen van KRC Genk parallel aan de Stadionlaan recto verso, frontaal en en profile, de bezoeker welkom. Een erehaag van blikken voor wie zo meteen de immer vriendelijke secretaresse Aurore voorbij- en de arena binnengaat.

Daar, in de inkomhal, bevinden zich de bureaus van Erik Gerits en van Pol Baeten, secretaris en gerechtigd correspondent, terwijl Theo Sampermans iets betrekt wat zo ongeveer het kleinste kamertje van het hele stadion moet zijn. Maar alles wat kapotgaat, passeert wel eerst hier. “En er is altijd wel iets”, zegt Sampermans. Mail geblokkeerd ? Kraan die lekt ? Wc stuk ? Deurklinkje afgebroken ? Boiler kapot ? Lamp vervangen ? Een stock van reservelampen, luchtfilters, wc-potten en -brillen staat na elke stadioninspectie ter beschikking.

Hoe is het een niveau hoger gesteld met de huisvesting van algemeen directeur Paul Heylen, met zijn bureaugenote Marisa, technisch directeur Ariël Jacobs en financieel directeur Filip Aerden ? Geen raam voor hen om de geest te luchten, maar Spartaans gekozen ruimtes zijn het. Dan zijn Kristof en Dirk, assistent-boekhouders, en duivel-doet-al Roberto in het bureau daarnaast met hun uitzicht op de parkeerplaatsen beter af. “Maar tierelantijntjes zijn niet belangrijk voor ons,” zegt Gerits, “mensen moeten goed en efficiënt kunnen werken.”

Op de eerste verdieping van het Fenixstadion, dat beneden een themacafé en een fanshop onder de oksels draagt, blinkt in een kast het symbool van de fusieclub KRC Genk : een mijnlamp, geflankeerd door tal van andere souvenirs. Een foto van Winterslag met Robert Waseige als trainer van een ploeg met daarin onder andere Paul Theunis en Pierre Denier. Zwart en gele kleuren van Waterschei. Replica’s van de Gouden Schoenen van BrankoStrupar en Wesley Sonck. Een beker met het insigne 15-8-61 Royal Club Sportif Welkenraedt. Een schaakspel. Maquettes van stadions van Europese tegenstanders. Een kader van Union Deportiva Horadada. Vaantjes van Kashima Antlers, Real Madrid of AS Roma. Een theekannetje en, tja, als er een koffiemolen bij kan, waarom dan ook geen foto van Polspoel & Desmet ? Een foto van Polspoel & Desmet ? ! Souvenir van een opname ten tijde van de Ford-stakingen, zo blijkt. Want Ford, ook dat is Genk.

Op een tafel staan de resten van het ontbijt waarvan wie als speler thuis de tijd niet vond zich kan bedienen : iets verantwoord warm onder een ijzeren stolp, müsli, brood… Op het ogenblik valt er evenwel geen speler te bekennen, ze zijn weg voor een binnentraining in de manege van Ludo Phillipaerts.

Het nochtans fraaie sportieve gedeelte van de accommodatie zal – dat is bij René Vandereycken een wet – ontoegankelijk blijven. Wel nog net betreedbaar is de grasmat, waaronder een drainage- en verwarmingsysteem ligt. “Het moet daarom al heel erg zijn, willen wij hier niét kunnen voetballen”, zegt Erik Gerits, adjunct van algemeen directeur Paul Heylen en gids van dienst, vanop de middenstip. Rondom rond : tribunes. “Het hoofdgebouw, zonder de hoeken, is gebouwd in 1989. De tweede fase is na de eerste titel gekomen, in 2000 is er nog een hoek bijgezet en in 2002 is de staantribune verhoogd en gedeeltelijk omgebouwd tot zittribune. Belangrijk is dat je heel kort op het gras zit, want er is geen atletiekpiste bij ons.”

In vervlogen tijden bevond de nu onder het dak van de hoofdtribune gesitueerde perstribune zich net boven de erezitjes. “Maar het was een beetje vervelend dat de mensen van de pers soms meer aan het luisteren waren naar wat de bestuurders zeiden dan dat ze… ( grijnst).”

KRC Genk bestaat uit een vzw KRC Genk, die alle voetbalgebonden inkomsten regelt, en de KRC Genk nv, die de hele uitbating van het stadion inclusief twee ledwalls beheert, zo leren we. Atletiekmeeting in Gent ? Wielerwedstrijd ergens te lande ? Zijn twee keer 24 vierkante meter grote videoschermen verhuurt Genk behalve op wedstrijddagen met plezier.

Met de lift schiet je zo vier verdiepingen hoger naar de plaatsen voor media en veiligheidsdiensten.

Voorbij de conciërgewoning op de eerste verdieping, waar de huisbewaarders permanent in het stadion wonen, zoals er ook in het jeugdcomplex iemand waakt die ooit een nachtelijke inbraak wist te verijdelen.

