Freddy Viaene, verzorger bij US Postal-Berry Floor, zit al negentien jaar in het vak. Gilbert Cattoir, mecanicien bij Lotto-Domo, heeft zelfs al een kwarteeuw ervaring. ‘Wij dragen een heel grote verantwoordelijkheid.’

De verzorger : gorgelen met azijn

Freddy Viaene kan wel uren vertellen over zijn beroep, maar zo veel tijd heeft hij niet. De voorbereiding van de Ronde van Frankrijk, de dertiende uit zijn loopbaan, is al volop bezig. Als verantwoordelijke van de verzorgers bij US Postal-Berry Floor moet hij alles in goede banen leiden. “Al enkele weken zijn we druk bezig met de voorbereiding van de komende Ronde van Frankrijk. Er wordt zo veel mogelijk op voorhand gedaan. We brengen de speciale aërodynamische kledij die onze kledingsponsor dit jaar voor ons ontwikkelde in orde. Iedere renner krijgt vijf truitjes, vier koersbroeken, vijftien paar kousen, drie speciale tijdritpakken en twee helmen. We hebben ook al het nodige voedsel besteld, de droge voeding werd al aangekocht en in de vrachtwagen geladen.

“De verzorgers zijn opgedeeld in twee groepen. Eén helft brengt alles in orde in de hotels, de andere helft zorgt ervoor dat de renners tijdens de wedstrijd niets tekortkomen. Af en toe wordt er gewisseld, zo moeten we geen drie weken hetzelfde doen. De verzorgers in het hotel staan klaar als de renners na de rit aankomen. De coureurs worden gemasseerd, terwijl hun eten klaargemaakt wordt. Na de massage kunnen ze aan tafel, wij maken ondertussen alles proper, ruimen op en starten de voorbereiding voor de volgende dag. Daarna krijgen wij pas de tijd om te gaan eten. Als er nog tijd over is, beginnen we al met het wassen van de sportkledij. Tegen middernacht kruipen we in bed.

“Om 6 uur ’s morgens moeten we alweer opstaan. We zorgen dat het ontbijt klaar staat, maken de lunchpakketten en vullen de drinkbussen voor de etappe. Als de renners ontbijten, worden hun koffers ingeladen en in de vrachtwagen geplaatst, die kan dan vertrekken naar het volgende hotel. Onderweg worden er nog inkopen gedaan. Om de twee dagen hebben wij 40 kilo fruit en 150 liter water nodig. In het hotel aangekomen, wordt het avondeten bereid, de was gedaan, worden de kamers ingedeeld en de massagetafels opgesteld.

“De verzorgers die de wedstrijd volgen maken de wagens klaar voor de start. Ze worden gekuist en volgetankt, de lunchpakketten worden ingeladen en de drinkbussen in de koeler geplaatst. In de twee volgwagens wordt voor elke renner nog eens een reservezakje voorzien, waarin een regenjasje zit, alsook een extra paar schoenen of iets anders dat de coureur onderweg nodig denkt te hebben. De soigneurs zorgen er ook voor dat de bus die aan de aankomst staat, volledig in orde is. In die bus zitten extra voedsel, frisdrank en verse handdoeken. Er staan ook een douche en een toilet in. De buschauffeur zorgt dat alles netjes is, onze verzorgers helpen hem een handje.

“Het is een niet te onderschatten beroep. Aan het einde van een lange rittenwedstrijd zijn we net zo vermoeid als de renners. Daarom denk ik dat het onverstandig is om de verzorgers door kinesisten te vervangen. Wij hebben een hart voor de koers, want de meesten zijn vroeger zelf renner geweest. Ik kan trouwens net zo goed masseren als een kinesist. Toen ik stopte met wielrennen volgde ik allerlei cursussen. Ik heb een diploma als sportmasseur en als persoonlijke trainer. En ik ben therapeut in de blessuurmassage. Iedere verzorger krijgt een speciale opleiding. Als een kinesist soigneur wordt, zoals ze in Frankrijk willen, kan hij maar tien procent van zijn beroep uitoefenen. Als hij zijn eigen kabinet opent, zal hij veel meer kunnen verdienen.

