Standard is de beste ploeg van België, maar de Rouches kunnen het niet opbrengen om twee keer per week in het rood te gaan.

Als Standard er zin in heeft, speelt het elke tegenstander op een hoopje. Zondag had Standard er, tegen Club, heel veel zin in. Het wilde nog eens tonen wie de beste ploeg in België is. Het meest frappante is dat het daarvoor niet eens zijn allerbeste voetbal hoefde te serveren. Voor het eerst werd dit seizoen in een topwedstrijd af en toe een bal wild weggetrapt.

Het tomeloze zelfvertrouwen dat zich sinds de sterke Europese prestaties tegen Liverpool en Everton op het team overzette, straalde Standard zondag wél uit. Plus: de Rouches kunnen allemaal ongelofelijk goed voetballen en blijven stuk voor stuk moeiteloos overeind in duels. Het resultaat? 1-4. Het probleem is dat Standard grote momenten nodig heeft om groots te zijn.

Faites-nous rêver, smeekte een enorm spandoek op Sclessin de Standardspelers voor de Europese wedstrijd tegen Sevilla. De spelers gunnen de fans hun droom. Meer nog: ook zij dromen van een UEFA Cupfinale. Dat lukte geen Belgische club meer na 1993, toen R. Antwerp FC op Wembley verloor van Parma.

Belachelijk is dat voornemen niet. Wie Sevilla (derde in de Primera División) en Sampdoria wegspeelt, Everton (nummer zeven in de Premier League) moeiteloos de baas blijft en tegen Liverpool (leider in de Premier League) nipt en onverdiend verliest, mag zo hoog mikken. Tegen Sevilla, toch geen meeloper in Europa, had het aan de rust 3-0 moeten staan. Doorgaans is het tijdens de rust van Europese matchen van Belgische ploegen bibberen en beven. Niet zo bij Standard, dat vrank en vrij zijn eigen spel speelt, ongeacht hoe de tegenstander heet. Moeiteloos voetballen de Rouches tegen hun gerenommeerde tegenstanders dominant. Dat een Belgische ploeg Europees het initiatief durft te nemen, is een verademing na de afwachtende, verdedigende houding die Belgische teams de laatste jaren in Europa aannamen. De Europese wedstrijden van Standard catapulteren de kijker een paar decennia terug in de tijd, toen Belgische ploegen wel eens vaker de evenknie waren van buitenlandse toppers. Na de 3-0-zege tegen Sampdoria overheerste de ontgoocheling omdat het geen 5-0 geworden was. Dat Sampdoria vijf titularissen aan de kant hield, betekende niet dat de fusieclub uit Genoa geen ronde verder wilde komen. Het meende ten onrechte dat tegen een Belgische tegenstander de tweede garnituur volstond. Ze betaalden voor die blunder de rekening cash.

Het verschil was dat Sampdoria – net als Valencia ’s anderen-daags tegen Club – absolute prioriteit gaf aan de eigen competitie, terwijl voor Standard de eigen competitie geen absolute must meer is na de titel van vorig jaar. Tenslotte kwamen al die buitenlandse spelers naar Sclessin op zoek naar een etalage om hun kunstjes aan Europa te tonen. In het basisteam spelen té weinig Belgen voor wie zo’n tweede Belgische titel wél interessant is. Het gevolg is dat de Rouches de inspanningen die ze zo gretig tonen op de Europese gala-avonden niet kunnen opbrengen tegen minder gerenommeerde Belgische tegenstanders.

Puntenverlies

Het puntenverlies tegen kleinere ploegen in België heeft Standard aan zichzelf te wijten, het is zelden de verdienste van de Belgische tegenstander. Alleen Anderlecht slaagde er tot nog toe in Standard in de problemen te brengen, tot Jan Polák geblesseerd uitviel.

Trainer Laszlo Bölöni piekert zich suf hoe hij dat probleem kan oplossen. Toen hem zondag gevraagd werd of de Europese campagne Standard niet de titel kan kosten, bevestigde hij dat en voegde er ongevraagd aan toe: “En dat zou heel spijtig zijn.”

