Vijftien jaar geleden was Antwerp de laatste Belgische club in een Europese finale. Intussen heeft stamnummer 1 veel van zijn glans verloren, maar de fans zijn even vurig gebleven. Drie generaties over hun relatie met de oudste club van het land.

Ghislain Schrijvers (52)

Anders dan de meeste fans van RAFC wordt Ghislain Schrijvers geboren in een Beerschotgezin. In zijn jeugdjaren ging hij geregeld kijken op het Kiel, waar zijn schoonbroer Julien Van Opdorp tussen ’66 en ’81 speelde. Uit liefde voor zijn vrouw koos hij uiteindelijk toch voor Antwerp.

“Ik was al een paar keer naar Antwerp gaan kijken met vrienden, maar het was pas in ’79 dat ik me als het ware bekeerde. Een echte Beerschotfan was ik niet, eerder een liefhebber van mooi voetbal. Toen ik mijn vrouw leerde kennen, kwam ik in een familie terecht die door en door rood-wit was. Bij ons thuis vonden ze dat niet echt kunnen, maar de liefde heeft mij ook clubliefde gebracht. Wat voor mij vooral het grote verschil was tussen de twee clubs, is wat je terugkrijgt. Bij Antwerp is er veel meer beleving en voel je je veel meer deel van de club. Uiteindelijk werd het zelfs zo erg dat we onze zoon naar Flemming Lund hebben genoemd, in die tijd de favoriete Antwerpspeler van mijn vrouw. Ikzelf had het meer voor Czernia en Ratko Svilar, maar dat klonk zo niet.

“Als Antwerpfan moet je echt een olifantshuid hebben. Er wordt niet veel over de club bericht in de pers, maar als ze erover schrijven is het meestal negatief. Soms denk je echt dat de pers ons eruit pikt en niet de moeite doet om het verhaal langs beide kanten aan te horen. Dan komt ons groepsgevoel naar boven. Raak aan de club, en je raakt aan ons. Daarom doet het ook zo veel pijn om de club zo te zien aanmodderen. Het is een beetje als een kind van wie je weet dat het goede resultaten kan halen, maar dat toch met een slecht rapport naar huis komt. Toch heb ik het liever zo dan dat de club fuseert. In zo’n geval, kijk maar naar Germinal Beerschot en Zulte Waregem, heb je meestal een club die de andere volledig wegduwt. Ik zou het niet aankunnen om Antwerp op zo’n manier te zien verdwijnen. Gelukkig is het nog lang niet zover. Door al de gesprekken over het nieuwe stadion is er de laatste tijd echt een sfeertje van ‘wij tegen de rest’ ontstaan bij Antwerp. Zulke dingen houden het vuur levend.

“Je kan wel stellen dat Antwerp een grote invloed heeft op mijn leven. Mijn zoon draagt de liefde voor de club mee door zijn naam, maar ook op andere vlakken zie je dat. De maanden dat het seizoen stilligt, zijn voor mij echt lege maanden. Met de leeftijd minderen zulke dingen ook wel een beetje. Pakweg tien jaar geleden was ik twee dagen niet aanspreekbaar als Antwerp verloor. De enige nederlaag waar ik goed mee kon omgaan, was het verlies tegen Parma. Niemand had verwacht dat we zover zouden raken, dus elke volgende ronde was meegenomen. Voor het begin van de Europese competitie had ik een weddenschap afgesloten met mijn vrouw: als we de finale haalden, trakteerde zij op de trip naar Wembley. En ik ben op Wembley geweest, hé! De sfeer die daar hing, is met niets te vergelijken. 20.000 Antwerpfans die verbroederden met de Parmezanen, op dat moment een van de grootste clubs in Italië. Vergeleken met Parma waren wij een ploeg uit eerste provinciale. Diep vanbinnen hoop je toch op een klein wonder. Maar het gevoel dat je die wedstrijd op een mythische plaats als Wembley hebt mogen beleven … dat nemen ze me nooit meer af.”

Julien De Ridder (43)

Het verhaal van Julien De Ridder begint bij de jeugdreeksen van RAFC. Hij is niet zomaar een fan van den Antwaarp. Hij is voorzitter van de FASC, de Federatie van Antwerp Supportersclubs, en heeft bijgevolg ook wel wat invloed binnen de club.

“Ik ben al 34 jaar fan van Antwerp. Als kleine jongen van negen ben ik begonnen in de jeugdploeg van de club, en na een tijdje krijg je dan de kans om ballenjongen te spelen. Voor een jonge gast is dat fantastisch: je staat op het veld en de spelers lopen op een meter van je. Soms mag je als jeugdspeler ook de voorwedstrijd spelen. Als dat dan voor Antwerp – Anderlecht is, vergeet je dat nooit meer. De club beheerst ook nu nog mijn leven. Ik heb gekozen voor een job in de haven omdat ik daar zelf kon zien wanneer ik vrij had. Zo moet ik geen enkele wedstrijd missen. De liefde voor de club heeft zich al van kind af als een microbe in mijn lichaam genesteld.

