Volgende week dinsdag gaat Standard op bezoek bij Moussa Dembélé en zijn ploegmaats van AZ op de tweede speeldag in de poules van de Champions League. ‘Sommige trainers zeggen dat ik sneller moet vallen.’

Onbewust heeft Moussa Dembélé een geheel eigen stijl ontwikkeld. Met bonkige elegantie maakt de 22-jarige aanvaller van AZ het verschil. We confronteerden hem met vijf stellingen.

1. Een kruising tussen een Afrikaan en een Europeaan zorgt voor de perfecte voetballer.

Moussa Dembélé, die een Belgische moeder en een Malinese vader heeft: “Ik heb het in me om veel strijd te leveren en ik kan ook wel een balletje spelen. Dus als je het zo bekijkt, dan is het een goede combinatie.” Op Dembélé is de typering ‘krachtmens’ van toepassing. “Alsof je een boom staat te dekken. Die jongen is niet om te krijgen”, merkte de voormalige AZ-verdediger Barry Opdam op nadat hij een paar keer op het trainingsveld met de jonge aanwinst te maken had gekregen. Dembélé heeft een opvallende motoriek. Het onderlichaam steekt naar achteren, het hoofd naar voren. Bonkige elegantie. Voor een breedgebouwde speler kapt en draait hij met een verbluffende katachtigheid. “Ik weet dat ik een aparte stijl heb. Is waarschijnlijk een combinatie van opleiding en natuurlijke eigenschappen. Ze noemen mij vals traag. Ik lijk langzaam, maar ben behoorlijk snel; vooral op de eerste meters. Andere mensen zeggen wel eens: ‘Jij loopt op een speciale manier.’ Het is best raar om jezelf te zien voetballen, met dat hoofd naar voren.”

2. Multifunctionaliteit is funest voor een aanvaller.

“Ik zie het eerder als een voordeel. Ik heb op drie posities goede tot zeer goede wedstrijden gespeeld. Een trainer kan mij op diverse plaatsen neerzetten. Dat is voor hem makkelijker en ik heb er geen moeite mee. Ik speel graag op negen, op tien of aan de rechterkant. Het voornaamste verschil is dat ik als middenvelder wat meer moet meeverdedigen, maar daar hou ik wel van. Bikkelen heb ik in België geleerd en ook bij Willem II, waar we degradatievoetbal speelden. Vroeger zeiden mensen dat ik lui was. Maar ik oog gewoon lui. Ik vind het zelfs leuk na een sprint van dertig of veertig meter de bal te veroveren.”

3. Mijn speelstijl werkt blessures in de hand.

“Dat is inderdaad zo. Ik houd de bal lang bij me. Ben niet iemand die zich gauw laat vallen, zoals Luis Suárez van Ajax. Gek genoeg krijg ik praktisch nooit een overtreding mee. Omdat ik … Tja, ik weet het eigenlijk niet. Verdedigers mogen trekken, sleuren, alles … Waarom zou iemand anders een penalty makkelijker krijgen dan ik? Ik denk toch niet dat de scheidsrechters mij haten. Van mij is bekend dat ik niet snel naar de grond ga. Dus als ik val, moeten ze toch zeker fluiten?

Lionel Messi, Ibrahim Afellay of Mounir El Hamdaoui zijn spelers met een mooie dribbel. Zulke voetballers moet je beschermen. Tegenstanders gaan doelbewust aanslagen op je benen plegen. Als Suárez voortdurend valt, begrijp ik dat scheidsrechters na een tijdje een fopduik niet meer van een overtreding kunnen onderscheiden. Misschien moet ik mijn stijl veranderen, maar ik weet niet precies hoe ik dat zou moeten doen. Sneller vallen? De bal eerder afspelen? Zeg het maar. Het eerste is mogelijk, al zit het niet echt in me. Ga je daar bewust naar op zoek, dan komt het misschien zo geforceerd over. Toch zijn er diverse trainers geweest die me erop hebben gewezen dat je de problemen soms opzoekt door te blijven dribbelen. Zij zeiden dat ik sneller moest vallen. En dat ik de bal eerder moet afgeven als ik nog ver van het strafschopgebied verwijderd ben. Ik kan die dribbels beter bewaren voor de laatste fase. Daar moet ik dus nog een goed evenwicht in vinden.”