Voorbij de drank- en eetgelegenheden onder de zitplaatsen. Overal geluidsboxen, overal tv’s. “Meer dan tweehonderd tv-toestellen hebben we hangen. Deze ruimte is ook helemaal open én verwarmd : je kan volledig rondwandelen. Dus je kan tijdens de rust perfect afspreken met kameraden die helemaal aan de andere kant van het stadion een zitje hebben. Je ziet ook : voldoende togen, eten en drinken. Dat is belangrijk voor ons.” Comfort en commerce. En toiletten. Veel toiletten. “En overal wc-dames, want er is niks zo erg als vrouw en kinderen die naar een vuil toilet moeten gaan.” Mannen daarentegen… “Dus zie je onder de tribunes heel veel urinoirs omdat het anders een vuile boel wordt.” Wordt het een te bonte boel, is er helemaal onderin nog altijd de gevangenis, op hetzelfde niveau gelegen als de perszaal, waar aan de toog (ook hier jawel, maar geen toilet) behalve witte wijn ook rode wordt geschonken, alsook diverse spirituele dranken, taart én broodjes.

Voorbij de inside-outside-seats. “Komen eten in ons stadion is eigenlijk een hele opbouw van sfeer. Ze komen aan om zes uur, zien op de tv van alles, ze zien van op het terras de spelers voor de opwarming op het plein komen.”

Voorbij de outside-business-seats. “Zitplaatsen op de hoofdtribune, die kwalitatief verbeterd zijn.”

Voorbij een exclusieve club. “Hier kan men bijvoorbeeld de receptie houden, terwijl men in een tweede ruimte eet en boven een discobar maakt. Er is voldoende parkeergelegenheid en je hebt geen last van klagende buren. Veel mogelijkheden dus, met catering van gewone hapjes tot het chicste diner. Onze droom is nog altijd om hier een grote sporthal bij te bouwen waarin we topvolley, topbasket, tophandbal, topzaalvoetbal… kunnen aanbieden. Maar het sportieve is nu de prioriteit.” Naar aanleiding van het 125-jarig bestaan van het Belang van Limburg kreeg elk gezin in Limburg een krant in de bus, met een gratis ticket voor het voetbal. “Daar is massaal op ingeschreven geweest en we hopen daar wat supporters aan over te houden. We hadden er een vijftienhonderd à tweeduizend verloren vorig seizoen, door het sportieve én het financiële : de werkloosheid is groot in Limburg, waardoor er geschift wordt in de uitgaven.”

Voorbij de businessclub. “De mooiste, chicste club van het stadion, met stoffen stoeltjes, een beetje op vraag van logehouders die toch buiten wilden zitten voor de sfeer. Magistraal zicht, niet ? We hebben tweeëndertig verschillende togen in het hele stadion, dus de mensen kunnen overal aan een drankje komen. Maar hier, in deze club, zijn drie ingangen zodat iedereen snel binnen en buiten kan én daardoor tot twee consumpties kan nuttigen tijdens de rust, wat voor ons heel belangrijk is.”

Voorbij dansvloeren en tapkranen. “We hebben een eigen geluids- en lichtinstallatie, elke verdieping kan daarover beschikken, dus we hoeven niks te huren. Feestjes, verjaardagen… We zitten met een gemiddelde van 1300 à 1400 eters per thuiswedstrijd ( tegen Club Brugge was er een recordaantal van 1900, nvdr). Eigenlijk kunnen we hier zeven feesten geven zonder dat de respectieve genodigden elkaar horen of zien. Met nieuwjaar bijvoorbeeld waren er drie.” Overal, gang in, gang uit, zaal in, zaal uit, hangen grote ploegfoto’s uit diverse seizoenen met als trainers Johan Boskamp, Jos Heyligen, Sef Vergoossen of Aimé Anthuenis en René Vandereycken broederlijk naast elkaar. Ook spelers hangen her en der in stoere poses aan de muur. Genk eert zijn goden graag.

Voorbij de loges. “Door het glas zie je wie bij je buren zit, waardoor je ook links en rechts een goed overzicht behoudt.” Zestien mensen per loge kunnen er door een eigen ober worden bediend. Zeventien loges telt Genk, maar slechts zestien blijven er verkocht. Nummer zeventien doet dienst als bureau voor commercieel directeur Stephan Poelmans. Wordt de loge bij uitzonderlijke wedstrijden toch gesleten, heeft hij ’s maandags, eens de sigaren- en cognacdampen verjaagd, wel het beste uitzicht van allemaal. “En een grote tuin, hé ( grijnst).”

Heeft Genk stilaan Limburg tot zijn speeltuin gemaakt, nog groter moet ook kunnen. Uit een enquête gedaan door de universiteit in Diepenbeek middels verschillende stemmingen uitdrukkende foto’s waaruit een testpubliek moest kiezen welke het met Racing associeert, bleek “dat mensen KRC Genk associëren met professioneel, jong, dynamisch en familiegericht. Als sportieve gevestigde waarde scoorden we echter minder goed”, zegt Poelmans. “Dus heb je commercieel absoluut behoefte aan sportieve resultaten, maar dat is natuurlijk een vicieuze cirkel : want waar begint het ? Ik maak graag de vergelijking met Club Brugge : dat ligt even moeilijk als Genk, maar heeft een sportieve traditie. Als je naar sponsors toe kan stappen met de garantie van een topvierplaats, dan speelt die afstand naar Limburg geen echte rol meer.”

