Tom De Sutter voetbalt slechts een goede negen maanden voor Anderlecht, maar in die korte tijd is er al veel gebeurd. ‘Ik moet nog veel leren’, beseft hij. ‘Ik weet van waar ik kom: drie en een half jaar geleden zat ik bij derdeklasser Torhout, nu speel ik voor de grootste club van België soms drie topmatchen per week.’

T om De Sutter (24) voetbalt voor Anderlecht sinds begin 2009. Na een blitzcarrière bij Cercle Brugge tekende hij er een contract voor vier en een half seizoen. Omdat Nicolás Frutos de hele terugronde geblesseerd bleef, moest hij er al meteen het gewicht van de aanval dragen. Tijdens een moeilijke start groeiden de twijfels, maar uiteindelijk zou hij nog negen doelpunten maken en er slechts één te kort komen om topschutter van de Jupiler Pro League te worden. Aan de landstitel kon hij zijn nieuwe club in zijn eerste vijf maanden niet helpen: Standard won de strijd in twee testwedstrijden. Nipt.

“De laatste weken was ik niet meer fris”, zegt De Sutter. “Dat kwam ook omdat na een kruisbandoperatie en een inactiviteit van bijna een halfjaar mijn fysieke basis niet groot genoeg was voor zo’n lang seizoen. Over mijn integratie bij Anderlecht was ik vrij tevreden, maar omdat we naast de titel grepen, ging ik toch met een negatief gevoel de vakantie in. De eerste drie à vier dagen ben ik zelfs niet buitengekomen. Zo groot was de ontgoocheling.

“Daarna ben ik met vrienden voor een weekje naar de Pyreneeën vertrokken om daar onder meer de Col du Soulor, de Col d’Aubisque en Luz Ardiden te beklimmen. In een korte vakantie na een lang seizoen is het belangrijkste dat je helemaal je hoofd leeg kunt maken. Ik kwam echt terug met het gevoel: nu kan ik er weer tegenaan.

“In de voorbereiding ben ik met Wasilewski en Polák vaak nog extra gaan lopen. We moesten er al heel snel staan en dan is het voor jongens als wij moeilijk om meteen die conditionele inhoud te verwerven die de hartslag naar beneden haalt, zorgt dat je minder snel moe wordt en het risico op spierblessures verlaagt.”

Na drie speeldagen liet Ariël Jacobs je thuis voor de verplaatsing naar Zulte Waregem. Wat scheelde er?

“Ik was ontgoocheld, want ik voelde mij toen eigenlijk redelijk goed, maar ik twijfelde niet aan de goede bedoelingen van de trainer. Een spits moet constant scherp zijn en voor diepgang kunnen zorgen. Op dat moment was het bij mij misschien vooral het balletje bijhouden en meevoetballen. Tot dan was ik vanaf het begin van de voorbereiding in bijna alle wedstrijden gestart en dat waren er met de Europese confrontaties tegen Sivasspor en Lyon en de laatste oefenmatch tegen Genoa veel op een korte periode geweest. Ik ben bovendien iemand die meestal niet zuinig omspringt met zijn krachten, dus is het normaal dat je wel eens een terugval krijgt. Bij Anderlecht staan er dan anderen klaar.”

Je zat in september geregeld op de bank. Hoe beleefde je dat?

“Er zijn leukere momenten geweest natuurlijk. Je moet gewoon blijven werken en dan komt het wel terug. Wie mentaal sterk genoeg is, raakt weer in de flow. Ik ben realistisch. Als je dat niet bent, zul je een heel jaar tegen jezelf beginnen te voetballen. Ik stelde mij geen vragen, ik vreesde niet dat ik nooit meer een doelpunt zou maken. Soms mis je de mooiste kansen en soms schieten ze tegen je rug en gaat de bal binnen. Dat is het leven van een spits.

“De pers schrijft daar graag over en zoekt er ongelooflijke verhalen achter, maar af en toe een mindere periode doormaken behoort gewoon tot de realiteit van het voetbal. Niemand blijft heel het seizoen fris. Als middenvelder kun je dat iets gemakkelijker wegsteken door simpel te spelen, maar als spits word je er meteen op afgerekend.”

Besnik Hasi zei eind vorig seizoen in Sport/Voetbalmagazine dat als je fysiek een stap vooruit zal zetten, je nog belangrijker zal zijn voor de ploeg, omdat je dan ook scherper in duel en zuiverder in de balbehandeling zult worden.

“Dat is juist. Daarom ging ik in de voorbereiding ook extra lopen: om een grotere conditionele basis te krijgen en daardoor scherper te kunnen worden. Mijn lichaamsbouw is niet die van een marathonloper die pas begint te verzuren met 16 kilometer per uur zoals sommigen bij ons. Bij mij ligt dat een stuk lager.

“Ik maak vooruitgang, maar dat is geen kwestie van een paar weken. Wie pas na een parcours als het mijne bij een topploeg komt, moet nog veel leren, op training en in de wedstrijden. Dat is een werk van lange adem, besef ik. Ik weet van waar ik kom: drie en een half jaar geleden zat ik bij derdeklasser Torhout, nu speel ik voor de grootste club van België soms drie topmatchen per week.

