‘De Mont Ventoux is een schurk’, schreef Jos Vandeloo in een roman. Het is een schurk met twee gezichten. Eerst drijft hij de spot met de machtsklimmers en daarna bijt hij in de kuiten van de rasklimmers.

De Tour van 1955. Op de Ventoux stort de Bre- toen Jean Malléjac in elkaar. Wasbleek en met rollende ogen ligt hij op zijn rug in het grint. Pas een kwartier later komt hij bij. Dan volgt de Tour van 1967. Op twee kilometer van de top valt de Brit Tom Simpson in zwijm. Hartmassage en mond-op-mondbeademing kunnen niet meer baten. Daarna de Tour van 1970. De karavaan waagt het erop om naar de plek des onheil terug te keren. Lucien Van Impe, 23 jaar jong, is erbij. “We trokken er met schrik naar toe, er was zoveel over gesproken. Het werd alweer een memorabele rit. Merckx moest op de top zuurstof worden toegediend.”

Straks, op 25 juli, vormt de Reus van de Provence het sadistische decor van de grote finale van de Tour, één dag voor de slotceremonie op de Champs-Elysées. De Ventoux dus “als een demonisch dessert of een onsmakelijke sorbet, alvorens met de vermoeide helden naar Parijs te trekken”, zoals Vandeloo bijna twintig jaar geleden schreef in De beklimming van de Mont Ventoux.

De kale berg vreet aan de psyche van renners en volgers. Vanwege zijn bewogen geschiedenis. Door zijn unieke inplanting ook. “Je ziet zijn silhouet al van tientallen kilometer ver opdoemen”, zegt Van Impe over de berg die het Provençaalse Rhônedal domineert. “De Ventoux lijkt vlakbij, maar het blijft duren tot je aan de voet komt. Zenuwslopend. Je zit je voortdurend af te vragen of je wel goed zal zijn.”

De Ventoux richt ravage aan in het hoofd. Zozeer dat de mythe hem meedogenlozer gemaakt heeft dan hij in werkelijkheid is? In ieder geval voelt de Ventoux helemaal anders aan in de kop dan in de staart van het peloton. Hans De Clercq, rode lantaarn in de Tour van 2003, reed één keer de Ventoux op: “Ik ben er relatief makkelijk opgereden.” Van Impe, de beste Belgische klimmer ooit, beklom hem in zijn lange Tourcarrière van de drie kanten: “Het is de moeilijkste col in Frankrijk, zeker de zuidflank vanuit Bédoin.” Een paradox die op het terrein om een confrontatie vraagt tussen een klimmer en een antiklimmer.

Sommet à 22 km

Van Impe: “Dat bordje in Bédoin is om zot van te worden. De Ventoux is veel langer dan Alpe d’Huez. Toch raad ik aan om meteen vooraan in het peloton de klim aan te vatten, de weg is er niet al te breed. De eerste zes kilometer glooien langzaam omhoog, je moet die gebruiken om je tweede adem te vinden. Je hebt immers al de hele rit op het buitenblad gefietst, het duurt even tot je de omschakeling naar een veel kleinere versnelling hebt verteerd. Het is een kunst bergop te kunnen recupereren. Ga je aan de voet van de berg al over je toeren, dan haal je het nooit. Nooit.”

De Clercq: “Een rit naar de Ventoux heeft als voordeel dat er geen andere zware beklimmingen op het parcours liggen. Dat ligt anders in een etappe naar l’Alpe d’Huez. Dan wordt het peloton al verbrokkeld door de Glandon of de Galibier. Aan de Ventoux begin je, op een kopgroep na, met het voltallige peloton. Het risico om buiten tijd aan te komen is quasi onbestaande, je mag bij wijze van spreken nog te voet omhoog gaan. Dat neemt heel wat druk en nervositeit weg. Ik denk zelfs dat de sprinters, die de volgende dag verwacht worden op de Champs-Elysées, de rit naar de Ventoux als een halve rustdag zullen aanzien. Niemand van de mindere klimmers probeert langer aan te klampen dan nodig. De bus kan zich op die manier vlot vormen.”

Sommet à 16 km

De Clercq: “Na Saint-Estève, in het bos, begint voor niet-klimmers het moeilijkste deel. De tv-beelden achteraan in het peloton bedriegen. Iedereen denkt dat de renners in de bus een veel te grote versnelling rijden, maar in werkelijkheid trappen de klimmers een paar tandjes groter. Doordat zij sneller rijden, ligt hun omwentelingsritme ook hoger, wat makkelijker oogt.”

Van Impe: “Het bos is het geliefkoosde terrein van de pure klimmers. Het is steil, ze kunnen gebruikmaken van de bochten om een tandje bij te schakelen en te versnellen. Het is echter nog te vroeg om aan te vallen. Dan teken je je eigen doodsvonnis. Als je hier je krachten overschat, kan je nog een serieuze pandoering krijgen in de laatste zes kilometer. Toch moet je proberen om de renners die op de macht klimmen, af te matten.”

