Twee jaar lang was Jelle Van Damme bij Anderlecht gecontesteerd, nu worden de truitjes met zijn naam het meest verkocht. ‘Ik trek me niets aan van wat men vindt of zegt.’

Van geen andere speler werden dit seizoen in de Anderlechtshop al meer truitjes verkocht dan van Jelle Van Damme. Een kwart van de uitrustingen die over de toonbank gaan, draagt zijn naam. Niet slecht voor een speler die bij aankomst in het Astridpark wel eens uitgefloten werd en van wie gezegd wordt dat hij, net als Marcin Wasilewski, meer de stijl van Club Brugge vertegenwoordigt dan die van Anderlecht. Hij moet daar eens flink om lachen: “Wat is dat dan, de stijl van Club Brugge? Fysiek voetbal? Is dat niet gewoon modern voetbal, zoals alle grote ploegen dat spelen?”

Toen hij vorig jaar onder vuur genomen werd, nam toenmalig Belgacom TV-analist Johan Walem het voor hem op. Van Damme kwam toen uit op het middenveld. “Mocht ik nu nog speler zijn, ik zou elke week Van Damme naast mij willen”, zei hij. Vandaag blijft Walem, dit seizoen beloftetrainer bij Anderlecht, bij zijn mening, al speelt Van Damme intussen niet meer op het middenveld. “Dat maakt niet uit”, zegt Walem. “Hij is fysiek een van de sterkste spelers in België. De man voor of naast hem profiteert daar altijd van. Vraag maar aan Boussoufa.”

Zelf liet Van Damme zich nooit uit het lood slaan door de fluitconcerten. Mentaal is hij gewoon heel sterk. Daarom verbaasde het toen hij na zijn verwijdering naar de tribune voor Turkije-België zijn ongenoegen uitte in de pers.

Bij aankomst voor het gesprek zegt hij ook meteen: “Liefst geen vragen over de nationale ploeg.” Een paar dagen later werd hij wel geselecteerd voor de interlands tegen Armenië en Spanje.

Even kijken of hij weet wat de Europese killer van Anderlecht, BATE Borisov, heeft gedaan in de Champions League. Gevraagd of hij naar de eerste CL-wedstrijd van BATE zou kijken, had Van Damme negatief geantwoord: “Ik zal wel op mijn PlayStation spelen.”

Weet je toevallig hoeveel BATE-Juventus geworden is?

Jelle Van Damme: “Twee-twee. Ik heb de samenvatting gezien. Ze waren toch sterk, maar ik dacht alleen: wij hadden daar moeten staan. Toen we tegen hen speelden, waren zij nog niet zo sterk als nu. Ze hadden nog niet zo veel vertrouwen. Dat kwam toen ze ons uitschakelden en later nog eens Levski Sofia wipten. Zo gaat dat in voetbal: plots lukt alles.”

De vorige match heb je niet gezien?

“Nee. Ik ben al alle dagen met voetbal bezig. Als ik dan thuis ben, probeer ik zo weinig mogelijk aan voetbal te denken. Dat was vroeger al zo, voor ik getrouwd was.”

Als je erop terugkijkt, hadden jullie die ploeg dan onderschat?

“Nee, vandaag kan je niemand meer onderschatten. Wij hadden toen nog niet de kwaliteiten die we de laatste matchen haalden. We hebben wel voldoende kansen gehad om te scoren. Dat is niet gebeurd. Het gevolg is dat zij Champions League spelen en wij niet.”

Maakt jullie dat beter in competitie?

“Met één wedstrijd per week kan je twee dagen recuperatie inbouwen. Dat kan een voordeel zijn, niet alleen fysiek, ook mentaal. Anderzijds maken midweekmatchen van niveau je zo sterk dat het geen handicap is dat je minder traint. Nu moet het fysieke werk op training gebeuren.”

Een paar weken geleden speelden jullie de eerste topper, tegen dé ploeg in vorm, Standard. Wat heb je uit die match geleerd?

