Na Rinus Michels, Johan Cruijff en twee keer Louis van Gaal heeft FC Barcelona zijn lot voor de vijfde keer in dertig jaar in handen gelegd van een Nederlandse trainer. Na vier glansloze seizoenen staat Frank Rijkaard (41) voor de moeilijke opgave de club weer naar een prijs te leiden.

Duizenden mensen bij trainingen en journalisten die oefensessies weer van de eerste tot en met de laatste minuut kunnen bekijken. Is dat het charme-offensief van Frank Rijkaard ? “Barcelona”, zegt de trainer, “neemt in het leven van de Catalanen een belangrijke plaats in, maar toen ik hier kwam, viel me direct op dat er rond de club een sfeer van geslotenheid en negativisme hing. Henk ten Cate (de assistent, nvdr) en ik hebben toen direct gezegd : we gaan naar die mensen toe en soms buiten de beslotenheid van het stadion trainen. Iedereen kan komen, aanraken, handtekeningen vragen. Ten aanzien van de journalisten hebben we gezegd : je moet iedereen goed behandelen, openstaan voor ze. Kom maar. Dit is voetbal, waarom zou je geheimzinnig doen ? Ik moet zeggen dat die aanpak gewerkt heeft. Het publiek komt in groten getale, er is sympathie, je proeft weer geloof. Al besef ik terdege dat het hier slechts om een randzaak gaat.”

U proefde dat negativisme ook in de spelersgroep van Barcelona.

Rijkaard : “Normaal hoort het bij het begin van een seizoen in de kleedkamer te bruisen. Ik vond het hier heel stil en timide, er was weinig leven. Dat heeft een aantal oorzaken. We hebben een heel grote selectie. Daar zitten spelers van naam bij die in het verleden weinig gebruikt zijn en zich opnieuw zorgen maken. En boven alles hebben ze het hier alleen maar over prijzen winnen. Als dat dan drie of vier jaar niet is gebeurd, krijg je een negatieve geest in de groep.”

Hoe doorbreek je dat doemdenken ?

“Puur op je gevoel probeer je daarin kleine stapjes naar boven te maken. Door er wat vrolijkheid of eens een heel andere trainingsvariant in te gooien. Voetbal is een spel. Wel een heel serieus spel, want er wordt geld mee verdiend, er komen veel mensen kijken, je wordt als individu beoordeeld en mogelijk ook afgerekend. Maar het begint bij het spel en het woord spel staat er óók voor dat iedereen plezier heeft. Dáárvoor zijn die mannen ooit als jochies van zes of zeven jaar met een bal de straat op gegaan. Als ik heel eerlijk ben, is het ons nog niet gelukt die negatieve spiraal te doorbreken, maar we maken wel winst.”

Als je trainingen van Barcelona ziet, valt het op dat assistent-trainer Henk ten Cate dominant is tegen de spelers. U maakt hier en daar een praatje met ze en observeert vooral.

“Dat is de rolverdeling zoals we die hebben afgesproken. Het heeft ook met je karakter te maken. Henk heeft het in zich erbovenop te vliegen als het moet. Als eindverantwoordelijke kun je niet meer midden in die groep staan, je bent geen voetballer meer. Je bent trainer en moet beslissingen nemen over die speler. Dan moet er afstand zijn.”

Op training leggen Ten Cate en u veel nadruk op het positiespel. Het is een proces van stilleggen, aanwijzingen geven, opnieuw beginnen. Steeds weer.

“Over het algemeen staan we hier met vier verdedigers achterin. De keeper erbij maakt vijf man. Die vijf spelen vaak tegen twee spitsen, of hooguit drie als er een aanvallende middenvelder bij komt. Vijf tegen drie, da’s twee man meer, het lijkt me dat je daarvan als goede voetballer niet uit je doen moet raken. En toch zie je dat we vaak enorm in de problemen komen als de tegenstander ons een beetje onder druk zet. Daarom laten we op de training heel vaak vijf-tegen-drie of zes-tegen-vier in een kleine ruimte terugkomen. Pats, pats, pats. Bal laten rondgaan, goede veldbezetting zodat ze elkaar vrij kunnen spelen. Die vier achterin moeten dus niet op één lijn gaan staan, zoals nog veel gebeurt. Eentje moet doorschuiven, dan dient de tegenstander al te gaan kiezen wie ze oppikken en komt er altijd een man vrij te staan.”

Hoort bij de nieuwe openheid ook een bepaald soort voetbal ?

