Oudenaarde, Dessel of Boussu Dour, ongeacht de bestemming trekt circus Antwerp zich om de twee weken op gang. Om ter plekke vast te stellen dat ze vaak met meer volk zijn dan de thuisploeg. Geen normale mens die het volhoudt, zou je denken. ‘Een normale mens? Wij zijn wel Antwerpsupporters, hé meneer.’

Zondagmiddag 16 december, omstreeks één uur. Bus 9, deel van een lange rood-witte colonne voor de match op Eendracht Aalst, draait de afrit van de Bosuil op en de stereo schiet in gang. De Vlaamse minstreel Willy Sommers mag openen met Dromen van verre stranden / Dromen van warme stranden’, op de wijs van ‘Una Paloma Blanca’. Dromen doen ze in Deurne al acht jaar alleen nog van eerste klasse. In de hoop dat het negende jaar wél het goede zou kunnen zijn, bijna tegen beter weten in. Als andere grote clubs een stille dood stierven in de lagere reeksen, lijkt Antwerp het taaiere onkruid te zijn. Deze zomer trokken ze nog met zo’n negenhonderd fans het Kanaal over voor een oefenmatch tegen het Engelse Birmingham City. En ook de hun ontvallen held Vic Mees kwamen ze vorige maand massaal de laatste eer bewijzen. Geboren in Antwerpen, als het even kan ook sterven in Antwerpen en tussendoor een leven lang supporteren voor hun ploeg van ’t stad. Antwerp Till I Die. Sommigen hebben de boodschap voor alle duidelijkheid nog eens in vette inkt op hun lijf laten zetten.

Nooit een slechte dag

De supporters verzamelen voor elke verplaatsing in het themacafé in de Bosuil, waar muren vol krantenknipsels herinneren aan de gloriedagen van de Great Old. Hun aantal bij uitwedstrijden varieert van 236 (Boussu Dour) tot 1200 ( Dessel Sport). De ploeg draait al een paar weken niet meer en het weekend ervoor was er uitzonderlijk één zonder Antwerp: de wedstrijd op leider Woluwe werd afgelast door de verwachte sneeuwval. Een weekend zonder voetbal, voor veel Antwerpfans is het een ramp, al maakte de late winst van Man United in de stadsderby op City veel goed. Om de 1-7 in Beerschot – Club Brugge niet te vergeten. Vergaat het de buren niet goed, dan is het ook op Antwerp traditiegetrouw zelden rustig. Vorig jaar kende RAFC een teleurstellend seizoen waarin het twee trainers versleet en op een troosteloze tiende plek strandde. Het leek dit jaar aanvankelijk beter te draaien, maar de machine haperde de laatste tijd en er wordt gevreesd voor een vertrek van Dennis van Wijk. Zeker nadat die het amateurisme binnen de club uitgebreid hekelde.

“Tja, hier valt altijd iets te beleven, zeker?”, zegt supporter Perry Van Haerenborgh. “Ach, zelfs als het slecht gaat, staan wij hier achteraf nog te feesten. Ik vind alleszins dat we de ploeg moeten blijven steunen, want als supporter moet je eerlijk zijn: wie van ons heeft nooit eens een slechte dag op zijn werk? Alleen staat er bij ons geen 5000 man op te kijken. Antwerp heeft wel een kritisch publiek, misschien soms té, maar anderzijds is algemeen geweten dat we hondstrouw zijn. Het is daarom dat we na al die jaren nog bestaan.”

Hoe komt het dat veel van die supporters nog steeds week na week hun hele zondag aan het voetbal hangen? “Voor normale mensen valt dat misschien niet te begrijpen, maar ja, wij zijn wel Antwerpsupporters, hé meneer. Dan kan het geen kwaad om een beetje zot te zijn. En verder: dit is nog steeds een ploeg van het volk, je maakt altijd plezier en na verloop van tijd ken je zo veel mensen dat het als een tweede familie wordt. Je moet het eens meemaken om het te snappen, denk ik. Zelfs bij de jonge garde, die de grote successen nooit heeft meegemaakt, werkt die sfeer tot op vandaag aanstekelijk.”