“Dat we op de goeie weg zijn, maar dat we nog beter kunnen. Na de match was iedereen bezig over de mentale tik die we er kregen, door die nederlaag, maar ik vind dat we daar veeleer positief uitgekomen zijn, uit die topper.”

Je speelt graag op Sclessin.

“Ja, daar hangt een goeie sfeer. Dat zijn de matchen waar je het voor doet, in België, Standard en Club Brugge. Waarbij ik Standard nog warmer vind dan Club Brugge. Ik vind het niet fantastisch om uitgefloten te worden wanneer ik op het veld kom, maar het pept me wel op. Daar haal ik energie uit. Maar ik heb ook respect voor Tubeke en Dender: niet iedereen heeft dezelfde mogelijkheden om een mooi stadion te bouwen en een goeie ploeg te kopen.”

Leiders

Wie was tot vorige week topschutter van Anderlecht?

Gillet?”

Jij.

“( oprecht verbaasd) Ik? Tja, dat is dan mooi meegenomen, maar ik ben daar niet zo mee bezig. Dat ik de meeste assists heb, dat doet me evenveel plezier. Het gevoel om een assist te geven is bij mij even goed als wanneer ik scoor.”

Is het normaal dat de linksachter van een topclub topschutter is?

“Nee, maar als je spitsen geblesseerd of niet fit zijn, is het een voordeel om andere spelers met scorend vermogen te hebben. Niet alleen ik, ook Gillet, Polák en Boussoufa. We hebben genoeg spitsen, maar ze zijn niet fit of, zoals Bulykin, niet in vorm.”

Je traint elke dag met Bulykin. Wat vind je van hem?

“Hij heeft tijd nodig. Ik vind hem sterk in de box, een beetje van het type Frutos. Hij kan een bal bijhouden, kaatsen, maar mist nog een beetje fysiek en vertrouwen.”

Welke indruk maakt Losada op jou?

Een heel goeie voetballer! Losada heeft zeker en vast de kwaliteiten om bij Anderlecht een belangrijke speler te worden. Hij is een moderne voetballer: hij is sterk, wil werken, durft al eens tackelen, heeft inzicht, een goeie pass en scorend vermogen. Geef hem nog wat tijd en vertrouwen en hij komt er wel. Ik snap zijn probleem wel, komende van een middenmoter. Hier moet hij elke week niveau halen én winnen.”

Wim De Coninck zei al eens dat elke nieuwe speler hier bij het betreden van het stadion een last op de schouders krijgt, waar hij een paar maanden aan moet wennen. Had jij dat niet?

“Al bij al viel het qua druk beter mee dan ik verwacht had. Misschien ook omdat ik Ajax al had meegemaakt. Daar leer je wat druk is. Dat je hier druk hebt, is toch normaal? We worden er ook goed voor betaald om daarmee om te gaan. Dat mag je als speler niet vergeten.”

Je bent nu linksback, vorig jaar was je middenvelder, af en toe depanneer je als centrale verdediger. Ben je er nu al achter wat je beste positie is?

“Ik speel wel graag in mijn huidige functie, omdat ik dan ook al eens mee naar voren kan gaan. Centraal achterin is het toch meer defensief werk: duels winnen en de bal goed inspelen. Soms had ik het daar moeilijk mee. Laat mij maar mee naar voren gaan. In die zin beviel mijn positie op het middenveld me ook.”

Dat vond Johan Walem vorig seizoen als tv-analist ook. ‘Jelle maakt de speler voor of naast hem sterk’, zei hij.

“Fijn om te horen. Ik ben ook niet vies om voor een ander te lopen. Vorig jaar liep ik ook voor Hassan, omdat ik wist dat hij me apprecieerde. Het klikte ook met hem. Dat was al zo vanaf de eerste dag, toen hij op training naast me kwam lopen.”

Maakt het jou eigenlijk uit naast wie je speelt?