“Ik ben mij er goed van bewust dat er nood is aan kinesisten in het peloton. Maar niet om onze taak over te nemen. Wij willen dat bij hen ook niet doen. Als verzorger stellen wij nooit een diagnose bij een geblesseerde coureur. Daarvoor reizen er steeds een osteopaat en twee dokters mee. De massages die wij geven, zijn enkel geschikt voor gezonde renners, renners met een blessure krijgen een behandeling van een specialist.

“In de negentien jaar dat ik als verzorger in het peloton zit, is er niet echt veel veranderd. Het is wel allemaal chaotischer geworden. Er komen meer toeschouwers en perslui naar de wedstrijden. De laatste jaren willen de sponsors ook graag de koers in de wagen mee volgen. Dat is extra werk voor ons. Wij moeten ervoor zorgen dat ze het naar hun zin hebben. De organisatie bij onze ploeg is tiptop in orde. Geen enkele ploeg die de Ronde van Frankrijk meerijdt, kan het zich trouwens permitteren om amateuristisch te werk te gaan.

“Zolang er gekoerst wordt, bestaan er al verzorgers. Begin vorige eeuw was dat wel op een heel ander niveau. Ik herinner me nog dat ik mij voor een koers bij een oud-winnaar van Parijs-Roubaix ging omkleden. Hij had de wedstrijd een keer gewonnen rond de Eerste Wereldoorlog. Zijn beste vriend was toen zijn verzorger. Die kookte aardwormen en het vet van de wormen werd gebruikt als massageolie. Onvoorstelbaar toch ! Als hij keelpijn had, moest hij gorgelen met pure azijn. Een heel verschil met nu, maar de basis blijft dezelfde. Met de ervaring die ik in die twintig jaar opdeed, heb ik samen met een gespecialiseerd bedrijf mijn eigen lijn, Freddy’s Choice sportverzorgingsproducten op de markt gebracht.”

De mecanicien : wielen van 2500 euro

De tijd dat een renner zijn eigen fiets in orde bracht, ligt al decennia achter ons. Aan de finish staat er steeds een mecanicien klaar, die deze taak op zich neemt. Gilbert Cattoir heeft de mooiste herinneringen aan zijn tijd bij Panasonic. “Één voor één winnaars, zo’n team kun je nu niet meer samenstellen.”

Fietsen herstellen leerde Cattoir van zijn vader, “op vijfjarige leeftijd. Met een naad en spaken stak ik een wiel in elkaar. Toen dat af was, brak ik het weer af en begon ik opnieuw. Via FredDeBruyne ben ik in het peloton gekomen. In het begin van mijn loopbaan heb ik ook veel opgestoken van Roger De Vlaeminck. Hij zei niet veel, maar hij nam zijn fiets, voelde aan de tubes en als het niet naar zijn zin was, had hij een opmerking klaar. Een fiets in orde maken kun je zelf leren, maar de finesses van de koers moeten de renners op jou overbrengen. Als je goed wil worden in je vak, is dat noodzakelijk. Het is een harde stiel, 200 dagen per jaar weg van huis. Dan moet je een vrouw hebben die honderd procent achter je staat. Als er van alle mecaniciens in het peloton nog tien dezelfde echtgenote hebben, zal het veel zijn.

“Ik volgde al twintig keer de Tour en het begint echt een sleur te worden. Tegenwoordig duurt het in- en uitladen van het materiaal langer dan het sleutelen. Elke renner heeft een fiets voor de tijdritten, de etappes op het vlakke en de bergritten. Nu moet je na een etappe nog eens honderd kilometer rijden naar je hotel, terwijl dat vroeger vaak op wandelafstand lag.

