‘Een échte voetbalfan supportert voor Messi én Ronaldo’

© belgaimage

Morgenavond zakken Wesley Sneijder en Mario Balotelli met OGC Nice af naar het Regenboogstadion, voor de opener van de Europa Leaguecampagne van Zulte Waregem. Vedetten op hun retour, en niet de sterren naar wie de Esseveespelers opkijken. Wie zijn dan wel hun idolen? Het droomelftal van Coopman en co.

Louis Bostyn (23) – Gianluigi Buffon

‘Al van jongs af afgebeeld op posters in mijn slaapkamer en op het achtergrondscherm van mijn gsm: Gianluigi Buffon. Als 12-jarige zat ik aan de tv gekluisterd toen hij in 2006 Italië naar de Wereldbeker leidde, na onder meer penalty’s in de finale tegen Frankrijk. Die uitstraling! Die grinta op zijn gezicht na een redding! Die passie bij het zingen van het Italiaanse volkslied! Maar evenzeer zijn pure keeperskwaliteiten: geen enkel zwak punt, zó compleet, met vooral fenomenale reflexen. Nog altijd bestudeer ik hem op tv: zijn positionering, voetenwerk, coaching. Zelfs hoe hij zich kleedt, zoals op de jongste Champions Leagueloting: steevast in een stijlvol maatpak. De klasse druipt ervan af, op en naast het veld.

‘Waar ik evenveel respect voor heb: dat hij elf jaar na dat WK in Duitsland, op zijn 39e, nog altijd bij Juventus speelt, dat hij, ondanks alle opkomende talenten, nog altijd in het doel van de Azzurri staat, én dus nog steeds tot de absolute top behoort. Vorig seizoen nog, als beste keeper in de Champions League: acht clean sheets op twaalf duels. Alleen jammer dat Juve in de finale tekortschoot tegen Real, en Buffon wéér naast CL-winst greep. Hij zou het zo verdienen. Hopelijk kan ik hem ooit eens live aan het werk zien, al denk ik niet dat hij zal stoppen voor hij die beker in handen heeft. Desnoods keept hij tot zijn 45e. Ik heb dus nog wat tijd.’ (lacht)

Davy De fauw (36) – David Alaba

‘Eigenlijk heb ik nooit een idool gehad. Bij de jeugd van Club Brugge keek ik wel op naar de ‘vedetten’ van het eerste elftal, maar niemand die me deed dromen. Ook nu aanschouw ik al die sterren heel nuchter – het zijn ook maar mensen hoor. Niettemin bekijk ik wel veel matchen uit Europese topcompetities. Soms een binge watching, een marathon van drie, vier wedstrijden na elkaar.

‘Een speler houd ik, al van bij het begin van zijn carrière, wel speciaal in het oog: David Alaba, de Oostenrijker van Bayern. Misschien niet de meest voor de hand liggende naam, maar op zijn 25e wel al zes jaar vaste waarde in München. Hoewel hij op links speelt, herken ik mezelf, als rechtsback, wel in hem. Omdat hij – op een weliswaar veel hoger niveau – talloze keren zijn lijn afloopt, aanvallend veel bijbrengt, met een heel goeie passing, één-op-één- acties, en een schitterende trap waarmee hij vaak scoort op vrijschoppen. Zo polyvalent dat hij geregeld ook centraal achterin speelt, met Juan Bernat als linksachter naast hem. Een zeer onderschatte speler, ook omdat Alaba op landentoernooien met Oostenrijk nooit kan schitteren. Bij Bayern waarderen ze hem echter enorm: vorig jaar kreeg hij er zelfs een contractverlening tot 2021!’

Timothy Derijck (30) – Sergio Ramos

‘Als kind was ik gek van John Terry: niet de meest fijnbesnaarde en snelste verdediger, maar in het toen dominante Chelsea van José Mourinho zó belangrijk. Altijd met het mes tussen de tanden, een rots in de defensie. Ook aanvallend vaak bepalend, met goals op stilstaande fases. Nu zijn carrière, op zijn 36e, bij Aston Villa op zijn laatste benen loopt, heb ik het meer voor Sergio Ramos (31), de verbeterde versie van Terry. Ook een leidersfiguur die continu bijstuurt – geen toeval dat hij en niet Ronaldo kapitein bij Real is. Net als Terry bikkelhard – hij pakt geregeld een gele kaart -, maar nog een pak atletischer en beter in het opbouwen, wat meer gevraagd wordt in de Spaanse competitie. Ramos pikt ook geregeld zijn goaltje mee: vorig seizoen liefst 10 stuks op 44 wedstrijden. Als centrale verdediger, hé. Ik heb vorig seizoen ook negenmaal gescoord, waarvan vier penalty’s, maar hij doet dat op een veel hoger podium. En dikwijls op heel belangrijke momenten – met Real zelfs al tweemaal in de Champions Leaguefinale. De kwaliteiten van een échte topper: je wéét als tegenstander dat Ramos met zijn kopkracht gevaarlijk is op corners en vrijschoppen, of zelfs door mee op te rukken zoals in de jongste interland tegen Italië. En toch flikt hij het, elke keer weer.’