“Ik pas me makkelijk aan de spelers aan die voor of naast me lopen. Voor mij is het anders spelen met Boussoufa voor mij dan met Legear. ‘Bous’ vind ik blindelings. Ik weet wat hij doet, en hij voelt me ook goed aan. Als hij ruimte heeft om binnendoor te gaan, weet hij dat ik buitenom ga en dat hij mij daar de bal kan geven. Legear moet het meer van zijn snelheid hebben, die maakt acties langs de lijn. Dan moet ik erachter blijven.”

Van Himst zei onlangs in de krant: ‘Van Damme kan een dode ploeg weer tot leven wekken.’ Je kan twee conclusies trekken: Anderlecht is een dode ploeg of er is een gebrek aan karakter.

“Ik denk niet dat Anderlecht een dode ploeg is. Als het al eens tegenzit, ben ik wel een van de eersten die probeert de ploeg weer wakker te maken.”

Wie zijn de leiders bij Anderlecht?

“Polák, Juhasz, Boussoufa. Ik denk dat ik dat ook kan zijn, op het veld. Ook omdat het geapprecieerd wordt dat ik er altijd helemaal voor ga.”

Zijn er eigenlijk wel spelers die jou niet liggen?

“Nee, ik schiet met iedereen goed op. Dat was ook al zo bij mijn vorige clubs.”

De duif van Boussoufa

Je bent ook de grapjas.

“Als zich een mogelijkheid aandient om een grap uit te halen, laat ik die niet liggen. Maar ik ben niet de enige. Biglia is ook altijd in voor een grap, Polák ook. Bart Goor, Bous soms, Wasilewski.”

Wat is de beste die je ooit uitgehaald hebt?

“( denkt even na) Toch die met die duif met Boussoufa.”

Vertel.

“Na een training zag ik een duif zitten op de grond, ik gooide mijn jas erover en nam ze mee naar de kleedkamer, waar ik ze in het kastje stopte van Boussoufa, die niet van dieren houdt. Die sprong toch wel een paar meter achteruit toen hij zijn kastje opende. Hij heeft wel wraak genomen, door een van de banden van mijn auto plat te zetten.”

Haal je met iedereen grappen uit?

“Toch wel. Ik weet wel heel goed wat ik met wie kan doen. Je moet geen mensen kwetsen.”

Haalde je ook grappen uit met Hassan?

“Ja. Naar buiten oogde hij misschien ernstig, maar zo was hij niet in de kleedkamer.”

Heb je ooit grappen uitgehaald met trainers?

“Waarom niet? Het zijn toch ook maar mensen? Ik heb ooit, toen Munaron op de trap een sigaretje zat te roken, een emmer water over hem uitgekieperd. Om die sigaret te doven, natuurlijk.”

Doen jullie veel samen naast het veld?

“Nee, bij mijn vorige clubs ook niet, behalve in Engeland. Daar gingen we kleiduivenschieten of karten.”

Doet het je iets dat de truitjes met jouw naam nu de meest verkochte zijn, terwijl je de vorige jaren nog wel eens uitgefloten werd?

“Dat is het leven, het kan niet altijd rozengeur en maneschijn zijn. Waarom zou ik in de put zitten als men me eens uitfluit? Ik ben iemand die dat van zich kan afzetten. Ik heb genoeg zelfkritiek om te weten of het goed of slecht is. Dat heb ik bij Ajax opgepikt, me niets aantrekken van wat men vindt of zegt. Daar zeggen ze het in je gezicht. In het begin komt dat hard aan, maar met druk kunnen omgaan hoort bij het takenpakket van de moderne voetballer. Een speler moet fysiek, maar ook mentaal in orde zijn.”

Heb je in die tweeënhalf jaar Anderlecht nooit in de put gezeten?

“Nee. In mijn eerste jaar ben ik eens twee maanden uit de ploeg gegaan. Na de winterstop was ik er plots niet meer bij, zonder uitleg. Vercauteren was iemand die ook niet veel uitleg gaf. Dat wil ik ook niet: anders moet men er toch een draai aan geven. Toen heb ik heel snel die knop omgedraaid en op training alles gegeven. Op Standard kwam ik weer in de ploeg, sindsdien ben ik er nog amper uit geweest.”

Je hebt niet gedacht: ik ga hier op tafel kloppen, mijn ongenoegen uiten in de pers.

“Nee. Dat is makkelijk. Sommigen willen wel dat je dat doet. Als je in de pers reageert, kan een trainer makkelijker zeggen: kijk hoe slecht hij reageert. Ik heb op training gereageerd. Gedurende een paar trainingen was ik serieus misnoegd. De anderen bleven maar beter uit mijn buurt, anders zou ik er wel één omhoog geschopt hebben. Maar na een dag of twee nam ik me voor om het anders aan te pakken.”

In vier jaar buitenland kwam je maar aan 30 competitiewedstrijden. Ben je achteraf niet te vroeg naar het buitenland vertrokken?

“Bij Ajax heb ik inderdaad niet veel gespeeld, maar wel veel geleerd. Ik was pas achttien, zat altijd bij de kern en mocht soms invallen.

“Engeland was een heel goede keuze. Zakt Southampton niet, dan zat ik daar nu nog. Fantastisch was het daar, qua voetbalbeleving, leuke stad ook. Alleen maakte ik er dezelfde fout als bij Bremen: ik liet me overhalen om te snel uit blessure terug te keren, waardoor ik het nog erger maakte.

“Bij Bremen kreeg ik in oktober een liesblessure, met een operatie op de koop toe. In januari was ik weer fit, in februari hoorde ik dat ze de optie niet gelicht hadden. Toen heb ik een beetje ambetant gedaan, en probeerden ze mij ertoe aan te zetten om stomme dingen te doen. Johan Micoud heeft me toen gered. Hij zei: ‘Ook al moet je in je eentje gaan trainen op een vrije dag, doe het, zet je breedste glimlach op. Je zal ervoor beloond worden.’ Achteraf kwam ik weer in de kern.”

Je hebt wel met bekende namen gespeeld in het buitenland.

“Bij Ajax met Ibrahimovic, Mido, Sneijder, Chivu, in Engeland met James Beattie, bij Bremen met Micoud en Klose. Fantastisch om daar als jonge speler tussen te lopen. Micoud maakte het meest indruk op me, als voetballer en als mens. Ik heb nog contact met hem. Hij belde dat hij binnenkort eens komt kijken. Met Zlatan viel het ook mee, al kon die heel grillig zijn. De ene dag zag hij je niet staan, de volgende middag zei hij na training: ‘Kom, Jelle, we gaan in de Ikea een stukje eten.’ Hij at altijd hetzelfde: Zweedse gehaktballen met frietjes.”

Wil je ooit nog terug naar het buitenland?

“Ik ben van plan mijn contract dat hier loopt tot 2011 uit te doen. Dan ben ik nog maar 27. Als ik dan de kans krijg om nog eens naar de Premier League te gaan, zeg ik niet nee.”

Nationale ploeg

Onlangs zorgde je voor ophef door te betwijfelen of je nog wel voor de nationale ploeg wilde spelen. Wat was er nu precies aan de hand?

“Ik heb niet veel goesting om daar- over te praten.”

Je reageerde nu wel via de pers, wat je tevoren bij Anderlecht niet deed.

“Ik vond dat ik dat mocht zeggen, omdat er voor mij geen logica in zat: tegen Estland goed invallen en vervolgens tegen Turkije in de tribune moeten zitten. Daar heb ik iets over gezegd na de match tegen Bergen. Ik had nooit gedacht dat die opmerking zoveel ophef zou veroorzaken. Ik ben niet eens een vaste waarde in de nationale ploeg.”

Je had geen zin meer om te spelen bij de Rode Duivels, zei je.

“Wat me in Turkije overkwam, kon ik moeilijk accepteren. Ik zit met een gevoelige enkel. Als ze me niet nodig hadden, konden ze me beter thuislaten zodat ik hier specifieke trainingen kon afwerken om die enkel te versterken.”

