Naar aanleiding van het Europa Leagueduel van Standard vorige week in Krakau, brak Roland Duchâtelet opnieuw een lans voor de oprichting van een Beneliga. Hier legt hij voor het eerst uit hoe zo’n grensoverschrijdend kampioenschap er volgens hem concreet zou kunnen uitzien.

Duchâtelet is voorstander van een Beneliga met twintig ploegen, evenveel als de meeste grote buitenlandse competities nu. Rekening houdend met de bevolkingsaantallen (17 miljoen tegenover 11 miljoen) lijkt een startverhouding van twaalf Nederlandse en acht Belgische clubs hem aangewezen. Na elk seizoen degraderen er drie ploegen. Daaronder ziet hij in beide landen een eerste klasse bestaan van twintig (België) of tweeëntwintig (Nederland) ploegen.

Om het evenwicht enigszins te bewaren, stelt Duchâtelet voor om beide nationale kampioenen telkens naar de Beneliga te laten promoveren. Een eventuele tweede stijger zou afhangen van het aantal dalers uit dat land. Zijn er twee dalers uit Nederland en één uit België, dan zijn er twee stijgers uit de Nederlandse eerste klasse en één uit de Belgische. In geval van drie dalers uit een land, zijn er toch maar twee stijgers uit datzelfde land. Duchâtelet: “Op die manier kan het aantal clubs in de Beneliga evolueren naargelang van de sterkte van de nationale competities. Een voordeel van deze benadering is dat de startverhouding tussen het aantal Nederlandse en Belgische clubs minder belangrijk wordt.”

Het uitgangspunt van Duchâtelet is bekend. De budgettaire kloof tussen de Jupiler Pro League en de grote buitenlandse kampioenschappen wordt almaar groter. Door de Belgische en Nederlandse competities samen te voegen, ontstaat een grotere markt, wat moet leiden tot meer inkomsten en dus ook sterkere ploegen. Duchâtelet: “Dat is economische logica. Onze gezamenlijke markt bedraagt 28 miljoen inwoners. Frankrijk, met 65 miljoen inwoners, haalt meer dan 600 miljoen euro aan tv-rechten op. Ongeveer tien euro per inwoner. In een Beneliga mag men dus een verhoging verwachten van 110 miljoen nu – 55 voor België en 55 voor Nederland – naar 250 miljoen euro. Daarvan wordt 20 procent afgedragen aan de eerste klasse in beide landen. Dertig miljoen voor de Nederlandse, twintig miljoen voor de Belgische. Voor de eigenlijke Beneliga blijft er 200 miljoen over.” Wedstrijdinkomsten en inkomsten uit reclame en sponsoring volgen volgens Duchâtelet de grootte van de markt en nemen bijgevolg ook toe.

De Standardvoorzitter zegt zijn voorstel al informeel te hebben besproken met rechtenhouder Telenet. Een invoering al in het seizoen 2013/14, het laatste van het huidige tv-contract, acht hij niet ondenkbaar. De contacten die Duchâtelet vooral bij PSV en Twente zegt te hebben, zouden eveneens gunstig zijn. “Twentevoorzitter JoopMunsterman was een van de initiatiefnemers van de Beneliga voor vrouwen. Ik ben daarop verder beginnen te denken, al komt de verdienste mij niet toe: dit is als ik me niet vergis een oud voorstel van Michel Verschueren. Anderlecht is ervoor, net als AA Gent, Club Brugge en Genk.”

Samengevat ziet Duchâtelet aan een Beneliga drie voordelen voor België: “Eén: als we het nu niet doen, zullen we als voetballand nooit nog aan de top kunnen staan. Veel Aziatische landen maken nu de keuze welke buitenlandse competities zij via pay-tv zullen aanbieden. Daar ligt een hele markt open. Als we niet meedoen, zullen onze traditieclubs helemaal vergeten raken. Twee: het probleem van de huidige tweede klasse wordt opgelost. In de nieuwe eerste klasse zullen de clubs tv-geld ontvangen, waardoor angstaanvallen als die van Roger Lambrecht of Herman Wijnants – die vrezen dat hun clubs verdwijnen als ze degraderen – verdwijnen. En ten slotte is meteen ook de hele discussie over de play-offs van de baan.”

Steun voor zijn Beneliga zou Duchâtelet weleens uit onverwachte hoek kunnen krijgen. Gealarmeerd door een achttal landen die hebben aangegeven nauwelijks nog profvoetbal te kunnen organiseren, waaronder Tsjechië, heeft de UEFA haar oude verzet tegen transnationale competities laten varen. Tegen de zomer al wil ze met een eerste voorstel tot hertekening van het Europese voetballandschap komen. Daarbij zou ze een ondergrens van 30 miljoen inwoners hanteren. Duchâtelet: “Wij zijn daarvan op de hoogte. Zo’n ondergrens is goed, maar belangrijk is dat je dat getal nuanceert op basis van hoe rijk een bevolking is en hoe groot haar voetbaltraditie. De Benelux is rijker dan grotere regio’s in het vroegere Oostblok bijvoorbeeld. In termen van historische prestaties staan we met clubs als Ajax en Anderlecht zelfs hoger aangeschreven dan Frankrijk. Dat maakt ons bijzonder interessant voor de Aziatische markt, zelfs met net geen 30 miljoen inwoners.”

DOOR JAN HAUSPIE

“Een Beneliga is bijzonder interessant voor de Aziatische markt.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content