“Als Antwerpfan doet het wel pijn om te zien dat ploegen als Dender, Brussels en Roeselare meedraaien op het hoogste niveau. Je kan er dan de brui aan geven, maar het merendeel van de Antwerpfans is hondstrouw aan de club. Een traditieclub verdwijnt niet van het ene moment op het andere. We hebben de laatste 30 jaar al diep gezeten en we zijn er toen ook telkens sterker uitgekomen. Toen we in 2004 degradeerden, hoorde je veel mensen zeggen: ‘We passen voor een jaar en komen volgend seizoen wel weer in eerste kijken.’ Intussen is er al een zekere berusting. Je moet ook realistisch blijven. Met de ploeg die we nu hebben, kunnen we daar volgens mij niet veel gaan doen. Als je promoveert, moet je aankopen doen om de ploeg gevoelig te versterken. En daar knelt het schoentje: we halen elk jaar probleemloos onze licentie, maar we zitten niet echt ruim op het financiële vlak. Het voordeel is wel dat je in de hoogste klasse mee profiteert van de televisierechten. Met het 1,5 miljoen euro dat het contract oplevert, kan je al eens gaan rondkijken op de Belgische markt. Elk jaar in de tweede klasse is voor Antwerp niet een, maar twee stappen achteruit. De clubs in eerste versterken zich elk jaar gevoelig, en wij blijven stagneren.

“Antwerp is momenteel een profclub, maar het wordt steeds moeilijker om het salaris van profs te kunnen betalen. Je moet zulke spelers al meer betalen dan een club in eerste eer ze het risico willen nemen om een stapje terug te zetten. KV Kortrijk bewijst nu dat je wel kan meedraaien aan de top met een ploeg vol jongeren. Tweede klasse heeft een zwakke reeks dit jaar, dus het is het ideale moment om te promoveren. Antwerp heeft een heel mooi verleden, maar ik verkies toch een succesvolle toekomst.

“Het kan misschien chauvinistisch klinken, maar The Great Old hoort thuis op het hoogste niveau. De Bosuil mag dan zijn beste tijd achter de rug hebben, van dat stadion gaat energie uit. De spelers voelen dat ook. Er is sprake van een nieuw, al dan niet gemeenschappelijk stadion, maar ik weet niet of dat zo’n goed idee is. Tribune twee van de Bosuil is de batterij van veel spelers en in een modern stadion ga je dat veel minder hebben. Bovendien zal het vreemd zijn om een stadion te delen met Germinal Beerschot. Tenzij iemand een flink bedrag wil investeren in Antwerp, zal het de enige oplossing zijn als het Antwerps voetbal vooruit wil.

“Het is moeilijk om inzicht te krijgen in de interne keuken van de club. De enige personen die daar kijk op hebben zijn voorzitter Eddy Wauters en Armand Wegghe. De meningen over het bestuur zijn verdeeld, maar je moet altijd rekening houden met het feit dat Antwerp geen gemakkelijke club is om te leiden. Misschien is het wel stilaan tijd voor verjonging binnen het bestuur. Als Wauters morgen beslist om te stoppen, moet er een opvolger klaarstaan. Ik heb enorm veel respect voor de persoon Wauters, maar we hebben onlangs toch een conflict gehad. Als voorzitter van de FASC ben ik voor een deel de spreekbuis van de fans en die eisten het ontslag van coach Warren Joyce. Ik heb dat toen ook verteld aan de pers en dat heeft Wauters me kwalijk genomen. Joyce mocht gewoon aanblijven.

“Eigenlijk is de FASC begonnen toen we een aantal jaren geleden de Wembley Day wilden organiseren. Een collega en ik zijn toen naar Paul Bistiaux gestapt om te vragen of het mogelijk was om een galawedstrijd te organiseren ter herdenking van de Europese finale in ’93. We wilden het elftal van toen laten spelen tegen het eerste elftal van Antwerp. Bistiaux vond het een goed idee, maar wij moesten wel alles zelf organiseren. Het enige wat hij ons gaf, was het gebruiksrecht op het stadion voor die dag, en een lijst met telefoonnummers van de spelers uit ’93. De enige nummers die nog klopten, waren die van Geert Emmerechts en Alex Czerniatynski. Emmerechts was er direct voor te vinden, en na drie maanden voorbereiding is het ons gelukt om de wedstrijd te laten plaatsvinden. Alle spelers hebben gespeeld voor een hamburger en een paar drankbons. We hadden gehoopt op 1000 bezoekers, uiteindelijk zijn er 5000 opgedaagd. Ik ben anders geen emotioneel mens, maar die dag heb ik gehuild als een klein kind.”

