Voetbal wekt in Lissabon minstens zoveel passie op als in iedere andere stad van Europa, maar de derby’s tussen Benfica en Sporting verlopen altijd in een opperbeste sfeer. Portugal is niet voor niets het land van de Anjerrevolutie.

land van de Anjerrevolutie.

Begin jaren 60 stootte het Portugese voetbal naar de Europese top door ondanks het feit dat het land op het politieke en economische vlak in de marginaliteit leefde. Benfica won in 1961 en 1962 de Europabeker voor landskampioenen en Sporting veroverde in 1964 in ons land de UEFA Cup. De finale in Brussel tegen MTK Boedapest was op 3-3 geëindigd, maar twee dagen later scoorde Morais op de Bosuil in Antwerpen het enige doelpunt van de replay.

De opbloei van het voetbal was niet naar de zin van dictator Salazar. Ook al gebruikte zijn Spaanse zielsverwant Franco de sport om zijn eigen populariteit te versterken. Salazar was bang voor verandering, want de terugkeer van veel migranten naar hun eigen land en de komst van de eerste West-Europese toeristen openden nieuwe horizonten. De link met de Afrikaanse kolonies en de rest van Europa op het economische en maatschappelijke vlak zorgden voor het dynamisme dat het Portugese voetbal van de ene triomf naar de andere zou voeren en luidde de desintegratie van het Salazarregime in.

In deze sfeer van voorzichtig optimisme bouwden Benfica, Sporting en FC Porto grote voetbaltempels, die ze week na week met meer dan 50.000 mensen vulden. De opmars van het Portugese voetbal concentreerde zich vooral bij Benfica, de populairste club van het land.

Cosmé Damião was in 1904 niet alleen voorzitter, maar ook midvoor van Sport Lisboa, de club die hij samen met een aantal andere studenten had opgericht. Twee jaar later stonden vijftien wielerfanaten aan de wieg van Sport Clube de Benfica. In 1908 smolten beide verenigingen samen tot Sport Lisboa e Benfica, dat tot een nationaal instituut met ruim 170.000 geregistreerde socio’s uitgroeide. Het hoogste aantal in de wereld.

Warme douche

Van bij de start van de eerste nationale competitie in 1934 behoorde Benfica, zoals de club intussen gemakkelijkheidshalve werd genoemd, tot de toonaangevers. In 1959 gebruikte voorzitter Mauricio Vieira de Brito, een spruit van een rijke familie van koffieboeren, de stijgende inkomsten van de ‘Adelaars’ – voor de aftrap van iedere thuiswedstrijd maakt een arend een korte vlucht door het stadion – om de Hongaar Béla Guttmann als trainer binnen te halen.

Guttmann begon zijn carrière in 1937 in het Nederlandse Enschede en had nationale titels gewonnen met Milan (1955), São Paulo (1958) en FC Porto (1959). Hij bracht de club moderne ideeën en een professionele aanpak bij. De Hongaar was enorm gecharmeerd van Afrikaans talent en De Brito had geld genoeg om wat extra jongens weg te plukken in Angola en Mozambique.

De import uit beide kolonies was al begin jaren 50 begonnen met Miguel Arcanjo en Lucas Sebastião da Fonseca. Later volgden bekender klinkende namen als José Aguas, leeuwenjager in Angola, doelman Alberto da Costa Pereira, Joaquim Santana, Mario Coluna, de latere aanvoerder en motor van de ploeg, en vooral Eusébio da Silva Ferreira.

Eusébio voetbalde in Mozambique bij Sporting de Lourenço Marques (het huidige Maputo), een satellietclub van Sporting, de andere club uit Lissabon. Zijn transfer naar Benfica deed de gemoederen hoog oplaaien, vooral omdat al snel bleek dat de nieuwe aanwinst de eerste superster van het Afrikaanse continent zou worden.

“Er werd verteld dat Benfica mij met de hulp van de fascistische politie van Salazar had weggelokt,” vertelde Eusébio onlangs in het Engelse maandblad Four-Four-Two, “maar dat verhaal slaat nergens op. Ik heb geen idee waar het vandaan komt. De enige waarheid is dat mijn moeder Benfica de beste keuze vond, omdat de club me een profcontract aanbood. Sporting wilde dat ik eerst een paar testmatchen speelde met de invallers.”