Het bestaan van Antwerp heeft de afgelopen tien jaar vaak aan een zijden draadje gehangen, met de schuldvorderingen van zakenman Tony Gram op kop. Ook dit jaar is een nieuwe licentie nog verre van zeker. Hoe aanlokkelijk rinkelde de Qatarese zak geld waar technisch directeur Gunther Hofmans vorig jaar mee schermde? “De angst zat er de afgelopen jaren goed in. Angst dat het zou ophouden, angst dat we onze ploeg kwijt zouden zijn. De meesten zijn realistischer geworden, in de zin van: we weten dat we het bestuur een paar jaar moeten geven om iets op te bouwen. Als we nu zouden stijgen, zitten we het jaar erna toch weer gewoon in tweede en dan hebben we er ook niet veel aan gehad. Wat die sjeiks betreft: laat ons daar het liefst ver van uit de buurt blijven. Als je kijkt naar Málaga, die zijn er nu slechter aan toe dan voor de overname. De ziel van Antwerp zit nog steeds bij de supporters. Laat ons dat maar zo houden.”

De veters van Vic

Dan is het tijd om de bussen te bevolken. Een busrit met Antwerpsupporters gaat als volgt: iedereen wacht tot het laatst mogelijke moment om zijn plaats in te nemen in de bus, daarna regent het van overal begroetingen: “Ah, de Swa”, “Marcel, lang geleden”, “De Jakke, hoe is ’t?” en vervolgens begint de opvoering van een stuk waarin iedereen om beurt de hoofdrol probeert te spelen. Bij aankomst eindigt het er in elk geval mee dat niemand nog op de plek zit waarop hij aan de reis begonnen was.

Voor Cisse is het opnieuw wennen. Hij was ooit fanatieker, maar is er nu toevallig bij, “voor een verjaardag, om een goede vriend plezier te doen.” Hij hoort bij het sluimerende supporterspotentieel van Antwerp. “Ik heb nog wel een abonnement voor alle thuismatchen, maar sinds we in tweede klasse zitten, ontzie ik me vaak de verplaatsingen. De enige match die ik dit jaar gezien heb, was die op Dessel. Kregen we 5-0 op onze broek. Dan was mijn goesting ook weer voor een tijdje over”, lacht hij. Wat houdt hem weg van die verplaatsingen? “Saaie matchen zonder sfeer, slechte stadions waar je niets van de match ziet, altijd die combiregeling,… Voor een match op Beveren moesten we verplicht allemaal de bus op, terwijl de Freethiel maar vijftien kilometer rijden is. Dat zijn van die dingen die mensen wegjagen van het voetbal.”

Dirk DeWolf (46) – “noem mij maar Wolfke, iedereen kent me hier zo” – is wel een absolute diehard. Hij was erbij in Moskou in 1993 toen Antwerp in de beker voor bekerwinnaars Spartak Moskou versloeg op weg naar de finale in Wembley. Ook nu nog trekt hij wekelijks mee naar minder exotische bestemmingen als Heist of Wezet. Sterker nog: thuis of uit, beker of vriendschappelijk, hij heeft de laatste 21 jaar naar eigen zeggen geen match meer gemist. “Mijn vader heeft me op mijn derde meegenomen naar de Bosuil, dat is het mooiste cadeau dat hij me ooit had kunnen geven. Al die mooie momenten die ik meegemaakt heb, heb ik allemaal aan hem te danken. Het is ooit begonnen met de nestels van Vic Mees, mijn vader was aan zijn veters geraakt. Zo ben ik beginnen te verzamelen. Tegenwoordig hou ik thuis zelfs een klein museum bij met allerlei relikwieën, van foto’s en truitjes tot toegangstickets. En dan ben ik bij een verhuis nog een doos kwijtgeraakt met veel uniek materiaal, zo stom! Dat verleden, ik vind dat heel belangrijk. Een echte fan kent zijn geschiedenis. En hij blijft ook niet weg omdat het eens minder gaat. Vroeger waren we met een vast groepje dat elke verplaatsing maakte, nu zijn we maar met een paar meer over. Het is niet meer wat het geweest is, maar ik denk er niet aan om te stoppen. Supporter ben je in goede en kwade dagen.” Ook als die slechte dagen stilaan weken worden, of zelfs jaren? “Eerlijk waar: hoe laag Antwerp ook zou zakken of hoe ver ik ook zou moeten reizen, ik kan mij niet voorstellen dat ik er niet bij zou zijn. Het maakt mij ook niet uit naar waar we gaan. Een echte Antwerpfan volgt zijn ploeg tot op Pluto als ’t moet.”

