Met een gelijkspel bij Verbroedering Geel verzekerde KSV Roeselare zich zondag van de promotie naar eerste klasse. Volgend seizoen speelt het voor het eerst bij de elite.

Vorig seizoen ging het in de slotwedstrijd thuis tegen Geel nog helemaal fout, nu bracht KSV Roeselare de eindronde op de op één na laatste speeldag op Geel wel tot een goed einde. De ploeg is rijper geworden, concludeert de trainer. “Het feit dat we toen op een haartje de promotie misten, liet ons met frustratie achter”, doet Dennis van Wijk zijn verhaal. “Zowel voor de club als voor de spelers individueel was dat een enorme klap. Een uppercut. Dat werd een beetje onderschat. Na vijf, zes matchen stonden we onderaan. Maar na alle ups en downs merk ik dat er toch een bepaalde maturiteit in de groep is geslopen. Toen speelden we ook heel goede topmatchen, maar we verloren ze allemaal. Dit seizoen wónnen we ze allemaal, op een gelijkspel op Zulte-Waregem na. We klopten vier keer Antwerp en drie keer Geel. Ze kunnen iets beter met de druk om.”

Opvallend is : de beste verdediging in de competitie en in de eindronde in vijf wedstrijden slechts één goal tegen. “Dan kun je zeggen : dat komt misschien omdat je verdedigend speelt. Maar dat vind ik niet. Roeselare is toch altijd een beetje Sturm und Drang. Een beetje holderdeboldervoetbal, maar we proberen wel van onze goal weg te spelen en hoog te pressen.”

Het is een jonge groep, een team zonder sterren. Er wordt om kwart over vijf getraind, omdat de meesten werken of studeren. In doel staat Jürgens Sierens, die destijds als toptalent van FC Roeselare naar Lokeren vertrok. De backs zijn pitbulltypes, zoals de trainer ze noemt : rechts Martijn Monteyne, broer van Pieterjan (GBA), links Chemcedine El Araichi, afkomstig van Bergen. De centrale verdedigers zijn grote, kopbalsterke jongens. Sam Lavan, gehaald bij Deinze, James Lahousse en Cyriel Detremmerie, beiden uit de eigen beloften.

Centraal op het middenveld zijn Frédéric Vanderbiest (verdedigend) en Steve Barbé (offensief) belangrijk. Jongens van Molenbeek destijds. Op de plaats van de geblesseerde Barbé, stond de laatste weken Abdoulaye Soumare, jonge, frivole speler die in januari van Moeskroen overkwam. Bas Vervaeke is op rechts een kleine, snelle, werkkrachtige flankspeler, Maxime Annys op links een polyvalente, tweevoetige, technisch sterke international -18 met een enorme winnaarsmentaliteit.

In de spits is er keuze uit de opportunisten Abdelaziz Nouhass, Marokkaanse Belg die jaren geleden van Dessel kwam, en Christophe Lauwers, uit Rocky Peeters, targetman die ook als verdedigende middenvelder inzetbaar is, Christian Bouckenooghe, geweldige mentaliteit, kopbalsterk en een neus voor goal, en Lander Deweer uit de eigen jeugd.

“We hebben een enorme teamspirit”, zegt de trainer. “We geven nooit op. In de moeilijkste omstandigheden, als het niet lukt, blijven we doorgaan. Het is een sterk blok. Toen ik in de eindeseizoenswedstrijd op Union de vreugde zag na het scoren van een goal, wist ik zeker : die mannen nemen daar geen genoegen mee, die willen. Ze hadden zich ook kunnen sparen voor de eindronde, maar ze gingen voluit. Het enthousiasme en de wil om te winnen compenseren het gebrek aan ervaring en misschien ook aan kwaliteit. Ik voel mij daar wel goed bij. Het is ook een beetje mijn mentaliteit.

“Die enorme drang, duel- en werkkracht zijn er ook op training. In die ploeg zitten een stuk of vijf, zes spelers… Hoe er soms de dag voor de match nog getackeld wordt in onderlinge matchkes… Fred Vanderbiest is een heel belangrijke pion in die groep, maar toen ik hier twee en een half jaar geleden arriveerde, stuurde ik hem wel eens een week weg. Roeselare had toen tien punten uit veertien wedstrijden en een echte probleemgroep. Op training was er alleen maar miserie. Er werd geschopt, geroepen, gescholden. Fred was toen aanvoerder en ik vond dat hij niet goed bezig was. Ik heb toen een voorbeeld willen stellen : het was weg of aanpassen. Hij paste zich op een grandioze manier aan en nu is het een echte kapitein.

“Op het einde van de winterstop zijn we twee dagen naar Amsterdam geweest. Het stadion van Ajax gaan bekijken, op stap geweest de zaterdagavond. Toen ik zag hoe de hele groep – jong en oud, Nederlands- en Franstaligen – daar in een typisch Amsterdams café met orgel en zo samen bleef zitten tot het sloot, terwijl er in Amsterdam toch veel verleidelijke dingen zoals discotheken zijn, zei ik tegen mijn assistent : ‘Dat zit precies wel goed.'”