4. Ik moet meer scoren.

Schuldbewust: “Ja. Als ik de Europese top wil bereiken, zal ik toch een bepaald aantal doelpunten moeten maken.” Toen Louis van Gaal drie maanden geleden afscheid nam van zijn spelers, gaf hij Demy de Zeeuw, ondertussen verhuisd naar Ajax, een advies mee: “Wil je als middenvelder hogerop, dan moet je werken aan de omschakeling.” Dat bepaalt in de moderne voetbalwereld het verschil tussen wereldtop en subtop, doceerde Van Gaal. “Mij heeft hij geen speciale raad meegegeven”, zegt Dembélé. Vorig jaar absorbeerde hij op het trainingsveld de oefeningen en adviezen van Patrick Kluivert, zijn idool, en Shota Arveladze, zijn voorganger in de spits. De Georgische assistent vindt dat Dembélé met zijn kwaliteiten een hoger rendement zou moeten halen. “Shota wil mij gewoon beter maken en dat waardeer ik. Ook al ben ik niet zo’n type spits; ik moet zeker proberen het onderste uit de kan te halen. Shota stond daar om goals te maken. Dat was zijn specialiteit. Ik ben meer betrokken bij het spel. Maar ik vind dat het al aanzienlijk verbeterd is. Twee seizoenen geleden maakte ik er maar 5 in 40 wedstrijden; alle competities bij elkaar. Vorig seizoen kwam ik tot 10 doelpunten in 23 wedstrijden. Voor mij is dat een goed gemiddelde. Dan mag iedereen roepen dat het nog niet genoeg is, maar zo ontevreden ben ik niet. Wat dit seizoen reëel zou zijn? Tussen de vijftien en twintig. Ik ben overtuigd dat het kan lukken. Shota hamert erop dat ik een manier moet vinden om vaker voor het schot te komen. Jarenlang schoot ik gemiddeld misschien één keer per wedstrijd op doel. Dat moet vier of vijf keer worden. Vroeger dacht ik er niet eens aan, nu zit het in mijn hoofd.

Ik ben altijd zo’n aanvaller geweest die geniet van een mooie assist. Dat was in mijn Belgische jaren heel extreem. Was ik alleen maar op zoek naar het geven van een goede bal, waardoor een ander kon scoren. Sinds ik als prof leef en steeds meer mensen naar mijn statistieken kijken, ben ik me er meer van bewust. Jammer? Het is de realiteit. Als iemand veel geld voor een spits moet betalen, wil hij zien wat hij ervoor krijgt. Maar oké, ze weten dat ik geen Klaas-Jan Huntelaar ben. Ik leg er geen 30 per seizoen in. Aan de andere kant begrijp ik ook dat ze 5 goals in 40 wedstrijden geen indrukwekkend aantal vinden voor een spits.

“Als Van Gaal mij in de spits zette, zei hij alleen: ‘Blijf voorin en zie maar dat je die goal maakt.’ Koeman hanteert min of meer hetzelfde principe. Ik mag met Mounir ( El Hamdaoui, nvdr) van positie wisselen, als ik me maar blijf concentreren op het doel van de tegenstander. Je weet niet wat er nog kan gebeuren, maar ik zal nooit transformeren tot een echte doelpuntenmaker. Ik ben iemand die bij het spel betrokken wil worden, die een actie heeft, die iemand vrij voor het doel kan zetten. En ja, ik kan scoren. Maar niet als een fenomeen.”

5. Je hoeft niet alle wedstrijden op tv te volgen om een liefhebber te zijn.

“Klopt. Ik hou er niet van om naar voetbal te kijken. Vroeger interesseerde het me totaal niet wie er speelde. Finale Champions League? Ik ging me liever op een andere manier ontspannen zodat ik mijn hoofd even kon leegmaken. Het laatste jaar is dat wat bijgedraaid. Nu kijk ik af en toe op zaterdag naar een duel uit de Eredivisie als we zondag zelf moeten spelen. Geen hele wedstrijd, maar samenvattingen of stukken van tien, twintig minuten.

“Dat zegt verder niets over mij als liefhebber. Want ik train elke dag bijzonder graag. Ik ken jongens die elke dag naar voetbal kijken, maar zich verstoppen zodra ze op het veld staan. Ik wil altijd spelen, wil altijd de bal krijgen. Maar ik doe het liever zelf dan dat ik rustig moet toekijken. Als het om beelden van mezelf gaat, kan ik er eventueel nog iets van opsteken. Maar ik zit er niet echt op te wachten.”

door yoeri van den busken – beelden: reporters

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier