Behalve als analist maakt Hein Vanhaezebrouck nu ook naam als trainer. De ex-profvoetballer van Harelbeke en Lokeren gaat met Kortrijk voor de titel in de tweede klasse. De analist analyseert zichzelf.

De trainer

Als prille twintiger al trainde Hein Vanhaezebrouck de miniemen en de knapen van WS Lauwe. Bij KRC Harelbeke was hij jeugdcoördinator en bij Sporting Lokeren hoofd opleidingen, hoofd scouting en assistent-trainer. Zijn carrière als hoofdtrainer startte hij in 2002 bij Sporting West (2de klasse). Daarna leidde hij WS Lauwe (4de klasse) en nu coacht hij voor het tweede opeenvolgende seizoen KV Kortrijk (2de klasse).

Hein Vanhaezebrouck: “Wat ik vaak opvang van spelers die met mij werkten, is: tactisch heel sterk. Ik lees dat Istvan Bakx het nu ook zegt in Sport/Voetbalmagazine.

“Ik besteed alleszins veel aandacht aan tactiek, aan het zoeken naar mogelijkheden en oplossingen. Als speler deed ik dat al en als analist ben ik er nog in gegroeid door heel veel buitenlands voetbal te zien. Vroeger was ik een adept van 4-3-3 met echte wingers, maar daar ben ik een beetje van teruggekomen. Zonder echte buitenspelers en zonder infiltrerende middenvel- ders die naast of voorbij die ene centrumspits kunnen komen, is het heel moeilijk te spelen. Nu doe ik het met een variant ervan.

“Ik heet ook communicatief te zijn, meer dan sommige andere trainers blijkbaar, maar zelf vind ik dat ik soms nog meer zou mogen communiceren met mijn spelers. Ik ben wel een motivator. Motiveren doe ik vooral door op de kwaliteiten van mijn ploeg en de gebreken van de tegenstander te wijzen. Ik ga uit van de eigen kwaliteiten, maar met zin voor realiteit. In Nederland overdrijven ze soms, daar zouden ze tegen drie wereldspitsen nog man tegen man spelen.

“Mijn visie is: offensief combinatievoetbal met functioneel bewegen. Ik vind: als je loopt om te lopen, blijf je beter staan. Timing en positie zijn belangrijk: waar moet ik op welk moment lopen, in functie van elkaar? Het is iets waar ik haast dagelijks mee bezig ben, mijn spelers dat te leren aanvoelen en ontdekken. Nooit lopen om iemand vrij te maken, maar zodanig bewegen dat je alle twee aanspeelbaar bent. Het is een beetje de sleutel bij mijn manier van voetballen. Bij momenten loopt het fantastisch en dan zie je dat het voor de tegenstander heel moeilijk is om daar iets tegen te doen.

“Het inslijpen is een passie van mij. Ik deed het al op bijna alle niveaus. Wat dat betreft, zijn in Lokeren mijn ogen opengegaan. Daar leerde ik van enkele jeugdtrainers een heel andere methodiek kennen. Hoe zij die jongens op het veld leerden bewegen in functie van elkaar, hun manier om met die gasten om te gaan, hen iets aan te bieden en dingen te laten ontdekken, … Schitterend! Ik vind dat iedere hoofdtrainer eerst met de jeugd gewerkt zou moeten hebben.

“Als er tijdens de week tactisch gewerkt wordt, doe ik dat zelf. Het is op het oefenveld dat je vorderingen maakt, niet op papier of aan het bord. Een trainer die niet op het veld staat, dat gaat er bij mij niet in. Hoe kan hij er dan zijn visie inslijpen? Tenzij het gebeurt zoals bij Manchester United. Daar haalde Alex Ferguson met Carlos Queiroz een trainer met die specifieke kwaliteit. Als daar de combinaties vlot lopen, is het de verdienste van Queiroz.

“Dat ik trainer zou worden, stond in de sterren geschreven. Mijn vader is ook altijd trainer geweest, ik kreeg het met de paplepel ingegeven. Hij was ook secretaris van WS Lauwe en vanaf mijn zesde ging ik elke wedstrijd mee. De beste anekdote is dat ik als klein ventje al altijd op de bank naast de trainer van de eerste ploeg zat en ook meeging met hem in de kleedkamer ( lacht). Blijkbaar mocht dat toen nog, zelfs in derde nationale. Ik was gek van voetbal en enorm gefascineerd door wat ik zag en wat ik hoorde. Toen ik iets ouder was, verving ik zelfs veters en studs voor spelers, warmde ik ook al eens de doelman op. Van klein af zat er blijkbaar een trainer in mij.”

De analist

Hein Vanhaezebrouck debuteerde in 2000 als analist in de toenmalige rubriek Raad der Wijzen van Sport/Voetbalmagazine. Een jaar later werd hij co-commentator bij Canal+, dat in 2004 werd verkocht aan Telenet en nu Prime heet. Voor die betaalzender analyseert hij al drie jaar uitsluitend buitenlands voetbal. In 2006 volgde hij het WK in Duitsland voor VT4.

Hein Vanhaezebrouck: “Ik vind het fantastisch dat ik zoiets kan doen, dit is mij echt op het lijf geschreven. Ook daarin ben ik gegroeid. Ik onderscheid mij van veel andere analisten doordat ik de dingen durf te zeggen zoals ik ze zie. Het gaat mij niet om positief of negatief, de dingen zijn voor mij wat ze zijn. Waarschijnlijk is het daarom dat mensen mij soms vragen of ik van Nederlandse afkomst ben. Boven de Moerdijk kunnen ze beter tegen een stootje. Eigenlijk voel ik mij wel een beetje een halve Hollander.

“In ons land ligt kritiek gevoelig, wij kunnen daar in onze leefwereld maar moeilijk mee om. Mensen die mij ‘een grote mond’ noemen, kennen mij niet goed of zitten met een idee-fixe over hoe ik in elkaar zit.

“Als analist is het je plicht om de dingen te zeggen zoals je ze ziet, vind ik. Dan kan je van een speler, een trainer of een bestuurder wel eens de reactie krijgen: ‘Hij zal ook eens iets zeggen, wie is hij dan wel? Een trainerke van tweede klasse!’ Zo ontstaat het beeld van de grote mond.

“Het is belangrijk dat je als analist kunt staven wat je zegt. Als achteraf telkens blijkt dat je ernaast zat, zal je niet lang analist zijn. Wat ik niet doe, is iets zeggen om te prikkelen. Sommige analisten doen dat wel, maar niet in die mate zoals het in Nederland gebeurt. Daar halen ze mensen door het slijk zuiver om te provoceren. In België kan je dat niet maken.

“Als trainer in eerste andere eersteklassers analyseren ligt moeilijk. Het kan, er zijn er die het doen, maar het wordt niet goed gedaan, vind ik. Het is altijd zo voorzichtig. Ik deed het ooit als assistent-trainer van Lokeren, maar het is gevaarlijk. Je kunt zo de tegenstander scherp zetten.

“Zelf kan ik wel wat verdragen van analisten, denk ik. Ik ben geen trainer die de confrontatie met de pers zoekt, maar ik ga ze ook niet uit de weg. Als wij een match spelen die niet goed is, dan zeg ik dat ook. Spelers zijn geen aapjes, zij weten ook wel wat goed is en wat niet. Als trainer is het je taak, vind ik, om te tonen waaróm het niet goed was én, nog veel belangrijker: om op heldere wijze te laten zien waar de ruimtes en de mogelijkheden lagen om er een góéde wedstrijd van te maken.

“Ik vergeet nooit meer de voor de titel bepalende topper Club Brugge-Anderlecht van een jaar of drie geleden. Bij de rust gaf ik met diverse camerabeelden het probleem aan waarmee Anderlecht toen geconfronteerd werd. Dat was Gert Verheyen die telkens vanop zijn rechterflank in de rug van Yves Vanderhaeghe en Walter Baseggio tussen de lijnen kwam spelen en bijna elke keer hij werd ingespeeld voor gevaar zorgde. Aimé Anthuenis, zelf iemand die altijd vrij correct en to the point is in zijn analyses, was die match bijzit van Canal+. Hij stond ernaar te kijken en zei: ‘Dat is de beste analyse die ik ooit in mijn leven zag.’ Tijdens de rust werd het niet gecorrigeerd. Baseggio noch Vanderhaeghe ging lager spelen en niemand van de verdedigers dekte door. In die zin kunnen analisten een hulp zijn voor spelers en trainers.”

De ex-voetballer

Hein Vanhaezebrouck doorliep alle jeugdreeksen van WS Lauwe. Hij debuteerde daar in 1980 in het eerste elftal als libero in eerste provinciale. Daarna speelde hij nog voor RC Doornik (3de klasse), KV Kortrijk (1ste klasse), WS Lauwe (4de klasse), KRC Harelbeke (3de, 2de & 1ste klasse) en Sporting Lokeren (1ste klasse).