De trainer kijkt realistisch naar de toekomst. “Qua organisatie en infrastructuur staan we hier natuurlijk massa’s achter”, stelt hij vast. “Wat voor de spelers geldt, geldt ook voor de club, voor de leden van de raad van bestuur, het ontvangen van de tegenstander, het begeleiden van arbiters en journalisten, de veiligheid van het stadion en de trainingsaccommodatie : je kunt het maar ondervinden en beter worden door het te doen, door fouten te maken en die te verbeteren. Op het sportieve vlak moeten er toch wel wat spelers bijkomen met een redelijke ervaring en die ook kwalitatief beter zijn.

“Ik denk dat het voor club en spelers enorm belangrijk is van door dat leerproces te gaan. Ik bedoel : als je in tweede alles meemaakte, is de tijd misschien rijp voor een stap hoger. Op alle vlakken gaat het hier crescendo, maar dat is natuurlijk omdat de resultaten goed zijn. Als je eens op je bek gaat, moet je ervoor zorgen dat niet alles in duigen valt, maar dat je blijft voortwerken en die ervaring als fundament gebruikt.

“De jeugdwerking is hier zeer goed. Ik schat dat er de voorbije jaren vijftien tot twintig jongens hun debuut maakten in de eerste ploeg. Met wisselend succes. Op dat vlak zijn ze hier echt uitstekend bezig, maar de stap naar eerste is natuurlijk enorm. Als je ziet dat het voor Oostende al de derde keer was, dan moeten wij ons hier geen illusies maken dat het in één, twee, drie zal lukken. Wij krijgen ook wel dagen dat we zwarte sneeuw zullen zien en dat de voorzitter badend in het zweet wakker wordt en denkt : waar ben ik aan begonnen ? Gewoon omdat eerste klasse een heel ander niveau is, dat is voor ons op dit moment het heelal. Wat een kleine club als Westerlo realiseerde, is natuurlijk wel grandioos. Misschien moeten we daar maar eens een week of twee stage gaan lopen, en er het goede van meepikken.

“Maar ik denk dat onze raad van bestuur toch heel capabel is, vooral in het zakenleven. Ambitieuze mensen die van de eerste dagen na de fusie ( tussen FC en SK Roeselare, op 15 april 1999, nvdr) toch al leerden dat het met verstand en op een realistische manier moet gebeuren en dat woorden en grote uitspraken niet volstaan. Manager Luc Devroe en ik maakten het al mee bij Oostende en zijn nuchter genoeg om te weten dat je niet tot in november testers moet laten komen noch je moet bezighouden met gelukszoekers die je over de vloer krijgt met allemaal wereldspelers. Ik denk dat we spelers moeten nemen die financieel haalbaar zijn én de competitie kennen. Ik ben er zeker van dat heel veel spelers zonder ploeg zullen vallen. Daar moeten we gebruik van maken. Zie Christophe Lauwers dit seizoen. Iemand die wou tonen dat hij onterecht buiten was gezet bij Oostende, dat was een enorme motivatie voor hem. Zeker geen jongens die willen uitbollen, maar die toch nog een impuls willen geven aan die ploeg.

“Alle ploegen die promoveren, krijgen het heel moeilijk, zelfs Brussels, dat over meer mogelijkheden beschikt dan Oostende en Roeselare. Het belangrijkste is de rust bewaren, hard blijven werken en ook in momenten dat het niet gaat niet wild om je heen schoppen, maar loyaal blijven aan de visie die je voorop had gesteld. Niet in paniek raken. Lukt het niet, dan is dat geen schande. Uiteindelijk bestaat deze club nog maar zes jaar. Wij zijn Cercle Brugge of Antwerp niet. Geen historie, geen background, geen achterban. In de eindronde trokken we wel zesduizend man, maar in de competitie waren het er niet veel meer dan duizend gemiddeld.

“Toen ik hier toekwam, zei ik altijd : ‘Laat ons eerst zorgen dat we een goede tweedeklasser zijn, qua organisatie en qua werking. Eens dat onder de knie probeer dan misschien eerste klasse eens.’ Maar we hebben het nog niet onder de knie, hoor, want dat is een werk van lange adem. Het belangrijkste wordt nu de eigen identiteit niet kwijtspelen en de gelukszoekers proberen weg te houden. Mensen die op zoek zijn naar instant fame – van nodoby tot grote ster, weet je wel – dat loopt altijd fout af, maar veel clubs weten dat nog niet.”

door Christian Vandenabeele

‘Misschien moeten we maar eens twee weken stage lopen bij Westerlo.’

‘Qua organisatie en infrastructuur staan we hier natuurlijk massa’s achter.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content