Zowel Club Brugge als Waterschei werkten in het jaar 1980 met respectievelijk Han Grijzenhout en Cor Brom onder een trainer met een Ajax-verleden. Vooral voor Waterschei was dat een uitzonderlijke ervaring. Cor Brom brengt nu zijn dagen, gekweld door de ziekte van Parkinson, door in een rolstoel, maar was in 1980 een afgod, zegt toenmalig Waterscheivoorzitter en huidig Genks beheerraadslid Albert Bijnens. “Mijn schoonbroer zat toen toevallig op hetzelfde vliegtuig als Cor Brom, die met Ajax op terugreis was. Zo hebben ze elkaar leren kennen en is Cor Brom bij ons trainer geworden uit vriendschap, zeg maar, want anders konden wij die nooit betalen. Brom was in de ogen van de spelers een afgod omdat hij van Ajax kwam. Wat hij zei was heilig, ze gingen voor hem door een muur. Hij kwam als Nederlander bij een stel amateurs terecht, die hij kon overtuigen met zijn uitstraling. Ik weet nog dat hij voor die bekerfinale zei : ‘We pakken die beker en we komen terug. ‘ Als was het een kleinigheid dat even geregeld moest worden. Hij liet de ploeg spelen met open vizier en trok zich niets van de tegenstander aan. Wie menen zij wel dat ze zijn ? Hij gaf de ploeg uitstraling en liet de creativiteit fel aan bod komen. Ik had de indruk dat hij de spelers meer vrijheid gaf op het veld. Vandereycken is een heel andere figuur als trainer. Van Brom weet ik zelfs niet of hij ooit heeft gevoetbald. Naar Vandereycken kijken de spelers ook op, maar hij doet meer zíjn gedacht. Zó moet het. Dat is óók een manier van werken. Brom was meer een vriend van de spelers. Wat Vandereycken wel doet, is spelers veel van positie wisselen, dat zou Brom niet gedaan hebben, neen.”

Voor Club was de titel in 80 een uitschieter tussen twee mindere jaren (waarin Club telkens als zesde eindigde). Eerst zorgde Han Grijzenhout voor een nieuwe motivatie die in het laatste seizoen met Ernst Happel zoek was geraakt, maar twee maanden na de titel stond hij al op straat. Grijzenhout : “Happel die wegging, dat was een situatie die ik kende van bij Ajax. Daar werd een monument als Rinus Michels vervangen door Kovacs. Die haalde met een heel andere, zachtere aanpak, toch resultaat. Dat was een les voor mij. Bij Club was ik niet meer de harde hond die ik voorheen was. De kiem van de titel legden we in een uitstekende voorbereiding in Duitsland, waar het meteen klikte met de spelers. Vervolgens startten we sterk, we wonnen ook de toppers uit. Club had een belangrijk middenveld, een geroutineerde verdediging. In doel gaf ik na een tijd de voorkeur aan Barth, omdat die beter geconcentreerd naar een wedstrijd toe werkte. Telkens Lambert in dat laatste seizoen het veld op kwam, voelde je dat er iets gebeurde, op het veld en in het stadion. Ook al stond hij gewoon stil in de middencirkel. Het jaar daarop verliep de voorbereiding rampzalig. De internationals waren nog moe van het EK, maar moesten mee naar de oefenwedstrijden, waar hun aanwezigheid contractueel vastgelegd was. Toen we thuis zwaar van Standard verloren en uit de eerste ronde van de Europabeker gekegeld werden, was het over. Het vertrouwen was plots weg. Maar het had best allemaal op zijn pootjes kunnen terechtkomen.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content