Er was een tijd dat België bekendstond om zijn onverzettelijke defensie. Maar ten tijde van deze gouden generatie, vol offensieve talenten die voor miljoenen worden verhandeld, lijkt de Belgische centrale verdediger een zeldzame soort te zijn geworden.

Op de avond van de nederlaag tegen Argentinië in de kwartfinales van het WK nam Daniel Van Buyten afscheid van zijn dromen en van de nationale ploeg. Enfin, dat was toch het idee. Marc Wilmots heeft de deur voor hem zeker nog niet gesloten wat betreft de voorronde voor het EK 2016 en veel Belgen zouden Big Dan graag nog wat langer aan het werk zien.

Wanneer de aftrap wordt gegeven van dat Europees Kampioenschap in Frankrijk zal Van Buyten 38 jaar zijn. Hij speelde natuurlijk een schitterende Wereldbeker, maar zou die ongerustheid van de Belgische fans die hem nog niet willen zien vertrekken toch niet vooral zijn ingegeven door de angst voor: wat nadien? Een soort horror vacui voor de leegte die er naast Vincent Kompany dreigt te vallen na het afzwaaien van de reus uit Froidchapelle.

Thomas Vermaelen is de laatste tijd nog een schim van zichzelf, Jan Vertonghen heeft centraal nooit weten te overtuigen bij de Rode Duivels en Nicolas Lombaerts lijkt (ten onrechte?) het vijfde wiel aan de wagen van de Duivelsverdediging. En na hen laat de aflossing op zich wachten.

“Ik geef toe dat de diagnose van het probleem niet gemakkelijk is”, geeft Bob Browaeys toe, de nationale selectieheer van de jeugdelftallen en een van de voortrekkers van de omwenteling qua opleiding die ons land begin jaren 2000 gekend heeft. “Momenteel coach ik de nationale ploeg van de jongeren die geboren zijn in 1998. Daar zitten vier of vijf jongens bij die zowel fysiek als technisch heel sterk zijn.”

Maar als je weet dat een centrale verdediger zelden echt doorbreekt voor zijn twintigste, dan moeten we dus nog wel enige jaren geduld oefenen voor er nieuw bloed kan worden toegevoegd aan de bende van Willy. “Het klopt dat men zelden een erg jonge centrale verdediger opstelt in de nationale ploeg”, vertelt Browaeys. “Men wil daar ervaring en daarom denk ik dat we inderdaad nog vier of vijf jaar zullen moeten wachten voor die generatie echt op het hoogste niveau meekan.”

Onduidelijke functie

Met die aflossing komt het dus uiteindelijk wel goed? “We hebben enkele goede centrale verdedigers die er weldra zullen staan”, zegt Philippe Saint-Jean, sportief directeur bij AFC Tubize en gereputeerd om zijn werk met de jeugd. “Alleen leiden we ze misschien niet helemaal juist op.”

Dat gat in de opleiding komt voor een groot stuk voort uit de onduidelijkheid die er al enkele jaren rond de functie van centrale verdediger hangt. “Een centrale verdediger moet vandaag de dag meer en meer deelnemen aan het spel”, legt Thierry Siquet uit, die vroeger als speler die positie bekleedde en nu trainer is bij de jonge Duivels. “Je hebt op die positie dus meer technisch onderlegde voetballers nodig, die veel berekend risico in hun spel kunnen leggen.”

“De centrale verdediger is bijna een spelmaker geworden”, gaat Philippe Saint-Jean verder. “Hij moet heel snel het spel op gang brengen. Voordien vroeg men van hem alleen dat hij solide was en stevig in het duel. Nu is hij meer dan een breker, hij moet ook opbouwen. De tegenaanval opstarten is een essentiële kwaliteit geworden.”