Sporting Clube de Portugal werd in 1906 opgericht en was de succesrijkste club van het land tot de overstap van Eusebio. Het behaalde in de periode na Wereldoorlog II zeven titels in acht jaar. Dat was geen toeval. De ‘Leeuwen’ konden van meet af aan rekenen op de financiële steun van de grootvader van stichter José de Alvalade, een heuse burggraaf.

Sporting werd de club van de elite, Benfica de vereniging van het volk. Het klassenverschil werd al duidelijk bij de eerste derby in december 1907. De groen-witten stelden maar liefst acht spelers op die afkomstig waren van de buren en weggelokt waren met de belofte dat ze op betere velden zouden trainen en na wedstrijden een warme douche konden nemen.

De eerste derby werd in de gietende regen afgewerkt. Sporting kon zich de luxe permitteren om de spelers tijdens de rust een droog shirt aan te bieden en won met 1-2. “Als speler hoor en lees je over die verschillen, maar je merkt er weinig van”, aldus Michel Preud’homme, die van 1994 tot 1999 het doel van Benfica schoon hield en er nog bijna twee jaar als technisch directeur actief was.

“Het valt inderdaad niet op”, bevestigt Filip De Wilde, doelman van Sporting van de zomer van 1996 tot begin 1998. “Opmerkelijk bij de derby’s is dat je op de tribunes veel koppels arm in arm ziet zitten, met sjaals of shirts met verschillende kleuren. De sympathieën verschillen binnen hetzelfde gezin.”

Misschien is dat de reden waarom de derby’s zo geweldloos zijn, ondanks het feit dat het regelmatig uit de hand loopt als een van de clubs uit Lissabon tegenover FC Porto staat. “Vooral voor Benfica werd de strijd met FC Porto steeds belangrijker”, aldus Preud’homme. “Het was de eerste concurrent voor de titel. Tussen de twee ploegen van de hoofdstad bestond een felle rivaliteit, maar geen vijandigheid. Dat was helemaal anders als het noorden van het land tegenover het zuiden stond. Met de bus naar Porto rijden was een heikele onderneming, ondanks de politie-escorte.”

Gemengde huwelijken

Slechts één keer liep het in de derby van Lissabon uit de hand. Tijdens de bekerfinale van 1966 slingerde een Benficafan na het eerste doelpunt van de Lampiÿes (de ‘lampen’, naar het Estadio da Luz, het stadion van het licht) een voetzoeker in het vak van de concurrent. Deze doorboorde de borst van Rui Mendes, een 36-jarige vader van twee kinderen, die ter plaatse overleed. De eindstrijd werd desondanks uitgespeeld en Benfica won met 3-1. Na afloop sloeg het feest echter meteen om in diepe rouw. Heel even waren de twee grote clubs van Lissabon verenigd. De man die het projectiel gegooid had, zat vier jaar in de gevangenis.

De derby bleef ondanks het drama enorm populair. Dagen vooraf wordt er in de bars van de Bairro Alto over niets anders gepraat. “De sfeer op derbydagen is geweldig”, vertelt de trainer van AA Gent. “Beide stadions liggen in dezelfde straat, op slechts één mijl en drie bushaltes van elkaar. De supporters wandelen van het ene stadion naar het andere. Arm in arm, zoals Filip zegt, en koppels dragen inderdaad vaak zowel rood-wit als groen-wit. De kranten voeren er in de aanloop naar het duel iedere keer allerlei verhalen op over ‘gemengde’ huwelijken.”

Filip De Wilde heeft ook goede herinneringen aan zijn derby’s, al viel de eerste uitgave waar hij aan deelnam gedeeltelijk tegen. “De levensstandaard van de supporters was in de jaren 90 niet zo hoog”, aldus De Wilde. “Met als gevolg dat de tribunes maar goed half gevuld waren. Voetbal was te duur voor de gewone mensen.”

Sportief werd het echter een meevaller voor de huidige kee-perscoach van Anderlecht. “Vooral voor Sporting was het in die periode dé match van het jaar. De club was al vijftien jaar geen kampioen meer geweest en de wedstrijden tegen Benfica moesten het seizoen goedmaken.