In augustus liet je je wel overhalen om in Duitsland te spelen, terwijl je niet fit was.

“Ik had toen niet verwacht dat ik opgeroepen zou worden, na zes weken blessure en met amper één week training in de benen. Toen ik op Cercle na 65 minuten vervangen werd, was ik op. Het laatste wat ik op dat moment nodig had, was twee wedstrijden per week spelen. Mijn lichaam zei: stop.”

Waarom zeg je dan niet ‘nee’ wanneer je gevraagd wordt?

“Wat moet je doen? Ik heb die zever al eens meegemaakt, dat ik niet naar de nationale ploeg ging omdat ik niet fit was. Toen besliste men: wie niet fit genoeg is voor de nationale ploeg, is dat ook niet voor zijn club. Waarop ik niet mocht meedoen met Anderlecht, de volgende zaterdagavond. ’s Anderendaags besliste men die regel te veranderen, waardoor Clement, die bij Club in dezelfde situatie zat, op maandag toch mocht meespelen.”

Heb je voor de interland in Duitsland niet aangegeven dat je onvoldoende fit was?

“Ik heb gezegd dat ik moe was, wel mee wilde als men me nodig had, maar ik ging niet met de gedachte om in Duitsland te spelen. Ik wilde alleen niet dezelfde zever als de vorige keer.”

Uiteindelijk speelde je toch, de tweede helft.

“Als je op de bank zit en men vraagt je om je op te warmen, kan je niet meer terug. Dan kan je het niet maken om te zeggen: ‘Sorry, ik speel niet.’ Dus heb ik de tweede helft gespeeld, hoewel dat niet goed was voor mijn lichaam, zeker niet tegen zo’n sterke tegenstander. Om tegen Duitsland een beetje mee te kunnen, moet je al 100 procent fit zijn.”

Je zou kunnen zeggen: je bewijst Vandereycken een dienst door tegen de zin van je club toch mee te gaan en volgende keer laat hij je vallen?

“Zo zit ik niet in mekaar.”

Wat zei je ex-trainer Vercauteren, toen je hem om uitleg ging vragen?

“Niets.”

Zoals bij Anderlecht?

“Ja.

Vond je dat erg?

“Nee. Elke trainer heeft zijn eigen karakter.”

Vond je achteraf dat je had moeten zwijgen?

“Nee. Je mag toch je mening zeggen? Dat is niet altijd slecht bedoeld.”

Privéleven

Waarom praat je niet over je privéleven?

“Omdat dat privé is.”

Je bent getrouwd met een bekende Vlaming, je schoonzus is er één, je schoonvader ook.

“En dan? Wij zijn ook gewone mensen, die zoals iedereen, heel normale dingen doen. Ik maai ook het gras, haal het kookgerei uit de afwasmachine en maak ’s ochtends het bed op.”

Je schrijft op je schoenen wél ‘Jelle 3, Elke 7’, maar je wil niet zeggen wat dat betekent?

“Dat is iets tussen Elke en mij. Ik kan me voorstellen dat het mensen nieuwsgierig maakt, maar dat was niet mijn bedoeling.”

Je hebt op je arm de naam van je moeder getatoeëerd. Waarom?

“Ik heb dat op mijn achttiende gedaan. Een bewuste keuze waar ik nog geen spijt van heb. Als vrouw in je eentje vijf kinderen grootbrengen en daar nog eens een job bij uitoefenen, als bankbediende, terwijl je vijf kinderen ook aan sport doen, is niet evident. Ze was niet blij dat ik dat gedaan had. Maar dat moest ook niet. Zij hoeft dat niet fijn te vinden voor mij.”

Je hebt nog tatoeages. Wat betekenen die?

“Ik heb mijn geboortedatum, in codetaal. Mijn broer heeft dat ook. Ik bedoel: zijn geboortedatum ( grijnst). Ik heb nog een Chinese tattoo die wil zeggen ‘ life‘. Daar zal het bij blijven.” S

door geert foutré – beelden: jonas hamers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content