Misschien komt het daardoor dat nogal wat centrale verdedigers van vandaag de verdedigende middenvelders van gisteren zijn. Een scholing als nummer 6 om dan een rij naar achteren getrokken te worden, zo zien de denkers het binnen de opleidingen in België. Michel Sablon, ex-technisch directeur van de voetbalbond, bevestigt: “De beul die vroeger in het hart van de verdediging werd opgesteld is een architect geworden. De vereiste capaciteiten die dat met zich meebrengt, worden gemakkelijker aangeleerd op de positie van verdedigende middenvelder. Zeker in een tijd dat de grenzen tussen de verschillende posities eerder flou zijn geworden.”

Bob Browaeys geeft die visie gedetailleerd weer: “Uiteindelijk hebben de centrale verdediger en de verdedigende middenvelder een profiel dat erg op elkaar gelijkt, zeker bij onze jeugdploegen waar we met een nummer 6 spelen die heel laag speelt en vaak tussen zijn centrale verdedigers de bal komt opvragen om mee de lijnen van het spel uit te zetten. Ik vind het zelfs een vergissing om een speler te vroeg in zijn opleiding in het centrum van de verdediging te posteren, omdat hij daar te veel in een zetel speelt. Hij komt daar te vaak in de comfortabele situatie van twee verdedigers tegen één aanvaller.”

Instinct

De grijze celletjes van het Belgisch voetbal schijnen dus een duidelijke filosofie te hebben: opleiden als middenvelder en dan achteruit trekken. Vincent Kompany en Jan Vertonghen, die ook nu nog zonder meer bekwaam zijn om een rol als verdedigende middenvelder te vervullen, zijn daarvan dus goede voorbeelden. Maar heeft de medaille ook geen keerzijde?

Op het WK speelden heel wat defensies dicht bij hun eigen backlijn, als de laatste linie van een erg compact blok. Misschien geen toeval dat net daar Daniel Van Buyten uitblonk, onze ‘klassieke’ verdediger? Alex Teklak, ex-verdediger en nu voetbalanalist, ziet het probleem: “Op dit ogenblik eist men van centrale verdedigers dat ze een goeie pass in de voet hebben en een tegenaanval op gang kunnen brengen, maar men vergeet daarbij soms hun eerste opdracht. Een verdediger moet om te beginnen optimaal verdedigen: sterk zijn in het duel en een goed positiespel hebben.”

Precies dat defensieve luik, vindt Teklak, wordt wat verwaarloosd in een systeem dat de verdedigende middenvelders een rij achteruit haalt. “Verdedigen, dat is ook een instinct. Er zijn spelers die daar echt van houden. Ik denk bijvoorbeeld aan een Fabio Cannavaro: die was geboren om te verdedigen. Als je dat opmerkt bij een jongere, dan moet je hem zo vroeg mogelijk in zijn opleiding centraal in de defensie zetten, zodat hij de basisvereisten van die positie oppikt. Eerder dan iemand die een counter lanceert, moet een verdediger iemand zijn die het huis rechthoudt, door zijn fysieke présence en zijn speldoorzicht.”

Bob Browaeys geeft toe: “Het is waar dat als we een getalenteerde speler hebben, we die eerder op het middenveld zetten, omdat je bij de jeugd achteraan niet beslissend kunt zijn.”

Die zoektocht naar een goed compromis tussen de nieuwe offensieve en de klassieke defensieve eisen van de positie, verklaart misschien waarom de doorstroming zo moeizaam verloopt. Al zijn er ongetwijfeld ook andere redenen. “Het is veel gemakkelijker om een jonge aanvaller die op instinct speelt te lanceren”, legt Thierry Siquet uit.

Jeugdzonden

Het is een probleem dat zeker niet beperkt blijft tot België. In het land van Cannavaro, Baresi, Maldini en Nesta vroeg La Gazzetta dello Sport zich enkele maanden geleden af waarom er in de opleidingscentra van de twee Milanese clubs geen centrale verdedigers terug te vinden waren. Het verdict luidde: “Het is moeilijker een topverdediger te vormen dan een topaanvaller, omdat het moeilijker is om een jongere te laten nadenken, om hem bepaalde tactische situaties duidelijk te maken.”