“Mijn eerste derby was heel speciaal. Ik stond als nieuwe aanwinst oog in oog met een andere Belgische doelman. Michel Preud’homme was al een paar jaar de koning van Lissabon. Voor mij was het heel belangrijk dat ik goed presteerde. We wonnen met 1-0 en ik speelde een prima partij.”

“In de aanloop naar het duel werden we in de kranten tegen elkaar uitgespeeld”, herinnert Michel Preud’homme zich. “Ik had al een reputatie opgebouwd in Portugal. Filip stond onder veel meer druk. Hij was bij zijn komst door het bestuur van Sporting gepresenteerd als een even goede doelman als ik en moest dat in de match tegen mij bewijzen.

“Mij staat vooral de terugmatch van dat seizoen in mijn geheugen gegrift”, gaat Preud’homme verder. “Ik had een voedselvergiftiging opgelopen en de hele week niet getraind. Alleen de dag voor de match had ik wat rondjes gelopen, maar ik moest absoluut spelen. Wij wonnen met 1-0 en voor de aanhang had ik een heldendaad verricht. Het is mijn mooiste herinnering aan Portugal, samen met de bekerfinale die we in 1996 met 3-1 van Sporting wonnen. De enige trofee die ik met Benfica behaalde.

“Wie het goed doet in de derby, wordt bijna onsterfelijk. In het seizoen voor ik in Lissabon belandde, won Benfica met 1-7 bij Sporting. Het was het debuut van de jonge João Pinto, die drie keer scoorde. Die ene partij volstond om hem tot een grote ster te bombarderen.” João Pinto was een van de weinige spelers die het shirt van beide clubs droeg. Hij bezorgde de Lagartos (hagedissen, vanwege de groen-wit gestreepte shirts) in 2000 hun eerste titel in achttien jaar. “Ik herinner mij Sporting vooral als een heel menselijke club”, zegt De Wilde. “Een goed geleide club ook, met een uitstekende jeugdwerking. Dat werd vooral duidelijk nadat ik vertrokken ben. Sporting werd weer kampioen en leverde topvoetballers aan de lopende band af: Cristiano Ronaldo, Nani, Moutinho.”

Sporttempels

Met Benfica ging het snel bergafwaarts eind jaren 90. Het gebrek aan continuïteit, de te hoge verwachtingen en vooral de voortdurende vergelijkingen met de gouden sixties wogen te zwaar. “Benfica overleefde dankzij zijn massale aanhang”, gelooft Michel Preud’homme. “Van de elf miljoen Portugezen zijn er zes miljoen supporter van de Adelaars. Zowel grootmoeders als pasgeboren baby’s dragen het clubshirt.”

“Op de eerste training was er altijd 3 à 4000 man. Overal waar we naartoe gingen, stonden honderden mensen ons op te wachten. Niet alleen in andere Portugese steden, maar ook in Parijs of in Canada. Benfica heeft een supportersclub in Canada.”

“Vanwege die enorme populariteit kon alles. Benfica kreeg zijn tv-geld vooruitbetaald of weer een lening van de bank als er problemen waren. Wie de club iets weigerde, kreeg het volk tegen. Op een bepaald moment was dat echter voorbij. De club moest geherstructureerd worden en dat was geen pijnloos proces.”

Voorzitter João Vale e Azevedo kreeg vier jaar cel omdat hij het transfergeld van de Russische opvolger van Preud’homme verduisterde. De Portugese overheid lag ook twee jaar in de clinch met Benfica vanwege achterstallige taksen, maar besliste desondanks 24 miljoen euro uit te trekken voor de bouw van een nieuw stadion. Benfica behield dus een bevoorrechte status.

Het Estadio da Luz en het Estadio Alvalade werden van de grond af opnieuw opgebouwd voor Euro 2004 en behoren tot de fraaiste sporttempels van Europa. Hoewel de aanhang van beide clubs de thuishaven van de rivaal maar niets vindt. “Ons enige probleem is dat de toiletten een mijl verder liggen”, vinden de Benfiquistas. “Het zal mooi zijn zodra het afgewerkt wordt”, is dan weer het oordeel van de Sportingers over de betonnen muren van La Luz. S

Volgende maand: AS Roma-Lazio

door françois colin

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content