Burundees, geboren op 8 oktober 1989 in Bujumbura. 1,82 meter – 77 kilo. Profiel: Sultan of Swing.

D ugary Ndabashinze: “Als ik weer eens gek doe in de kleedkamer, denken mijn ploegmaats dat ik niet goed bij mijn hoofd ben. Op eender welk moment kan ik beginnen te dansen. Tijdens de kolonisatie werd er vaak gedanst en gezongen, om alle pijn te vergeten. Sindsdien zit dat gegraveerd in de hoofden van de Afrikanen. Dansen is voor ons iets natuurlijks, een vorm van ontlading, een manier om ons uit te leven.

“Ik kom uit de Burundese middenklasse. Mijn vader werkte als ingenieur bij Amsar, een bedrijf dat wegen aanlegde in Burundi. Dat was een goede job. Pa paste ook goed op zijn centen. Hij kon er op het eind nog bijna twintig jaar van genieten. Drie jaar nadat ik geboren ben, ging hij op pensioen, in 1992. Vorig jaar stierf hij, op zijn 79e. Pa was al zestig toen hij me op de wereld zette, hij kreeg maar geen last van zijn ouderdom. Op zijn zeventigste stond hij nog met mij te zwieren. Een supersterke man, ook in zijn hoofd. Maar die ziekte velde hem. Prostaatkanker.

“Zijn dood raakte me. Toen ik nog niet zo lang bij Genk zat, belde ik hem vaak. Ik zei dat de aanpassing niet zo makkelijk verliep, dat het hier koud was. Hij suste me en vertelde dan over zijn eigen ervaringen. Ook hij had op zijn achttiende zijn familie achtergelaten, om in Congo te gaan studeren. Hij bleef daar uiteindelijk tien jaar, zonder zijn ouders één keer te zien. Ik had veel aan zijn verhalen. Hij was heel trots op mij. Dankzij het profcontract dat ik hier mocht tekenen, kon ik hem nog wat helpen, door extra tests te betalen. Even overwoog ik zelfs om hem naar hier te laten overvliegen, maar men kon ons niet verzekeren dat dat zijn leven zou verlengen. Ook in Europa sterven mensen aan prostaatkanker, kijk naar François Mitterand.

“Toen mijn vader stierf, was mijn moeder al twee jaar dood. Zij werd ineens erg ziek. Van haar erfde ik mijn eigengereidheid. Ik laat me niks opdringen. Als jij me vragen stelt en ik heb geen zin om daarop te antwoorden, dan zwijg ik. Mijn pa gaf me dan weer mijn geloof in mezelf mee. Ik weet ook, net als hij, altijd goed wat ik wil. Daarom liet ik me niet van de wijs brengen toen hij dat hele voetbalgedoe maar niks vond. Hij zag het als amusement en wilde dat ik me met mijn studie bezighield. Ik zorgde ervoor dat mijn schoolresultaten goed bleven, zodat hij me niets kon verwijten. Naarmate ik ouder werd, kwam er al vaker eens iemand tegen pa zeggen dat ik op het veld een talent was. Beetje bij beetje ging hij ook inzien dat mijn hart bij de bal lag. Toen de nationale ploeg mij opriep, was hij overtuigd.

“Als ik hier niet als profvoetballer zat, dan was ik nu dokter. Dat wilde ik als kind worden, omdat je dan ten dienste staat van de mensen. Dan kun je helpen. Een dokter weet ook hoe hij met zijn eigen lichaam moet omgaan en kan dus lang leven. Dat wil ik graag, ik hou van het leven. Ik denk dat ik geneeskunde aangekund zou hebben. Ik was niet de beste van de klas, maar haalde wel telkens 65 procent. Vooral biochemie interesseerde me. Nog altijd leer ik graag bij. Het stoort me bijvoorbeeld enorm dat ik na drie jaar in België nog geen Nederlands spreek. Ik schreef me nu in voor avondlessen. Een tijdje kreeg ik privéles van een leraar die bij me langskwam, maar dat was geen goede manier van werken. Ik moet in een klas zitten, tussen medeleerlingen. Ik moet anderen kunnen tonen dat ik de beste ben.”

door kristof de ryck

“Op eender welk moment kan ik beginnen te dansen.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content