“Het Barcelona-publiek wil heel graag attractief voetbal zien. Ik óók. Maar ik vind winnen belangrijker. Winnen is als doping, het geeft spelers de stimulans en het besef dat wat ze dagelijks op het trainingsveld doen, goed is. Bovendien, iedere journalist of man-in-de-straat die je spreekt, zegt dat Barcelona al vier jaar geen prijs heeft gewonnen. Dat is hier dus de situatie. Iedereen wil winnen, winnen, winnen. Dan moet je ook eens een concessie kunnen doen in fúnctie van het winnen. Als iedereen alleen maar voor de schoonheid gaat, loop je het risico dat je geen één wedstrijd wint.”

Louis van Gaal begon vorig seizoen in zijn elftal met slechts drie verdedigers. U werkt aan een 4-2-3-1-concept. Dat systeem moet meer zekerheid bieden ?

“Voorin hebben we Patrick Kluivert, Ronaldinho en Javier Saviola, dus richt je daarachter het elftal zodanig in dat je defensief niet al te kwetsbaar bent. Maar ik vind dat altijd wel wat zwaar hoor, praten over systemen en tactiek. Typisch Nederlands ook. Het gaat erom dat je de meeste duels wint en voorin de persoonlijkheid en individuele klasse hebt om het af te maken.”

Barcelona heeft bepaald niet de geëigende spelers om veel duels te winnen, in feite is alleen Carles Puyol een echte verdediger. Phillip Cocu, Michael Reiziger en Giovanni van Bronckhorst denken vanuit het voetbal, net als de middenvelders Xavi en Gerard.

“De balans in de selectie moeten we in de toekomst inderdaad goed in de gaten houden. We hebben geen type zoals Roy Keane, die ballen verovert, erop kletst, anderen meeneemt in het gevecht. Heb je zo’n man, dan heb je aan één controlerende middenvelder genoeg ; nu moeten we er twee neerzetten. Het Barcelona van nu heeft veel goede voetballers. Het automatische gevolg is dat je minder balveroveraars hebt en dat de tweede bal vaak voor de tegenstander is. Dus moet je ervoor zorgen dat je de bal zo weinig mogelijk verliest, en daarvoor moet het positiespel verbeteren.”

De komst van Ronaldinho was geen noodzaak. Had u voor die dertig miljoen niet liever een type-Keane gekocht ?

“Ik vind het onbelangrijk me steeds weer af te vragen hoe het zou kunnen zijn als we die of die speler erbij zouden hebben. Ik ben tevreden met deze selectie, er zit genoeg kwaliteit in. En daarbij constateer ik dat Ronaldinho tot nu toe steeds het verschil heeft gemaakt met aanvallende acties. Door weinig balverlies te lijden, door mensen met zijn steekpass vrij te zetten voor de goal, door zelf te scoren.”

Voorzitter Joan Laporta haalde de Turkse doelman Rüstü Reçber en de Mexicaanse centrumverdediger Rafael Márquez, maar u stelde tot nu toe op die posities de jonge Víctor Valdés en Michael Reiziger op. Is dat de hand van de eigenzinnige trainer die wil laten zien dat hij de baas is ?

“In het geheel niet. Je stelt het beste elftal samen waarmee je denkt dat je de komende tegenstander het best kunt bestrijden. Als je wilt dat spelers begrip voor elkaar krijgen, is communicatie essentieel. Een keeper moet ook organiseren, maar Rüstü spreekt in mijn ogen nog onvoldoende Spaans. En Márquez kwam er geblesseerd bij. Dan moet je andere keuzes maken.”

Ontfermt u zich op een speciale manier over Kluivert ? Het gemor rond hem neemt weer toe nu hij weinig scoort en ook nog eens heeft gezegd graag in Engeland te voetballen.

“Patrick bepaalt zelf hoe rustig het rondom zijn persoon wordt. Hij heeft veel kwaliteiten en kan heel belangrijk zijn voor het elftal. Daarom krijgt hij ook veel kritiek. Als je opvallender bent dan de rest, worden er hogere eisen aan je gesteld en ontmoet je ook eerder weerstand. Als je prof bent, moet je daarmee om kunnen gaan. De kritiek houdt op als je scoort en je werk goed doet. Patrick weet wat hem te wachten staat, hij zal het zelf waar moeten maken.”

Bij Oranje en Sparta werkte u vooral met spelers uit de Nederlandse voetbalcultuur. Nu heeft u te maken met acht nationaliteiten. Heeft dat uw benadering als trainer veranderd ?