Hein Vanhaezebrouck: “Ik speelde 20 jaar eerste elftal en ik was 20 jaar de patron op het veld. Toen ik op mijn zestiende in de eerste ploeg van WS Lauwe kwam, zei Jacky Stockman, de toenmalige trainer, na twee wedstrijden: ‘En nu zullen jullie allemaal naar Hein luisteren, voortaan geeft hij de opdrachten.’ Ik schrok, want ik was een bleutje, ik kwam net uit de scholieren.

“Ook bij Doornik was ik, mannetje van twintig jaar, meteen de leider, hoewel er daar routiniers als Danny De Cubber en Jean-Michel Lecloux rondliepen. En in Kortrijk zei Dimitri Davidovic na een match of vier, vijf tegen Dieter Schwabe: ‘Vanaf nu lever je de ballen in bij Hein, hij zal de lange ballen trappen.’ Dat had onmiddellijk tot gevolg dat mijn collega-verdediger mij een paar keer in de problemen bracht door de bal heel laat in te spelen ( glimlacht).

“Altijd en overal ben ik de leider geweest. Van kindsbeen af had ik in mij een enorme drang om te winnen en om het voortouw te nemen. Verliezen kon ik onmogelijk accepteren, ik hield er geen rekening mee dat het kon gebeuren. Gebeurde het toch, dan was ik boos op mezelf of op anderen. Als kind leerden ze mij dat een klein beetje af. Opvoedkundig moet dat ook, maar in de sport is het juist een fantastische eigenschap als je door een muur gaat om te winnen, toch?

“Als speler revolteerde de trainer in mij af en toe. Zo herinner ik mij bijvoorbeeld van bij Harelbeke dat ik vol ongeloof reageerde bij een late vervanging tegen Anderlecht die ons uiteindelijk nog de over- winning zou blijken te kosten. Als dat dan gebeurt door – zogezegd – een meester-tacticus, dan wringt dat.

“Van alle trainers die ik zelf meemaakte, bracht Willy Reynders mij het meest bij. Bij Lokeren was ik voor het eerst libero af. Ik was bijna 34 en moest voor het eerst op lijn en met hoge pressie verdedigen. Ook zijn veldwerk was vernieuwend: conditietraining in partijvormen, pressiepartijtjes; heel intensief, maar ook heel aangenaam.

“Mijn inzicht en mijn traptechniek waren mijn grootste troeven als speler. Ik was niet de wendbaarste, maar rechtdoor toch vrij snel op de eerste meters voor mijn grootte. Lorenzo Staelens noemde mij in zijn Anderlecht- en Rode Duivelsjaren ooit de meest onderschatte voetballer in eerste. Ik moet bekennen dat ik het gevoel heb dat ik misschien wel een nog veel mooiere carrière liet liggen. Twee keer praatte ik met Antoine Vanhove. De eerste keer toen ik zestien was en ook nog eens toen ik al de 30 voorbij en voor Club Brugge te oud was.

“Ik was 21 toen ik bij Kortrijk in eerste kwam, maar twee weken voor het begin van de trainingen deed ik mee aan een minivoetbaltoernooi en scheurde ik de gewrichtsbanden van mijn rechterenkel. Ik speelde toch nog een wedstrijd of achttien, maar Kortrijk had geen geld en lichtte de optie van vier miljoen frank niet meteen. De geruchten over de club waren onheilspellend, mijn vrienden Maxim Vandamme en Nico Broeckaert zegden dat ze zouden vertrekken en ik liet mij al snel lijmen door Gille Van Binst om voor Lauwe te tekenen. Ik had toen beter wat meer geduld gehad.

“Bij Harelbeke groeide ik toch door. Maar die eerste vier jaar in tweede, dat was veel te lang. We maakten geen vooruitgang, er zat geen lijn in. Dat was puur fysiek. Terwijl ik voelde dat ik hoger aankon. Ik verwijt mezelf dat ik toen niet na twee jaar gezegd heb: ‘Ik wil hier weg, ik neem een manager en zoek een andere ploeg.’

“Ik ben iemand die geen uitdaging uit de weg gaat, maar ze ook niet gaat opzoeken. Als speler heb ik mij niet goed verkocht en ik moet opletten dat ik als trainer niet hetzelfde doe.” S

door christian vandenabeele beeld: michel gouverneur (reporters)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content