“Toen we ons tegen Sivasspor kwalificeerden, wist ik dat het voor mij een enorm leerzaam jaar zou worden. Met minstens tot Nieuwjaar Europees voetbal en door de competitiehervorming ook nog eens extra toppers op het einde van het seizoen krijg ik de kans om daarmee mentaal en fysiek te leren omgaan.”

Minder ballen

Je rendement is ook afhankelijk van het functioneren van de ploeg. Voel je je in een spelsysteem met één centrumspits soms niet op een eilandje spelen?

“Als de ploeg in een mindere periode zit, is het als diepe spits vrij moeilijk spelen: dan komen de ballen niet altijd juist en sta je soms alleen tussen twee of drie man. Maar net daarvoor ben ik gehaald. Als wat groter en sterker type moet ik die bal dan toch proberen vast te houden.”

Mis je bij Anderlecht soms niet wat beweging rond jou, spelers met diepgang die over jou heen gaan?

“Lopende mensen zijn zeker belangrijk. Het is een feit dat Boussoufa de bal meestal in de voet wil en Suárez ook. Eigenlijk gaat alleen Legear diep. Met Lukaku is er nu nog iemand die de diepte zoekt.”

Is er voor jou niet meer bewegingsvrijheid in 4-4-2 met een explosieve spits als Romelu Lukaku naast jou dan in 4-3-3?

“We deden het zo voor het eerst tegen Charleroi en ik vond het leuk spelen. Ik stond niet constant met de rug naar doel, ik kon wat meer zwerven en zelf ook eens diep gaan. Maar beide systemen liggen mij.”

Lukaku scoort ook. Vermindert daardoor de druk op jou niet om voor doelpunten te zorgen.

“Zolang we winnen, is het voor mij totaal geen probleem dat ik niet scoor. Van mij mag eender wie scoren en topscorer worden. Maar als we niet winnen, staan ze natuurlijk klaar om op mij te schieten.”

In het begin van het seizoen speelde er met Matías Suárez een hangende spits in je rug in plaats van een centrale middenvelder, iemand met een actie, diepgang en scorend vermogen. Hoe vond je die combinatie?

“Dat ging prima. Links of rechts, we verdeelden het wat. Ook al scoorde ik misschien niet altijd, ik speelde toen goede wedstrijden. Hij was op dat moment super en scoorde geregeld, maar iedereen krijgt wel eens een terugval. Ook Boussoufa maakte al een mindere periode door.”

Anderlecht speelde al in veel verschillende veldbezettingen. Maakt dat het voor jou niet moeilijker?

“Het is telkens wat aanpassen, maar bij een topploeg moet je dat kunnen. De spelers kennen elkaar allemaal goed, eigenlijk zou dat niet echt een probleem mogen zijn. Het is wel zo: ik kan de ballen op het juiste moment en in de juiste ruimte vragen, maar als de ploeg minder draait of spelers minder fris zijn, zie je dat minder snel.”

Alle negen de doelpunten die je vorig seizoen in de terugronde voor Anderlecht maakte, kwamen tot stand na een loopactie, in één tijd en van binnen de zestien meter. Aan zeven ervan ging een flankvoorzet vooraf. Met een afstandstrap na een balaanname zoals bijvoorbeeld met Cercle Brugge op Charleroi vorig jaar scoorde Tom De Sutter nog niet voor Anderlecht. Wat concludeer je daaruit?

“Dat ik toch vrij nadrukkelijk aanwezig ben in de zestien meter. Als de ploeg draait en de flankvoorzetten er komen, is er meestal wel veel doelgevaar. Ik denk dat mijn sterkte is: aanwezig zijn in de zestien meter en de juiste momenten aanvoelen om in de ruimte te lopen. Dat ik nog niet scoorde met een trap na een balaaname komt omdat ik hier veel meer met de rug naar en dichter bij het doel speel. Het is moeilijker om mij te draaien. Als ik het doe, krijg ik meteen twee of zelfs drie man op mij. Ik trap nog wel eens vanop afstand, maar van hoe verder het gebeurt, hoe kleiner de kans dat de bal binnengaat, hè.”

Didier Frenay, gewezen profvoetballer en je makelaar, vindt dat je slimmer, efficiënter en egoïstischer moet worden.

“Oké, maar zelfs al ben ik het daarmee eens, dan nog is dat een proces dat zich op het veld moet afspelen. Feit is dat als ik iemand vrij voor doel zie staan, ik de bal altijd voor hem zal afleggen. Misschien kan ik wel iets egoïstischer worden en zo een goal of vijf meer maken op een seizoen, maar een Inzaghi zal ik nooit worden.”