Michaël Heylen (23) – Vincent Kompany

‘Toen ik bij de jeugd van Anderlecht speelde, brak Vincent Kompany door in het eerste elftal van paars-wit. Zijn naam viel voortdurend bij de jeugdtrainers, als dé referentie waarnaar wij moesten streven. Daarna heb ik nog meer bewondering voor hem gekregen: hoe hij, ondanks elvendertig blessures en evenveel keer revalideren, steeds weer terugvocht, zich knokte tot bij de wereldtop en tot aanvoerder van de Rode Duivels. Vista, positionering, duel- en kopkracht, uitstraling, leiderschap: Vincent heeft álles.

Jérôme Boateng (29) van Bayern – door hem ben ik liefhebber geworden van het Duitse voetbal -, en Sergio Ramos zet ik op gelijke hoogte. Al steekt Ramos er misschien nog iets bovenuit, vooral met zijn over-mijn-lijkmentaliteit. Die is zó impressionant, eet zijn tegenstanders soms bijna letterlijk op. Mijn pa, zelf nog verdediger in provinciale geweest, benadrukt dat ook altijd: dat ik nóg meer die agressiviteit en verbetenheid moet tonen. Ervoor moet zorgen dat een aanvaller al na vijf minuten het gevoel krijgt dat hij geen bal zal raken. Niet door domme kaarten te pakken en erop los te schoppen, maar door vanaf seconde één te tonen: ík ben de baas. Zoals Ramos dat perfect doet. En ook Kompany, met iets meer flair.’

Brian Hamalainen (28) – Marcelo

‘Mijn groot idool als kind: Roberto Carlos. Omdat ik, als linksback, hetzelfde type was: niet de grootste, maar wel snel, met een keiharde trap in de voeten ook. ‘Je doet denken aan Roberto Carlos’, heb ik toen vaak gehoord. Toen zijn omhaal in de eigen zestien, tijdens de kwartfinale van het WK 1998 tegen Denemarken, compleet mislukte, waarop Michael Laudrup de 2-2 scoorde, werd er wel met mij gelachen. Al ging ik zelf ook uit de bol hoor, de nationaliteitsgevoelens dreven toch boven. (lacht)

‘Nu ‘bewonder’ ik vooral zijn opvolger: Marcelo, voor wie Roberto Carlos in zijn beginperiode bij Real een echte mentor was. Sindsdien is hij er al tien jaar een certitude. En nog altijd pas 29, hé. Als ik wedstrijden van Real bekijk, houd ik hem altijd heel goed in de gaten: hoe hij past, welke looplijnen hij volgt, hoe hij opkijkt nog voor hij de bal ontvangt, en dan al denkt aan de volgende stap: plan a, maar ook aan plan b of zelfs c. Voetbal is immers ook een denksport, dat inzicht moet je ontwikkelen. En dus moet je soms eens je ‘huiswerk’ doen. (lacht) Daarvoor is Marcelo het ideale studieobject.’

Idrissa Doumbia (19) – Yaya Touré

‘In Ivoorkust steken er twee voetbalidolen bovenuit: Didier Drogba en Yaya Touré, wegens hun verdiensten voor de nationale ploeg, het Afrikaanse voetbal tout court. Ik ben, als centrale middenvelder, wel altijd meer fan van Touré geweest. Zijn goal in de halve finale van de Afrika Cup in 2015 tegen Congo, toen hij met een loeihard schot van buiten de zestien de keeper bijna fusilleerde, zal altijd een van mijn mooiste herinneringen blijven.