“Nee. Je ondergaat dingen zoals ze gaan, past je aan en van daaruit ga je je manifesteren. Uiteindelijk komt het in voetbal overal op hetzelfde neer : goed trainen en doen wat je moet doen. Bij grote clubs is het zelfs wat gemakkelijker werken voor een trainer, zeker in Zuid-Europa. Spelers doen hier eerder wat hen gezegd wordt. Ze hebben het naar hun zin, verdienen goed geld en willen dat zo houden. En de macht van de clubs is hier groter, dat was in Italië ook zo. Als je als voetballer buiten de boot valt of tegen de wensen van de club ingaat, dan speel je gewoon niet meer. Basta. In Nederland is meer ruimte voor de dialoog. En op het eind van het liedje is datgene wat is gebeurd allemaal niet zo erg meer.”

Wat past u beter, dat autoritaire of de democratie ?

“In veel situaties past geen goed of slecht. Spaanse clubs hebben Europacups gewonnen, maar Italiaanse, Nederlandse, Zweedse en Duitse ook. Dus wat is beter ? Het is overal anders, elk land heeft zijn eigen wijze. Daarin ga je mee tot de grens van wat voor jou nog acceptabel is. En val je misschien op door te zijn wie je bent.”

U heeft uzelf weleens geafficheerd als meer een democratische dan een autoritaire trainer.

“Als speler kon ik er nooit tegen als trainers opdrachten verstrekten zonder daar verdere uitleg bij te geven. Maar de voetbalgeschiedenis leert dat ook autoritaire trainers heel succesvol kunnen zijn. Er is geen beter of slechter, je bent wie je bent. Het gaat goed, het gaat slecht of het gaat redelijk, en daar ben je zelf verantwoordelijk voor. Dat probeer ik over te brengen. Voetbal is een prachtig spel. Maar omdat je op een bepaald niveau zit, zijn er hoge verwachtingen en eisen van publiek en club. Dus is het een serieus spel, dat je als voetballer heel professioneel moet benaderen en waarin je je verantwoordelijkheid moet pakken. Je moet er alles voor overhebben, anders kom je tekort en kun je niet meer aan dat prachtige spel meedoen. Omdat het serieus is.”

Waaruit put u als trainer de voldoening ?

“Het mooiste aan dit vak is het werken met mensen en die verschillende karakters één richting op proberen te krijgen. En wat ik heel speciaal blijf vinden, is die laatste fase voor een wedstrijd. De lichten gaan aan, je kijkt over dat mooie groene gras, hoort de noppen tikken in de spelerstunnel. Alle gevoelens komen dan even samen. Zenuwen, verwachting, hoop, vertrouwen. Met z’n allen werk je de hele week naar die aftrap toe en je wéét dat het voetbal dat gaat komen heel mooi kán zijn. Tijdens de wedstrijd ebt dat gevoel dan vaak snel weer weg. Als trainer ben je dan vooral bezig met de dingen die niet goed gaan in je team. En er gaat altijd wel iets fout.”

Assistent en bondscoach van Oranje, degraderen met Sparta en nu eerste man van de wereldclub Barcelona : een wonderlijke trainerscarrière.

“Dat zegt iedereen, dus er zal wel een kern van waarheid in zitten. Voor mij is het níét wonderlijk. Ik plan niet, ik ben nooit bezig met iets dat ik niet heb. Pas als er zich een kans voordoet, ga ik erover nadenken of ik het moet doen. Als je zo bent en denkt, kan een volgende stap in een loopbaan dus nooit wonderlijk zijn.”

Na vier seizoenen zonder prijs moet u Barcelona weer aan een trofee helpen. Hoe ervaart u de druk die dat met zich brengt ?

“Eigenlijk helemaal niet. Druk heeft geen vorm, geen gewicht en geen gezicht. Druk bestaat helemaal niet. De visie van de club is een nieuw team op te bouwen met een aantal buitenlandse vedetten en een ruggengraat van zelf opgeleide spelers. In dat proces leven we momenteel van wedstrijd tot wedstrijd. Vorig seizoen won Sevilla in Barcelona met 3-0, nu werd het zonder de Nederlandse internationals 1-1. Dat is dus winst en zo moet je redeneren. We hebben een groot aantal talentvolle spelers met kwaliteiten en die moeten eruitkomen. Als daarnaast de bereidheid er is elkaar te helpen in de positie, dan kan Barcelona van iedere tegenstander winnen. Voor dit seizoen is de doelstelling kwalificatie voor de Champions League, bij de eerste vier eindigen dus. Vorig jaar werd Barcelona zesde en lukte dat niet. Die uitdaging is voor mij dus groot genoeg.”

door Peter Wekking

‘Ik vind winnen belangrijker dan attractief voetbal.’ (Frank Rijkaard)

‘Er is geen beter of slechter, je bent wie je bent.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content