“Het is zeker zo dat het leerproces voor een verdediger complexer is, omdat het meer over intelligentie gaat dan over instinct,” erkent Michel Sablon, “maar ik denk dat de jongeren van vandaag sneller leren dan die van vroeger.” Ook Bob Browaeys is positief: “Onze clubs leveren goed werk wat dat betreft: Club Brugge heeft Brandon Mechele en Björn Engels gebracht, Standard laat Dino Arslanagic vaak spelen en Anderlecht gaf al heel snel het vertrouwen aan Kompany en het liet hem de tijd om te leren – wat héél belangrijk is.”

“Maar het is duidelijk dat jeugdzonden bij een verdediger minder gemakkelijk vergeven worden omdat ze cash betaald worden”, gaat Browaeys verder. “Kijk bovendien naar de ontwikkelingen in een wedstrijd: trainers laten naar het einde toe zelden een jonge verdediger invallen, terwijl jonge aanvallers wel vaak wat speelminuten krijgen, die erg belangrijk zijn voor hun ontwikkeling.”

“Het is inderdaad niet eenvoudig om centrale verdedigers in een ploeg te droppen, zelfs al hebben ze veel kwaliteiten”, zegt Siquet, die een bloemetje gooit richting Brugge. “Twee jonge centrale verdedigers tegelijk brengen, dat is gedurfd! Zelfs al tonen die jongens veel rijpheid.”

Philippe Saint-Jean stipt de problemen van de postformatie aan: “Het is een van de posities waar je tegenwoordig het meest compleet voor moet zijn, waar het voor een jongere het moeilijkst is om snel door te breken. Hij moet op het huis letten, de ploeg sturen en coachen en de tegenaanval op gang brengen, het liefst met diepgang om te verhinderen dat de tegenstander zich opnieuw kan opstellen. Je moet hen dus leren om met hooguit twee baltoetsen te spelen, maar ook om te verdedigen tegen opponenten met een heel uiteenlopend profiel: reuzen die als targetman spelen, maar ook snelle en vinnige spelers… Het zijn spelers die heel vaak aan de bal zijn en die zich geen slechte pass kunnen veroorloven.”

Iedereen middenvelder

“In het hedendaagse voetbal is het zo dat de opbouw steeds lager begint”, zegt Teklak. “Als ik Andrea Pirlo bij Juventus zie: die wordt speciaal gedekt om zijn passes te verijdelen, hoewel hij maar op de 6 speelt. Dus probeert men de rol van spelverdeler nog lager op het veld te organiseren, centraal in de defensie dus.”

De moderne centrale verdediger moet dus tegelijk opbouwer en afbreker zijn. “Maar ik denk dat het wel mogelijk is om beide profielen op te leiden”, zegt Teklak. “Naar mijn aanvoelen mangelt het in de opleidingscentra vooral aan ervaren spelers op die positie die hun kennis kunnen doorgeven aan de volgende generatie. Er zijn meer en meer trainers die deze functie delegeren naar een specifieke coach. Helaas zijn er daar niet zo veel van in België…”

Ons land lijkt inderdaad eerder van het idee: ‘alles voor het middenveld’, wat zich uit in de hoeveelheid toptalenten voor die linie bij de nationale ploeg. Met als gevolg dat men voor andere posities al onverwachte spelers als een Divock Origi moet oproepen enkele weken voor het begin van de Wereldbeker. Want de schaarste die er bij de centrale verdedigers heerst, is evenzeer van toepassing op echte spitsen, die steeds zeldzamer worden in een voetbal waar meer dan ooit van iedere speler een middenvelder wordt gemaakt om van daaruit andere posities in te nemen. Misschien zijn we niet ver verwijderd van een guardiolaanse overdrijving waarbij men doodleuk in een 0-10-0 speelt.

DOOR GUILLAUME GAUTIER – BEELDEN: BELGAIMAGE

“Een centrale verdediger is bijna een spelmaker geworden.” Philippe Saint-Jean

Misschien zijn we niet ver verwijderd van een guardiolaanse overdrijving waarbij men doodleuk in een 0-10-0 speelt.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content