Fredrik Stenman, de nieuwe linksachter van Club Brugge, is afkomstig van een gehucht in de bossen van Midden-Zweden. ‘Kijk om je heen,’ zegt hij, ‘wat moet je hier doen?’ Houthakken, vissen vangen en ’s winters ijshockey spelen. Maar voetballen?

Zijn laatste sms laat weinig aan de verbeelding over: Hi, its not easy to find the way to my home, its in the woods, but just give me a call when you are getting close and I will help you, greetz fredrik. Hij pikt ons op aan de kerk van Munktorp, een dorp van niet eens vijfhonderd inwoners in de regio Västmanland, en op de weg naar het gehucht Stenby houdt hij even halt bij zijn eerste club, de vierdeklasser Munktorps BK. Christer Jansson, een van zijn vroegere coaches, is er training aan het geven en komt erbij om enkele woorden te wisselen. ” Fredrik was dertien toen hij voor het eerst met mij trainde”, zegt hij. “Twee jaar later vertrok hij al naar Västerås, een kilometer of dertig verderop. Hij speelde op het middenveld, was leergierig en ambitieus en pushte iedereen om het beste van zichzelf te geven. Volgens mij dacht hij er in die tijd al aan om prof te worden.”

Dat is begonnen na de derde plaats van Zweden op het wereldkampioenschap voetbal van 1994 in de Verenigde Staten, verduidelijkt Fredrik. “Nu nog zijn al die spelers de grootste helden van het land. Ik was elf en na wat ik toen op televisie zag en beleefde, wist ik: dat wil ik ook proberen.”

Het was in zijn jeugdjaren niet altijd even prettig om in zijn team te spelen, bedenkt hij. “Zeker niet voor wie niet tot het uiterste ging. Want ik wilde koste wat het kost winnen en als ik niet won, ging ik vaak helemaal uit mijn dak. Vroeger kende ik daar echt problemen mee. Ik durfde zelfs met dingen te gooien. Maar nu kan ik dat al veel beter controleren. Het gebeurt zelden dat ik nog een bal wegtrap.”

In 2013 viert Munktorps BK zijn honderdjarig bestaan en tot op heden is Fredrik Stenman (28) nog altijd de enige van hier afkomstige profvoetballer. “Als het weer het toeliet, kwam ik met de fiets naar de training”, vertelt hij. “Van bij ons thuis is dat vier à vijf kilometer ver.”

Onderweg wijst hij ons in de verte op de vroegere boerderij van zijn grootvader. “Ik hielp hier als kind vaak met mijn vader. Tien à vijftien jaar geleden verkocht hij alles. Hij is 66 nu en eigenlijk met pensioen, maar werkt nog altijd als graafmachinist.”

“Thuis!” In een bosrijke omgeving valt de wagen stil voor een mooi houten huis. “Hier woonde ik altijd.” Zelf resideert hij momenteel in het kleine, gerenoveerde huisje dat erachter ligt. “Dat is groot genoeg voor die vier weken op een jaar dat ik er ben.” Ertussen passeren we een metalen garagebox waarin zijn quad achter slot en grendel staat.

Hij neemt ons mee naar het terras van zijn ouders. “Want mijn ijskast is leeg”, lacht hij. “Ik kom híér elke dag eten.” In de tuin trekt een houten voetbalmuurtje de aandacht. Als kind oefende hij er spontaan zijn traptechniek en zijn handelingssnelheid tegen. “Mijn vader vond dat hier ergens in de buurt en bracht het mee. Ik was een jaar of zeven, denk ik, en liep over van energie. Mijn vader dacht: terwijl hij daarmee bezig is, doet hij geen gevaarlijke dingen.” Het staat er nog altijd. “Voor mijn neefjes.” De kinderen van zijn zussen.

Het gebeurde wel eens dat zijn vader ‘in doel stond’, vertelt hij. “En dan zei hij steeds dat ik met links moest schieten. Zo ben ik blijkbaar linksbenig geworden. Want volgens hem was ik in mijn eerste jaren van nature rechtsbenig, zoals ik nu trouwens nog altijd rechtshandig ben. Mijn rechterbeen gebruik ik ook niet alleen maar om op de bus te stappen. Ik kan er eveneens behoorlijk mee voetballen, desnoods als rechtsback.”