Sommet à 6 km

Van Impe: “Aan het Chalet Reynard krijg je op een plateau van een paar honderden meter even de kans om op adem te komen. Het is de enige plaats om een beetje te recupereren. We hebben de boomzone verlaten en rijden door het beroemde maanlandschap. Heel indrukwekkend. Zag je het nooit eerder, dan schrik je wel.”

De Clercq: “Echt recupereren zit er voor niet-klimmers nooit in op een col. Voor mij toch niet. Maar het is wel zo dat ik in de Tourrit van 2002 vanaf het Chalet Reynard opnieuw een tandje groter kon trappen, wat toch een beetje voelde als een verademing. Plots komt het op macht aan, je kan eventjes je spieren ontlasten.”

Van Impe: “Vanaf het Chalet Reynard zijn de machtsmensen in het voordeel. Renners als Merckx en Hinault. Zij reden nog een tandje groter dan wij, rasklimmers. Voor ons begint het lastigste deel. De weg draait rond de top, maar haarspeldbochten waar we ons kunnen uitleven, zijn er niet. Vanaf het Chalet kan je als ware klimmer nog moeilijk voor tempoverschillen zorgen en moet je constant op dezelfde versnelling in het zadel blijven tot boven. Het is nog zes kilometer, er bestaan heel wat cols die in totaal maar zo lang zijn. Alles werkt tegen. De steiltegraad, de verzengende hitte, de wind die er zo hard blaast, vaak in het nadeel en opzij. Die Ventoux is zo onvoorspelbaar. Je hebt geen bomen meer die voor beschutting zorgen. Het is indrukwekkend lastig. Het is duwen om boven te geraken.”

De Clercq: “Ik zou de toppers aanraden om pas in de laatste kilometers aan te vallen. Ga je vroeger, van in het bos, dan sta je er alleen voor tegen de wind. Erg verraderlijk. Anderzijds moet je als echte klimmer proberen de krachtrenners eraf te rijden op de steile stroken vóór het Chalet Reynard.”

Van Impe: “De ideale tactiek is ervoor te zorgen dat je in de laatste drie kilometer nog een klein beetje kracht over hebt. Dat kan door zo lang mogelijk een kleine versnelling te duwen. Het klinkt misschien vreemd, maar je kan altijd groter schakelen. Terugschakelen is moeilijker. Dan begin je sneller te ademen, wat direct in de benen slaat.”

Sommet à 1,5 km

Van Impe: “Renners hebben geen oog voor het monument van Tom Simpson. Laat staan dat ze van het landschap kunnen genieten. Nee, zelfs als gevleugelde klimmer lukt dat niet. Je bent alleen bezig met je omwentelingen en je probeert zo weinig mogelijk krachten te verspillen. Overal lijd je pijn, dat valt niet te beschrijven. Zodra je het bos verlaat, krijg je het ook veel moeilijker om te ademen. Zeker in de zomer, als het zo drukkend warm is.

“Maar ik dacht altijd: als ik afzie, zullen de anderen ook wel aan het afzien zijn. Dus voelde ik me geroepen om nog eens aan te vallen. Uiteindelijk buigt iedereen dan het hoofd, zelfs al ben je die dag misschien niet beter. Dat was ook zo met Marco Pantani, de laatste rasklimmer die we aan het werk zagen. In zijn koppigheid bleef hij maar demarreren en won hij op de Ventoux.”

De Clercq: “Toen ik de Ventoux op fietste, had ik niet het gevoel dat het voorbij het bos moeilijker werd om te ademen. Ik was vooraan in de groep aan de klim begonnen en zakte geleidelijk weg. Ik herinner me dat ik pas op een drietal kilometer voor de top door de bus ben ingelopen.”

Sommet

De Clercq: “Ik heb het nog meegemaakt aan de aankomst van een bergrit dat ik niet meer zonder hulp van mijn fiets kon stappen. Of dat ik ’s avonds bij het slapengaan eerst mijn ellebogen moest zetten op mijn matras om me dan achterover te laten vallen. Zo kapot was ik. Na de Ventoux had ik dat niet. Ik ben relatief makkelijk naar boven gefietst. De Col du Galibier en het Plateau de Beille: dat waren pas verschrikkingen.”

Van Impe: “Ik denk dat de tijdsverschillen op de Ventoux minder groot zullen zijn dan velen denken. Je zal nogal wat klimmers horen vloeken op de top: ‘Verdorie, had ik in de vorige bergritten ook al maar wat tijd teruggenomen.’ Iedereen denkt zijn slag te moeten slaan op de Ventoux, op gevaar af dat het kalf dan al verdronken zal zijn en we een mindere klimmer als Tourwinnaar krijgen.

“Ik herhaal het: voor de ware klimmer is de Ventoux de moeilijkste berg in Frankrijk. Ik ben er nooit als eerste boven gekomen, dat blijf ik een gemis vinden. Andere beklimmingen zijn in het voordeel van ofwel de machtsrenners ofwel de rasklimmers. De Ventoux heeft twee gezichten. Tot aan het Chalet kunnen de pure klimmers hun ding doen, maar daarna zijn de machtsklimmers in het voordeel.”

door benedict vanclooster

Voor de ware klimmer is

de Ventoux de moeilijkste berg in Frankrijk.

Lucien Van Impe

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content