Herman Van Holsbeeck heeft al heel wat watertjes doorzwommen. Ook in het Astridpark, waar hij op 1 juli vijf jaar aan de slag is, heeft de manager het hoofd boven water weten te houden.

Afgelopen zaterdag trok Anderlechtmanager Herman Van Holsbeeck voor tien dagen de deur van zijn bureau achter zich dicht. Tijd voor vakantie, een woord waarvan zijn voorganger, Michel Verschueren, de betekenis in een woordenboek moet opzoeken. In een vorig leven ging Van Holsbeeck ook al eens onafgebroken door, tot hij uit de signalen van zijn omgeving en van zijn eigen lichaam begreep dat hij beter een paar rustpunten per jaar inbouwde.

Op 1 juli 2003 ging Van Holsbeeck bij Anderlecht aan de slag. Zijn overgang van Lierse raakte in april van dat jaar bekend. Zes maanden eerder had Philippe Collin hem al eens gepolst, net na het vertrek van Alain Courtois, maar toen hield Van Holsbeeck de boot nog af: hij had bij Lierse net twee maanden eerder sportieve volmachten gekregen van voorzitter Gaston Vets en was niet geneigd om het Lisp halverwege het seizoen te verlaten.

Zijn vertrek luidde er de chaos in. Van Holsbeeck wist hoe hij een bouwondernemer als Gaston Vets moest aanpakken. Vets vergat al eens belangrijke betaaldatums, waar de manager hem kort voor de deadlines aan herinnerde, zodat het geld net op tijd op de rekeningen belandde. Na het vertrek van Van Holsbeeck was er niemand meer die Vets stuurde.

Heizeldiploma

Toen Van Holsbeeck eind juni 2003 voor een officiële foto glimlachend de hand schudde van zijn voorganger Michel Verschueren vroegen velen zich af hoe veel langer Van Holsbeeck (toen 48) het met Mister Michel (toen 72) zou uithouden dan zijn voorgangers, Paul Courant en Alain Courtois.

Verschueren en Van Holsbeeck hadden mekaar vroeger al eens de hand geschud. In de lente van 1974 ontbood Verschueren, toenmalig manager van RWDM, de jonge middenvelder naar zijn bureau en regelde zijn transfer naar derdeklasser KAV Dendermonde. Van Holsbeeck was een jaar eerder als jeugdspeler met de fusie overgekomen van Racing White. Het Fallonstadion lag op wandelafstand van de ouderlijke bakkerij in Sint-Lambrechts-Woluwe.

Na de fusie tussen Racing White en Daring Molenbeek in 1973 speelde Van Holsbeeck nog een jaar bij de junioren van RWDM. Derde klasse, merkte hij, was zijn niveau. Eén jaar probeerde hij het bij VG Oostende in tweede, maar dat was te hoog gegrepen. In derde kon hij zijn beperkingen camoufleren met zijn speldoorzicht. Dat speldoorzicht leidde hem, toen hij voor RC Jet Waver voetbalde, naar de trainersschool waar hij zijn Heizeldiploma haalde.

In 1995 keerde hij in het zog van Johan Vermeersch terug bij RWDM. Van Holsbeeck werkte op dat moment als commercieel manager in Vermeersch’ bouwbedrijf in Ternat. Toen Vermeersch een paar jaar later RWDM verliet na een dispuut met de andere aandeelhouders, bleef Van Holsbeeck en werd manager. Vermeersch is nog altijd bitter als de naam van zijn ex-werknemer valt: “Als je iemand vraagt om op je winkel te letten en je moet er bijna elke dag zelf naartoe, klopt er iets niet.” Van Holsbeeck reageerde rustig: “Vermeersch heeft het altijd moeilijk als een van zijn mensen plots op eigen vleugels vliegt.” Bij een club zonder centen haalde hij goedkoop talent van Feyenoord ( Paul Kpaka en Ibrahim Kargbo). Toen voorzitter Eric De Prins voor zijn club een andere toekomst zag dan een veredelde satellietclub, kwam de aanbieding van Lierse Van Holsbeeck goed uit.

Toenmalig Liersevoorzitter, wijlen Freddy Van Laer, kwam onder de indruk van de werkkracht en de no-nonsenseaanpak van Van Holsbeeck toen Lierse bij diens club RWDM een speler ( Steve Laeremans) weghaalde. Maar in de onenigheid tussen Van Laer, die stond voor de voorzichtige aanpak, en ondervoorzitter Gaston Vets, die vooruit wilde, hing Van Holsbeeck zijn wagentje vast aan dat van de ambitieuze en kapitaalkrachtige Vets. Beetje ondankbaar tegenover de man die hem had aangeworven, vonden velen.