‘Het is ook heel belangrijk dat Tom zelf overtuigd begint te raken van zijn kwaliteiten, want misschien was dat lang een probleem’, zei je vriend en gewezen ploegmaat Frederik Boi na vorig seizoen in Sport/Voetbalmagazine. ‘Glen De Boeck, Oleg Iachtchouk en vooral Besnik Hasi speelden daar bij Cercle Brugge een belangrijke rol in.’

“Misschien is dat deels wel zo. Ja, daar geef ik hem voor een stuk gelijk in. Ik ben eerder iemand die zal schrikken als plots veel ploegen in mij geïnteresseerd zijn, dan dat ik zal zeggen: ‘Ha, eindelijk!’ Waar ik de kans krijg, probeer ik te tonen dat ik het niveau aankan. Ik ben er wel van overtuigd dat ik altijd goals zal maken, maar ik denk nog altijd: ik moet vooral werken voor de ploeg, dan ben ik van het meeste nut. Besnik Hasi zegt soms dat ik meer een klootzakje moet worden. Maar als dat niet in je zit, raakt dat er ook moeilijk in. Ik vocht bijvoorbeeld nog nooit in mijn leven. Volgens mij ben ik iemand die het liefst bij iedereen goed aangeschreven staat.”

Waarom zou je bij Anderlecht geen spits kunnen zijn die vooral scherp is voor doel?

“Dat is ook een leerproces waar ik in zit. Het gaat er vooral om een goed evenwicht te vinden tussen bedrijvig zijn en een andere speelwijze aanleren. Als je altijd gewoon bent geweest om redelijk vrij te kunnen bewegen en mee te voetballen en op die manier tot bij Anderlecht bent geraakt, kun je dat niet allemaal achterwege laten en plots iemand anders worden. Dat vergt een aanpassing en ik vind dat het vrij goed lukt.

“Ik ben een spits die graag meevoetbalt. Bij Cercle Brugge bestond ons spel meer uit aanvalsgólven en daarbij liepen we door elkaar. Hier moet ik eigenlijk bijna constant centraal aanwezig zijn en daar de bal proberen bij te houden. Het is een positie in het centrum dicht bij het doel van de tegenstander en daar zit alles doorgaans dicht. Ik moet leren dat ik minder in het spel word betrokken en minder ballen raak. Daar moet ik in groeien. Het blijft wel belangrijk dat ik kan werken, want als een spits te veel tijd krijgt om na te denken, wordt de kans groter dat hij mist.”

Meer trainers

Volgens je vader doet op tijd en stond een trap onder je kont je goed. Hoe zit het met die individuele behoefte bij Anderlecht?

“Hier is dat minder nodig. Hier zorgen journalisten, concurrenten en supporters ervoor dat iedereen altijd gefocust is.” ( lacht)

Hoe is het om te leven onder een vergrootglas?

“Ik bekijk dat niet op die manier. Bij Cercle Brugge stond ik trouwens ook al redelijk veel in de belangstelling. Misschien is de druk hier groter, maar ik voel daar weinig van. Ik weet dat er hier 25.000 trainers in de tribunes zitten en ook nog eens 40 perslui die de waarheid in pacht hebben. Dat zijn er drie keer meer, maar voor mij maakt dat niet zo veel uit. Ik luister alleen maar naar de mensen die het beste met mij voor hebben en dat zijn in de eerste plaats mijn ouders, mijn vriendin en mijn vrienden.”

‘Ik stoor mij aan heel weinig mensen, eigenlijk alleen maar aan journalisten af en toe’, zei je begin dit jaar met een grijns in Sport/Voetbalmagazine. Nu je bij Anderlecht voetbalt, zal dat er wellicht niet veel op verbeterd zijn?

“Neen.” ( lacht)

Waarvan moeten we ons nog meer bewust worden?

“Ach, mij echt storen aan meningen van journalisten doe ik niet, hoor. Uiteindelijk zijn er ook nog zo veel andere me-ningen. Alleen worden vooral die van jullie ge-drukt, hè. ( lacht) Terwijl ik toch nog altijd de eerste schrijvende journalist die ooit op topniveau voetbalde, moet tegenkomen. Om echt te weten en te begrijpen wat het is, helpt het volgens mij nog altijd om het zelf op het veld te beleven en te voelen.”

Zou een spitsentrainer je van dienst kunnen zijn?

“Ja, waarom niet? Iemand die kleine tips geeft, kan veel helpen. Details zijn belangrijk voor een spits.”

Is de Premier League nog een doel?

“Het is een droom en een competitie die mij door mijn lichaamsbouw misschien wel zou liggen. Of ik ooit dat niveau kan halen, zal moeten blijken. Ik zet nooit te grote stappen. Ik moet nog veel leren en waar ik binnen drie of vier jaar zal staan, weet ik op dit moment niet.”

door christian vandenabeele beelden: jelle vermeersch

“Hasi zegt dat ik meer een klootzakje moet worden. Maar als dat niet in je zit, raakt dat er moeilijk in.”

“Mijn sterkte is: aanwezig zijn in de zestien meter en de juiste momenten aanvoelen om in de ruimte te lopen.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content