Altijd een hoogdag

In Aalst aangekomen nemen de 586 Antwerpsupporters hun plaatsen in het bezoekersvak in. Dan komt de aard van de ware Antwerpsupporter naar boven: enthousiast, fanatiek en ook een tikje balorig. Als er voor de aftrap een minuut stilte wordt gehouden, kan je 45 seconden lang een speld horen vallen. Tot iemand de mascotte van Aalst in het oog krijgt. “Stoemen ajuin!”, klinkt het plots kurkdroog uit het niets. De toon is gezet en de Antwerpse jukebox floept aan: “Soep van ajuinen, we maken soep van ajuinen” is de opener; en ook het vaste repertoire met “Come On You Reds”, “When The Reds Come Marching In” en “We’ll Be Coming Down The Road” wordt mee gekeeld.

De verve op de tribune vertaalt zich niet op het veld. Dit gehavende Antwerp loopt niet over van het talent en zelfs van de sprankelende Zimbabwaan Gombami blijkt bij het bikkelvoetbal niet veel over te blijven. Af en toe lijkt het aanmoedigende gejoel van de fans zelfs een tegengesteld effect te hebben. Als de aanvallers al eens in de buurt van het Aalsterse doel en Antwerpse supportersvak raken, is de drang naar voren soms zo groot dat het overzicht erbij inschiet. 0-0 bij de rust, de stormloop op de tapinstallaties kan beginnen. Het cliché wordt bevestigd: elke club in tweede leeft op het verbruik van Antwerp. “Het bezoek van Antwerp is altijd een hoogdag”, klinkt het achteraf in de Aalsterse kantine. “Ik weet dat ze hun imago wat tegen hebben, maar met de hand op het hart: we hebben hier nog nooit problemen gehad. Misschien dat het anders zou zijn als ik achter de toog zou gaan staan in een blauw uniform”, lacht hij.

Een kolkend vak trekt de tweede helft op gang en valt pas een eerste keer stil als Stavros Glouftsis, nota bene ex-Antwerp, de score opent voor Aalst. De ontgoocheling is tastbaar, al valt er aan het volume nauwelijks iets van te merken. Antwerp ontsnapt nog aan de gemaakte 2-0 en als het zelf vruchteloos blijft zoeken naar de gelijkmaker, begint de wrevel bij veel fans toe te nemen. De hoop blijft levend en wordt uiteindelijk alsnog beloond in de 86e minuut, wanneer Carvalho de gelijkmaker binnenknalt. De ontlading is volledig. En dan valt, in de 94e minuut, toch nog het doodvonnis. Opnieuw is het Glouftsis, met zijn baard van drie dagen perfect gecast als schurk in een Bondfilm, die toeslaat. Het Pierre Cornelisstadion ontploft, maar in dat ene vak van rood en wit lijkt de tijd heel even stil te staan. Een oudere man klampt zich vast aan een balustrade, met een blik vol ontzetting die je eigenlijk alleen van een kind zou verwachten. Hoofd begraven in de handen, heel even alleen op de wereld. Twee jongeren nemen hem bij de arm, proberen hem nog moed in te spreken, maar het lijkt alsof hij het allemaal niet meer hoort. Pure desillusie: Antwerp staat tiende en het besef komt binnen dat het seizoen er alweer op zit nog voor het kalenderjaar om is. Weer een jaar in tweede, weer een jaar van alleen maar dromen.

DOOR JENS D’HONDT – BEELDEN: IMAGEGLOBE

Antwerp is nog steeds een ploeg van het volk, je maakt altijd plezier en na verloop van tijd ken je zo veel mensen dat het als een tweede familie wordt.” Perry Van Haerenborgh

“Mijn vader heeft me op mijn derde meegenomen naar de Bosuil, dat is het mooiste cadeau dat hij me ooit had kunnen geven.” Dirk De Wolf

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content