Stenby

Het is stil in Stenby. Veel mensen kunnen er niet wonen. “Nou, je kunt ze zelf tellen. Zes, zeven huizen.” Hij lacht. “Hier ben ik dus geboren en ik kan niet ontkennen dat hier niet veel gebeurt. Kijk om je heen: wat moet je hier doen?” Zijn twee zussen zijn respectievelijk tien en veertien jaar ouder en waren snel het huis uit. Gelukkig woonden er toen in de buurt nog wat kinderen. “We visten heel vaak en bij de juiste temperatuur speelden we hockey op het meertje hier niet ver vandaan.”

Maar toch. Köping, de dichtstbijzijnde stad, is tien kilometer ver. Hij glundert alweer. “Kan je je dat voorstellen zonder rijbewijs? Dat was wel een moeilijke periode, moet ik toegeven. Gelukkig kocht mijn vader voor mij al een bromfiets toen ik twaalf was. En toen ik veertien was, reed ik al eens met de wagen, maar niet op straat natuurlijk.”

Op het terras serveert moeder koffie met zelfgebakken müslikoek en gaat daarna binnen op zoek naar enkele jeugdfoto’s van haar jongste. “Het probleem is dat we er zo véél hebben”, zegt Fredrik. “Maar ik vertrouw op mijn moeder dat ze er wel enkele geschikte zal vinden, want net als ik geeft ze nooit op. Zelf groeide ze ook op een boerderij op en gedurende meer dan veertig jaar werkte ze met oudere gehandicapte mensen zonder één dag ziek te zijn.”

Van klein af was Fredrik ‘een winnaar’, vernemen we. Zijn moeder vertelt nog altijd graag het verhaal van toen ze hem wou proberen te leren schaatsen, weet hij. “Ik was vijf of zes jaar en ik riep ‘ik kan het al, ik kan het al!’, maar het ging mis en ik werd helemaal gek. Met het skieën was het net zo. Zelfs nu nog: als ik een nieuwe sport doe, wil ik meteen de beste zijn. Ik verwacht veel van mezelf, misschien soms te veel. Als het dan niet lukt, kan ik heel chagrijnig worden. Zo is het ook altijd al in het voetbal geweest.

“Ik ben iemand die eerst naar zichzelf kijkt en zich afvraagt: wat had ik beter kunnen doen? Na een nederlaag zal ik niet de kleedkamer binnenkomen en iemand op een fout wijzen of beginnen uit te schelden. Maar als de dingen niet goed gaan, kan ik wel opstaan en zeggen: ‘Dit kan niet, we moeten iets anders doen.’ Dat gaat dan om ambities. Iedereen in de selectie moet vóór de kar staan. Als er een paar achter de kar staan, is er een probleem. Maar de trainer bepaalt, de spelers mogen nooit bepalen.” Bij FC Groningen was hij niet toevallig twee jaar viceaanvoerder. “Dat kwam door wat ik daar op en naast het veld liet zien, denk ik: mij altijd honderd procent geven op training en in de wedstrijden én altijd vriendelijk blijven tegenover de supporters. Ik eis veel van mijn medespelers en ik hou van medespelers die veel van mij eisen.”

Moeder brengt enkele jeugdfoto’s. Op een ervan draagt hij een shirt van Barcelona. “Een van Ronald Koeman“, zegt hij. “Ik heb het nog altijd. Het beeld is genomen op vakantie in Majorca tijdens het WK van 1994. De eerste wedstrijden zagen we thuis en de rest ginder. Onvergetelijk. Helaas was ik nog te jong om een biertje te drinken. ( lacht) De impact van die derde plaats van Zweden was enorm. Als je voorheen met vrienden voetbalde, was je misschien Maradona of Beckenbauer. Erna was je Thomas Ravelli, Klas Ingesson, Kennet Andersson, Stefan Schwarz, Tomas Brolin of Martin Dahlin. Ineens kreeg ik in eigen land goede voorbeelden en vooral het verhaal van Klas Ingesson dat ik in de krant las, gaf mij een impuls. Hij was ook op het platteland opgegroeid en ik dacht: als hij het kan, waarom ik niet?”