Het pleit voor Bölöni dat hij ook zijn eigen inbreng in vraag stelt, wanneer het verschil in mentaliteit in grote en kleine wedstrijden ter sprake komt. Over het vaste wapen dat veel trainers bij topclubs hebben, beschikt hij niet. Standard heeft een te kleine bank, waardoor het amper kan roteren. Het heeft geen vervangers voor de helft van zijn team: wie neemt zonder kwaliteitsverlies zomaar de positie over van Marcos, Onyewu, Sarr, Witsel, De Camargo of Mbokani? Op het middenveld kan het nog terugvallen op Nicaise, Goreux en Toama, achterin kan Mulemo depanneren als Dante uitvalt of naar het centrum van de verdediging opschuift.

Die kleine kern blijkt ook uit de statistieken. Liefst zeven spelers misten géén of slechts een van alle Europese en competitiematchen (Witsel, Defour, Jovanovic, Marcos, De Camargo, Espinoza). Sarr, Dante, Onyewu en Mbokani misten er twee.

Bölöni is als buitenlandse trainer een verrijking voor het Belgische voetbal omdat hij niet beperkt wordt door het Belgische gebrek aan lef en geen behoefte heeft om aardig bevonden te worden door zijn collega’s. Bölöni doet zijn eigen ding. Naar de spelers is hij de strenge schoolmeester, terwijl Michel Preud’homme hun grote broer was, die als een goeroe een hecht team creëerde waar geen dissonanten te horen waren.

De trainer erfde een goed ingespeeld en leergierig team. Onder zijn bewind voetbalt Standard beter want sneller en in een veel hoger tempo dan onder Preud’homme. Die wilde, zoals hij dat als speler bij KV Mechelen beleefde, zo snel mogelijk de bal in de zestien droppen, om dan van daar voor gevaar te zorgen. Bij Bölöni gebeurt de opbouw verzorgd van achteruit. Hoe snel dat gaat, weten ze sinds zondag ook bij Club.

In de toekomst moet dat uitvoetballen van achteruit nog beter, vindt de trainer. Dan moeten centrale verdedigers een cruciale rol krijgen in het voetbal, gaf hij een paar weken geleden in dit blad aan. Centraal vormen Sarr en Onyewu – aan zijn beste seizoen bij de Rouches bezig – een onwrikbare muur, maar wanneer het spel vast zit, kunnen zij, behalve bij stilstaande fases, (nog) niet voor extra oplossingen zorgen.

Leegloop

Een leegloop tijdens de winterstop moet Sclessin niet vrezen. Het zou niet verbazen als maar één titularis Sclessin verlaat: Milan Jovanovic, sterker dan ooit en op het verlanglijstje van sportief directeur Predrag Mijatovic van Real Madrid, die een uitstekende band heeft met Standards clubleider Luciano D’Onofrio.

Dat zowat alle titularissen van de Rouches weg kunnen tegen de hoogste prijs ooit, is voor D’Onofrio geen reden om voor het snelle geldgewin te kiezen. D’Onofrio wil, een jaar na de titel, een onvergetelijke Europese campagne neerzetten, ook als hem dat een tweede, opeenvolgende titel kost. Precies omdat ze ruiken dat Standard er Europees nog niet alles heeft uitgehaald, staan de spelers niet te drummen om in januari al weg te gaan. Zij weten dat een paar extra Europese stunts gelijkstaan met het opdrijven van de eigen marktwaarde. Bovendien berooft wie weg gaat zichzelf voor de rest van het seizoen van Europees voetbal.

Bij de transfer van Fellaini zagen de spelers dat wie het advies van de voormalige topmakelaar volgt, daar minstens even goed bij vaart als Standard zelf. Eigenlijk is D’Onofrio de facto de manager van al zijn spelers. Het gevolg is dat Standard zich meer zorgen moet maken over een leegloop op het eind van het seizoen. Niet dat de spelers al uitgekeken kunnen zijn op Sclessin. Slechts twee van hen zijn al langer dan twee seizoenen actief in de eerste ploeg van Standard: Onyewu (vier jaar, met aftrek van een halfjaar Newcastle) en Sarr (drie jaar). Dat is misschien nog het meest opmerkelijke. In amper twee jaar tijd is Standard erin geslaagd een topteam te bouwen. S

door geert foutré

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content