Vets liet zijn manager veel ruimte. Het geld dat Lierse moeizaam gespaard had, gaf Van Holsbeeck gul uit, vonden velen. Bakken geld (negen miljoen oude Belgische franken per jaar, werd gezegd) zouden matige voetballers als Geir Frigard, Archie Thompson, Gela Shekiladze en Igor Nikolovski er via hun lang lopende contracten verdienen. Van Holsbeeck betaalde zijn vergissing cash toen de overgewaardeerde en overbetaalde spelers een verblijf in de B-kern verkozen boven een snelle transfer naar een minder goed betalende club. Later gaf Van Holsbeeck zijn fout toe.

Eigen mensen

In plaats van zich meteen bij zijn nieuwe club te profileren, gunde Van Holsbeeck anderen het licht in de schijnwerpers. Hij gaf zijn voorganger complimenten en zette zijn ogen en oren goed open om te zien hoe zijn nieuwe club in mekaar zat. Van Holsbeeck koos, net als bij Lierse drie jaar eerder, voor een lowprofilestart.

Al snel leerde hij dat Anderlecht een huis was waar niets binnenskamers bleef. Toen hij een paar mensen binnen de club op de hoogte bracht van zijn voornemen om bij Ajax de daar overbodige Belgen – Jelle Van Damme en Wesley Sonck – los te weken, stond het ’s anderendaags in de krant. Ajax was not amused. Van Holsbeeck wist meteen dat er maar één manier was om lekken te beperken en zijn eigen positie te verdedigen: zich omringen met zijn eigen mensen, zoals ook zijn voorganger, Michel Verschueren, dat in de loop van de jaren gedaan had. Zo haalde Van Holsbeeck in 2005 bij Coca-Cola marketingverantwoordelijke Chris Lioen, die op termijn het budget met tien tot vijftien procent moet verhogen. Voor de financiële zaken riep hij zijn vriend René Trullemans te hulp. Oudgedienden aan wie gevraagd werd een stap opzij te zetten – ploegafgevaardigde Pierre Leroy of Robert De Pot -, merkten hoe Van Holsbeeck geleidelijk zijn greep op de werking verstevigde.

Allatta

Snel voelde Van Holsbeeck tot waar hij in het familiebedrijf kon gaan. Intern verdedigt hij in het directiecomité zijn mening, maar eenmaal een besluit genomen, legt hij zich daar loyaal bij neer. Dat er al eens op de boodschapper geschoten wordt, stoort hem niet: bij het uitvoeren van zijn taak zit zijn ego nooit in de weg.

Toen vorig jaar een van zijn bazen bezwaar maakte tegen een contractverlenging voor Glen De Boeck, bracht de manager de toenmalige hulptrainer het slechte nieuws. Dat De Boeck vermoedde dat Van Holsbeeck zelf hem geen contractverlenging gunde, verleidde de manager niet om zich te verdedigen en het echte verhaal te vertellen. Die loyaliteit levert hem in moeilijke momenten het respect van zijn beide broodheren én de nodige ruggensteun op.

De eerste storm bedwong hij zelf. Toen in september 2004 Aruna Dindane aankondigde niet meer naar Brussel te willen terugkeren, stapte Van Holsbeeck op het vliegtuig en bracht Aruna terug. Het leverde de manager een pluim op, maar ook een les. Nooit meer zou hij een speler tegen zijn zin op de club houden.

Rugdekking van zijn broodheren redde hem tijdens de zwaarste storm uit de voorbije vijf jaar: de beschuldiging van Pietro Allatta dat Van Holsbeeck geld pakte op de transfer van Silvio Proto. Tot dan had de Anderlechtmanager de naam correct te werken. Allatta, wist Van Holsbeeck, wilde wraak nemen omdat hij door toedoen van Van Holsbeeck bij die transfer van Proto een flinke commissie misliep: om uit het kluwen van een ingewikkelde transferhistorie te blijven liet de Anderlechtmanager één som op de rekening van La Louvière storten, zodat de belanghebbenden onder mekaar maar moesten uitvechten wie wat kreeg.

Bij riskante sportieve ingrepen kreeg hij achteraf meestal gelijk. In Argentinië haalde hij eind 2005 voor 2,5 miljoen euro Nicolás Frutos, een dure transfer. In zijn eerste competitiematch wordt Frutos net niet uitgelachen, in de tweede raakt hij op de ijsvlakte van Germinal Beerschot geen bal. Anderlecht verliest met 2-0, de positie van trainer en manager wankelt, maar in plaats van de trainer te ontslaan wordt het vertrouwen in Frank Vercauteren bevestigd. Drie dagen later klopt Anderlecht thuis Genk, met twee goals van Frutos. “Het bewijs dat je af en toe moet durven investeren”, zegt Van Holsbeeck. Dat geldt ook voor Mbark Boussoufa en Jan Polak, die pas na enige tijd doorbraken in het Astridpark.

Vorige week belde zijn vader hem nog eens op. Op de radio hoorde hij de balans van vijf jaar Anderlecht onder zijn zoon: drie titels, twee tweede plaatsen, één Belgische beker, vier keer deelname aan de Champions League én een achtste finale in de UEFA Cup. Niet slecht voor een bakkerszoon uit Woluwe.

door geert foutré – beelden reporters

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content