‘Touré is een inspiratiebron, op alle vlakken. Als voetballer top – techniek, passing, balrecuperatie, goeie trap -, maar ook als mens. Toen ik bij de beloften van Ivoorkust speelde, en hij geselecteerd was voor het A-team, heb ik hem eens ontmoet. Ik zei dat ik wilde worden zoals hij, en vroeg hem wat ik moest doen om zijn niveau te halen. ‘Er is geen geheim, alleen hard werken’, adviseerde Yaya – heel vriendelijk, open, absoluut geen kapsones. Ik volg zijn raad zo goed mogelijk op, zodat ik ook zo’n fantastische carrière kan uitbouwen – op zijn 34e zit hij nog altijd bij Manchester City. Ik moet nog veel treden beklimmen, maar het is niet onmogelijk. Tenslotte is Touré, op zijn achttiende bij SK Beveren, ook in België begonnen. Dat zit dus al goed.’ (lacht)

Julien de Sart (22) – Xabi Alonso

‘Sinds mijn tienerjaren ben ik gek van Xabi Alonso (35), al is hij vorig jaar gestopt. Bij Liverpool, Real, Bayern: in elke competitie, bij al die topclubs, was hij een vaste waarde. Veelzeggend, niet? De perfecte middenvelder. Weliswaar niet de meest spectaculaire, omdat alles er zo simpel uitzag, maar net dát was zijn grootste kwaliteit. Ook geen spierbundel, maar wel begiftigd met een bijzonder hoog voetbal-IQ. Door slim te lopen en te anticiperen kon hij zonder te tackelen of het duel aan te gaan toch veel ballen recupereren. Daarnaast aanvallend altijd heel belangrijk, door te ruiken wanneer hij voor doel moest opduiken, of door, van buiten de zestien, uit te halen. Zijn lob met Liverpool tegen Newcastle (in 2010 nvdr), van aan de middellijn over de keeper, staat nog altijd op mijn netvlies gegrift. Op tv heb ik hem altijd bestudeerd, maar live heb ik Xabi helaas nooit gezien. Al hoop ik hem weleens te ontmoeten, want we hebben dezelfde Engelse manager (Colin Pomford, nvdr). Ik heb die er al van gesproken, misschien kan hij dat ooit regelen. Nu Xabi is gestopt, heeft hij toch meer vrije tijd.’ (lacht)

Nill De Pauw (27) – Romelu Lukaku

‘Gedurende heel mijn jeugd was Ronaldo – de dikke Braziliaan, maar o zo snel – mijn idool, samen met Zidane – de elegantie in persoon. Nu is dat wow-effect wel weg. Ook bij Messi, Ronaldo of Neymar. Eigenlijk heb ik het meeste respect voor iets minder talentvolle voetballers die door keihard te werken en professioneel te leven jaren aan een stuk, match na match, aan de top staan. Bij Guingamp (waar De Pauw de jongste twee seizoenen actief was, nvdr) heb ik met spelers gesproken die ploegmaat geweest zijn van Maxwell. Hoe die elke keer weer een uur vóór iedereen in de kleedkamer was en een uur ná de training pas vertrok, om op individuele basis te werken. En er zo in slaagde om tot zijn 35e bij PSG te spelen, na een carrière van vijftien jaar bij ook Ajax, Inter en Barcelona, waarin hij iets van dertig prijzen won. Zo iemand fascineert mij.

‘Daarom heb ik het ook enorm voor Romelu Lukaku. Na elke gemiste controle of kans krijgt hij kritiek. Maar telkens weer herpakt hij zich, nog tijdens de wedstrijd, of de match erna. Daarvoor moet je, op je 24e, mentaal verdomd sterk zijn. Romelu kent ook perfect zijn gebreken en kwaliteiten, en gebruikt die kwaliteiten om te doen wat hij al zo veel keer gedaan heeft: scoren. Jezelf kennen, op alle vlakken, en daar naar voetballen, dat is de kunst.

‘Om dezelfde reden ben ik ook fan van Atlético Madrid: hoe Diego Simeone erin slaagt om een blok te smeden dat Barcelona of Real, ondanks hun surplus aan talent, het telkens weer moeilijk maakt. Ook omdat ze mentaal zo sterk zijn. Dáár draait het om in het voetbal: een hecht collectief vormen, meer dan om individuele kwaliteiten.’

Sander Coopman (22) – Ronaldo

‘De speler aan wie ik me het meest spiegel: Andrés Iniesta. Ook niet groot en sterk, en op zijn 33e al een tikje trager, maar hij is zo slim, heeft zo veel vista om millimeterpasses over of tussen de verdedigers te geven, door openingen te zien die niemand opgemerkt heeft. Hij draait ook altijd in de juiste richting weg, blijft altijd rustig en heeft ook een kenmerkende beweging die ik soms probeer na te doen: de bal razendsnel van rechter- naar linkervoet laten gaan. Geen spectaculaire dribbel à la Neymar, maar wel bijzonder efficiënt.