“De eerste dagen in de Tour zijn de belangrijkste. Elke renner heeft een nieuwe fiets gekregen die nog tot in de puntjes afgesteld moet worden. Wanneer dat achter de rug is, moet er minder hard gewerkt worden. De vlakke ritten zijn sowieso rustiger voor ons. Valpartijen kunnen altijd voorvallen, maar voor de rest gebeurt er amper iets. In de bergetappes ligt dat anders. Dan wordt er veel meer geschakeld tussen binnen- en buitenblad. Als er al eens iets stuk gaat, is het op de cols. Na elke etappe kuisen we de fietsen volledig om ze daarna één voor één te controleren. We kijken of er niets stuk is en of we geen nieuwe tubes moeten opleggen. Vervolgens stellen we de fiets af voor de volgende etappe. ’s Morgens moeten we enkel nog de bandenspanning checken.

“Twintig jaar in de Ronde van Frankrijk brengt een vat vol herinneringen met zich mee. Tijdens een Touretappe twaalf jaar geleden werd er via de Tourradio afgeroepen dat er een volgwagen uit de bocht was gegaan. Wij zagen een auto van het PDM-team langs de flank van de berg naar beneden komen en voor ons op de weg belanden. Ik geloof dat Herman Van der Slagmolen in die wagen zat. Gelukkig kwamen de inzittenden er ongedeerd uit, maar de wagen was klaar voor de schroothoop. De volgende keren dat we met de Tourkaravaan in de cols reden, dacht ik daar steeds aan terug.

“Ik vind dat ik een stresserend beroep uitoefen. Het speelt constant in mijn hoofd dat, als er iets met een renner gebeurt, het mijn fout kan zijn. Wij dragen een zeer grote verantwoordelijkheid en als er iemands leven op het spel staat, wil ik die niet nemen. Na het dodelijk ongeval van Fabio Casartelli tijdens de afdaling van de Portet d’Aspet, dacht ik bij mezelf : als dit in mijn team gebeurt, kap ik ermee. Tot Andrei Kivilev begin vorig jaar om het leven kwam. Wij stopten met de wagen aan de plaats van het ongeval. Ik was een van de eersten die bij hem aankwam. Hij lag daar, maar bloedde niet. Ik raapte zijn fiets op en zag dat die niet beschadigd was. Toen ik weer bij hem kwam, wist ik dat het ernstig was. Na dat ongeval heb ik wel twintig keer zijn fiets gecontroleerd. Ik merkte niets ongewoons zelfs geen krasje. Daardoor was ik zeker dat ik geen verantwoordelijkheid droeg voor zijn dood. Het heeft mij de moed gegeven om verder te werken.

“De voorbije vijfentwintig jaar is er veel veranderd in het peloton, vooral de mentaliteit van de renners. Vroeger kon je aan zijn fiets zien wat voor een coureur iemand was. Ze hadden er maar één en moesten die vaak zelf onderhouden. Nu wordt alles voor hen gedaan. Tachtig procent van de renners kent niet eens het verschil tussen een voor- en een achterwiel. Bij de nieuwelingen rijden er nu enkelen met een paar wielen van 2500 euro. Dat kun je je niet voorstellen, ze worden te veel verwend ! Vroeger had ik ook altijd een goed contact met de renners van ons team. Terwijl we aan hun fiets werkten, kwamen ze wel eens een babbeltje maken. Nu brengen ze na de wedstrijd hun fiets en je ziet ze voor de rest van de avond niet meer. Er was meer wederzijds respect, je had vrienden onder de renners. Toen Eric Vanderaerden en Olaf Ludwig naar een andere ploeg overstapten, zag ik daar een tijd van af. Nu zie ik zoiets niet gauw meer gebeuren.”

Joris Mees

‘Na een grote ronde zijn wij net zo moe als de renners.’ (Freddy Viaene)

‘Tachtig procent van de renners kent niet eens het verschil tussen een voor- en een achterwiel.’ (Gilbert Cattoir)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content