Jorgi Ferrari (24)

De hoogdagen van The Great Old liggen intussen al een tijdje achter ons, maar dat houdt sommige jongeren niet tegen. Student journalistiek Jorgi Ferrari is met zijn 24 net te jong om de successen te hebben meegemaakt, maar toch klopt zijn hart voor RAFC.

“Zo ergens rond het seizoen 1991/92 heeft mijn vader me de liefde voor Antwerp doorgegeven. Ik was nog te jong om mee te gaan naar het stadion, maar er werd bij ons thuis veel over de club gesproken en ik probeerde ze zo veel mogelijk te volgen op televisie. Ik denk dat de vonk echt is overgeslagen toen Antwerp in ’92 de bekerfinale speelde tegen KV Mechelen. Niet veel later ging ik dan de eerste keer mee naar het stadion en dat was echt een openbaring. Ik weet nog dat ik in de week voor de finale van de Europese beker voor bekerwinnaars echt onder de indruk was van al de aandacht die de ploeg kreeg. Op dat moment was ik nog wat te jong om echt te beseffen welke prestatie de club aan het leveren was. In die tijd was het nog geen unicum dat een Belgische ploeg een Europese finale speelde, maar vijftien jaar later blijkt toch dat we daar een prachtprestatie hebben neergezet.

“De laatste jaren draait de ploeg serieus vierkant, met als gevolg dat het geduld van heel veel jonge mensen met het huidige bestuur op is. Antwerp hoort volgens mij qua achterban zeker bij de grootste vijf clubs van België, maar het bestuur laat al die fans in de kou staan. Het feit dat we vorig seizoen tegen clubs als Mechelen en Standard 10.000 bezoekers hebben, maakt toch duidelijk dat de verwachtingen van het supporterslegioen hoog liggen. In plaats van zulke wedstrijden te spelen, sta je nu elke week tegenover Virton en Deinze. Veel supporters vragen zich af waarom het toen wel lukte en nu niet meer. Veel van hen blijven ook weg op de Bosuil omwille van het regime van Eddy Wauters. Als we dit seizoen niet promoveren, denk ik dat de harde kern zich wel eens zou kunnen laten horen. Wauters heeft zeker zijn goede momenten gehad als voorzitter, maar ik denk dat hij en de club midden jaren ’90 de boot gemist hebben. Plots werd geld veel belangrijker en moest je een modern stadion hebben, en dat is bij Antwerp niet gebeurd. Het voetbal is commercieel geworden, en als volksclub is het soms lastig om je daaraan aan te passen. Daardoor kan je je als fan ook wel minder identificeren met de club. Paul Bistiaux heeft ooit gezegd dat het niet uitmaakt hoe je kampioen wordt: met elf Belgen of niet. Voor de fans maakt dat echter wel uit. Iemand als Spencer Verbiest, die geboren is in Merksem, staat veel dichter bij de fans dan een buitenlander. Van mij mogen die jongens ook gerust een kans krijgen, maar dan wel op voorwaarde dat ze de club iets bijbrengen. Lehnhoff was ook geen Belg, maar dat was ten minste een meerwaarde.

“Het mooiste moment als Antwerpfan moet toch de laatste speeldag van het seizoen 1996/97 geweest zijn, thuis tegen Club Brugge. We wonnen met 2-1 waardoor Brugge de titel naar Lierse zag gaan. De sfeer was ongelooflijk, maar ik herinner me vooral de oorverdovende stilte van het Bruggevak. Dat soort momenten is de brandstof die mijn hoop hoog houdt.

“Soms vragen mensen me waarom ik al die glansloze jaren Antwerpfan ben gebleven. Ik denk dat, als je eerste voetbalbeleving een wedstrijd op de Bosuil was, je dat gevoel nooit meer kwijtraakt. Er heerst echt een speciale sfeer en er zijn niet veel Belgische clubs waar je dat terugvindt. Als de negatieve spiraal blijft aanhouden, heb je het als fan wel eens moeilijk. Er zijn de laatste jaren zo veel dingen gebeurd dat je moeilijk alles met de mantel der liefde kan bedekken. Een fan moet de fouten durven toegeven, maar dat wil niet zeggen dat je de ploeg in de steek moet laten. Een keer, na alweer een slechte periode, heb ik gezworen dat ik geen voet meer op de Bosuil zou zetten zolang Wauters voorzitter was. Ik heb dat toen een tweetal jaar volgehouden. De club zat nog steeds in mijn hart en ik volgde ze via de pers. Het was op dat moment even genoeg geweest. Uiteindelijk kruipt het rood-witte bloed toch waar het niet gaan kan, en dan geef je er weer aan toe. Antwerp is mijn grote liefde. Als de club ooit zou verdwijnen, dan eindigt het voetbal voor mij daar.” S

door steven van duyse

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content