Want commercieel bieden club en stadion mogelijkheden. “We hebben het geluk dat ook de tv-camera’s heel hoog staan hier, waardoor de tweede rij reclame ook perfect in beeld komt.” Met een business- en supportersversie van het Go Racing-magazine, een website, KRC-tv op Liberty en KRC-radio op drie frequenties – “waar mensen op wedstrijddagen in de file al de sfeer meepikken en af en toe krijgen we zelfs eens een reactie van militairen die in Slovenië zitten of zo en via internet luisteren” – heeft KRC nog andere poten om op te steunen.

Tot op de vierde verdieping kan je zo dus met de lift. Er is een buitentribune. “Sommige mensen”, zegt Gerits, “krijgen een beetje schrik als ze naar beneden kijken ( grijnst), maar je hebt wel overzicht.” Op het veld én de twee mijnterrils in de achtergrond. Behalve het veiligheidslokaal voor coördinatoren van ordediensten en stewards, bevinden zich in de nok ook de ruime plaatsen voor de pers. Met toog en toilet uiteraard. Zijn de passende sleutels aangerukt dan kunnen twee deuren open. Et voilá, een van knoppen en schuivers voorziene radiostudio en, poeh poeh, een voor onze naïeve blikken al even professioneel ogende regiekamer. “Hier maken we ook live televisie, met twee camera’s : één op het veld, één hierboven”, legt Theo Sampermans uit. “De beelden, samen met die van Outside of Video House, mixen we, sturen we op het intern circuit uit en nemen we op dvd op. Hier krijgen we ook de sms’en binnen voor de man van de match en bedienen we de ledwalls. Midden in de jaren negentig werden we nog de openluchtdisco genoemd toen we met dit systeem begonnen. Maar ondertussen deden veel clubs het ons al na. Van drie uur voor tot een uur na de wedstrijd gaan we in de ether.”

Met LieveKetelslegers als ankervrouw en een zevenduizendtal muziektracks die op pc staan, wordt vanuit het Fenix-stadion ook elke wedstrijddag een radio-uitzending gemaakt. Genk heeft geen eigen zender of licenties, dus huurt de club zendtijd bij drie lokale radio’s. Via internet is KRC-radio ook overal ter wereld beluisterbaar. Handtekeningen van de diverse gasten decoreren de studiomuur. Ann Reymen was er al, Mike Origi, Stefan Everts, Peter Balette, Wilfried Van Moer, ook de Sint en Erik Snellen Eddy Gerits. Walter Grootaers heeft gesigneerd met de vermelding Toch was het tof. Zwaar verloren met Lierse dus.

Aan de overkant van het stadion aan de Stadionlaan ligt, omgeven door voetbalvelden, het Genkse jeugdcomplex. Zeventig miljoen oude franken heeft het gekost. Honderd meter breed biedt het plaats aan 220 jeugdspelertjes, die op de drie wedstrijdvelden en evenveel trainingsruimten elke avond om halfzeven present geven. “Vooral maandag en woensdag is álles bezet”, zegt jeugdcoördinator Roland Breughelmans.

Alle velden zijn gedraineerd, beschikken over een verlichting en netten als ballenvangers. “Ik durf het hardop zeggen : in België vind je misschien nog goeie jeugdcomplexen, maar geen enkel met grasvelden van deze kwaliteit.” Het veld vóór de cafetaria wordt om zijn onberispelijke kwaliteit dan ook vaak gebruikt door de A-ploeg. “Het enige wat eigenlijk nog ontbreekt,” zegt Breughelmans, “is een kunstveld.”

Binnen is het één lange gang die de aandacht trekt, met links en rechts, uiteraard, toiletten en twaalf kleedkamers met douches. Elke leeftijdscategorie heeft zijn ruim bemeten vaste vestiaire, met veel kasten en veel banken. En op elke deur een kinderspreuk : we winnen op onze sokken en geen ploeg om zonder handschoenen aan te pakken of laatde fans niet in de kou staan.

Op koude grond groeit slechts klein gewas, dus “ja, hier is vloerverwarming, je ziet hier nergens radiatoren hangen.” Warmte geeft het die ook in de ruime cafetaria hangt. Van hieruit, al dan niet gezeten aan de toog, zweeft op een stil moment menige jongensblik dromend door het raam naar het opdoemende stadion, FarisHaroun achterna, de Stadionlaan over en, zoals het jong geweld betaamt, zonder scrupules dwars door de erehaag het A-veld op. Verstard wapperende blikken van gevestigde namen ten spijt.

door Raoul De Groote

‘We kunnen zeven feesten geven zonder dat de respectieve genodigden elkaar horen of zien.’ (Erik Gerits)

‘Mensen associëren Genk met professioneel, jong, dynamisch en familiegericht.’ (Stephan Poelmans)

‘Vroeger werden we de openluchtdisco genoemd, maar ondertussen zijn we al door veel clubs nagedaan.’ (Theo Sampermans)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content