Plots zou het snel gaan. Vier jaar later vertrekt Stenman naar de tweedeklasser Västerås SK en debuteert daar al op zijn zestiende in het eerste elftal. Waarna eersteklasser IF Elfsborg hem aantrekt en omschoolt tot linksback. Na twee seizoenen verhuist hij naar Djurgårdens IF en wint daar twee keer de beker en de landstitel. Fredrik Stenman is pas 22 als hij met Bayer Leverkusen al in de Bundesliga speelt en opgenomen wordt in de Zweedse selectie voor het WK 2006 in Duitsland.

Vanaf het WK 1994 raakte hij almaar meer gefocust op voetbal, merkten ze ook op school in Köping. Zijn ouders kregen het daar van de leraars te horen. “Zeker vanaf het moment dat ik naar Västerås ging en vroegtijdig uit de les vertrok om de trein te nemen om op tijd op de training te raken. Dan zei ik om twintig over twee tegen de leerkracht: ‘Ik ben weg, want ik wil profvoetballer worden en daarvoor moet je veel trainen.’ Als ik die man nu tegenkom, is het leuk voor mij maar niet voor hem. Het laatste halfjaar stopte ik gewoon met mijn studie.”

Zijn ouders zijn niet verrast dat er uit hun zoon een beroepsvoetballer groeide, maar ze zijn zo ongeveer de enigen, beweren ze. “Iedereen in de buurt hier vindt het een beetje raar dat ik zo veel succes ken”, weet Fredrik. “Ze begrijpen niet dat ik zonder voetbal-DNA het hoogste niveau kon bereiken. Ik bedoel: niemand in mijn familie voetbalde ooit en niemand in Munktorp en omstreken schopte het ooit tot voetbalprof.

“Bovendien is dat hier een streek waar je nooit mag denken dat je iets bent. Bij Djurgården kwam ik wat veel in de media en misschien vonden mensen het irritant dat het zo goed ging met mij.” Hij is geen typische Zweed, vindt hij van zichzelf. “Ik ben wel blond, maar ik vind niet dat je mij een typische Zweed kunt noemen, want die zijn niet zo open als ik. Eigenlijk werkte ik hier altijd met tegenwind. Tot een maand geleden. Toen benoemden ze mij plots tot ambassadeur van de streek.”

Maar waarom slaagde hij ondanks alles toch?

“Het is een interessante vraag, maar ik moet je het antwoord schuldig blijven. Ik kan alleen zeggen dat ik al heel mijn leven keihard train om profvoetballer te worden en voor het Zweedse nationale elftal te spelen en dat het zonder de steun van mijn ouders niet was gelukt.”

Sint-Michiels

Meer dan een uur zitten we al op het terras van de Stenmans in Stenby en de stilte rond ons werd al die tijd alleen doorbroken door een vogel die zijn avondlied zingt. “Hier neem ik mijn rust”, zegt Fredrik met de glimlach. “Dit is mijn thuis in de zomer.”

Tien jaar is hij er ondertussen al weg en inmiddels is hij iets anders gewoon. “Ik woonde twee jaar in een geweldige wereldstad als Stockholm; Leverkusen ligt tussen Keulen en Düsseldorf; en in mijn tijd bij Groningen ging ik bijvoorbeeld weleens naar Antwerpen. Ik hou van shoppen, mode en kledij.”

De kans dat hij zich ooit nog permanent in Stenby zal vestigen, lijkt niet groot. Maar alvorens hij naar Zweden terugkeert, wil hij eerst nog in de Champions League spelen. “Vorig seizoen ging het bij Groningen heel goed en stond ik in het Elftal van het Jaar van Voetbal International“, vertelt hij onderweg naar onze wagen aan de kerk van Munktorp. “Bij Club Brugge wil ik nog beter doen.”

Op 25 juni wordt hij er verwacht, daags na de midzomernacht. Onderdak vonden hij en zijn verloofde al in Sint-Michiels. “We wilden eerst rondkijken in Knokke, maar kozen uiteindelijk voor iets dichter bij het stadion: een fantastisch appartement met ervoor een vijver waar ik kan vissen.” ( lacht)

DOOR CHRISTIAN VANDENABEELE – BEELDEN: GF

“Iedereen in de buurt hier vindt het een beetje raar dat ik zo veel succes ken.”

“Eigenlijk werkte ik hier altijd met tegenwind.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content