‘Een poster van Iniesta hing wel niet in mijn slaapkamer. Alleen van Ronaldo (32). De spectaculaire manier waarop die soms scoort, en vooral: elk seizoen blijft scoren, dat zullen er hem nog weinig nadoen. Hij bezit misschien niet dat pure voetbaltalent van Iniesta of Messi, maar ik vind het fascinerend hoe hij door enorm hard aan zijn lichaam te werken de top heeft bereikt – veel spelers zouden aan Ronaldo een voorbeeld moeten nemen. Zijn groot ego? Ja, hij heeft een sterke persoonlijkheid, maar dat moet als je, ondanks alles wat hij bewezen heeft, nog altijd verwijten naar je hoofd geslingerd krijgt. Messi zal ook zo’n hautain kantje hebben hoor. Jammer trouwens dat mensen soms voor Messi zijn en tégen Ronaldo, of omgekeerd. Een échte voetbalfan supportert voor beiden.’

Onur Kaya (31) – Messi

‘Wie anders dan… Messi. De beste ooit. Beter dan Pelé, Cruijff, Maradona, Zidane, Ronaldo… Oké, hij heeft nog geen WK gewonnen, maar als je puur naar de voetbalkwaliteiten kijkt, is Messi (30) de absolute nummer één. Al negen jaar scoort hij telkens, over alle competities, meer dan 40 doelpunten – soms zelfs tot 60, 70 -, met ook nog eens 20 à 30 assists. Als je dát kan, in het huidige topvoetbal, waarin de verdedigingen steeds steviger worden… Ja, Ronaldo kan soortgelijke cijfers voorleggen, maar Messi is toch meer een pure voetballer.

‘Eén keer heb ik hem live aan het werk gezien, tegen Atlético Madrid. De manier waarop hij over het veld slentert, en dan plots met één flits, één versnelling uitpakt: subliem. Al vind ik het ook verkeerd om te stellen dat Messi het alléén op zijn talent doet. Als je in duels zó veel trappen en duwen krijgt, en toch overeind blijft, moet je erg sterk op je benen staan. En dat bereik je enkel door hard te trainen. Ook opmerkelijk: hoe hij ondanks die schoppen altijd bijzonder kalm blijft, nooit boos wordt.

‘Mijn favoriet Messimoment? Er is natuurlijk die ‘Maradonagoal’ tegen Getafe (halve finale Copa del Rey 2007, nvdr) toen hij vertrok vanop eigen helft, en vijf man dribbelde, maar ik kies liever voor een atypisch treffer: die in de Champions League van 2009 tegen Manchester United, toen hij met de kóp, door een meter hoog te springen en achterovervallend, Edwin van der Sar verschalkte. Zelfs dát kan hij.’

Peter Olayinka (21) – Thierry Henry

‘In Nigeria ging ik als kleine jongen elke match van Arsenal bij onze buurman op tv bekijken, om Thierry Henry (40) te bewonderen. In zijn hoogdagen niet te stoppen: techniek en dribbelkunsten, gekoppeld aan een ongelofelijke versnelling. Op dat laatste vlak zijn we, een beetje, te vergelijken, maar Henry was nog groter en vooral veel breder en atletischer (1m88, 83 kg, nvdr). Ik zal, met mijn 1m84 en 69 kg, nog wat spieren moeten kweken. (lacht)

‘Hij mag dan al drie jaar gestopt zijn, ik selecteer Henry nog altijd als ‘legende’ in Pro Evolution Soccer van PlayStation, en bekijk ook nog geregeld filmpjes op YouTube. Zoals van zijn fenomenale Champions Leaguefinale tegen Barcelona in 2006, waarin hij de Barçadefensie martelde, maar telkens VíctorValdés op zijn weg vond. Of van zijn fameuze goal tegen Liverpool in de Premier League, in 2004, toen hij net over de middellijn vertrok, twee spelers als een schicht voorbij dribbelde en dan in de zestien de bal ijzig kalm naast de keeper binnenschoof.

‘Zo’n doelpunt scoren, zo’n legende worden, dat is mijn ultieme droom. Jammer daarom dat we in de Europa League Arsenal niet hebben geloot. Misschien had Henry dan voor de Engelse tv wel de wedstrijd geanalyseerd – ook daarin blinkt hij trouwens uit – en een goal van mij besproken. Of ik bewegingen van hem soms kopieer? Niet echt, ik probeer zelf iets te creëren, de ‘Olayinkadribbels’. (lacht) En de manier waarop hij zijn doelpunten vierde – pompend met zijn handen? Dat ook niet, daarvoor ben ik te enthousiast na een goal, ik doe gewoon wat in mij opkomt.’ (lacht)

door Jonas Creteur – foto’s belgaimage

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content