Maandag, een dag na de klassieker in het Constant Vanden Stockstadion, werd Ruud Vormer 27 jaar, maar vieren doet hij pas na het seizoen. ‘Ruudje’ over zijn maidenjaar in Brugge.

Buiten geselt de wind bomen, oefenterreinen en wandelaars, maar in het hoofd van Ruud Vormer schijnt de zon. Het is een paar dagen na de nederlaag tegen Standard, maar hij heeft ook goed nieuws gekregen. Morgen, precies een week nadat hij tegen Sporting Charleroi met een kuitspierblessure naar de kant moest, mag hij opnieuw met de groep trainen. “Sneller dan verwacht.”

Een zucht. “Ik ben heel weinig geblesseerd, gelukkig maar, maar het was een slecht moment. In volle play-offs, 0-1 tegen Charleroi en iedere stap die pijn deed. Ik had het er enorm moeilijk mee om aan de rust tegen de trainer te zeggen dat ik last had. Gelukkig zei hij: ‘Oké, stop maar.’ Anders was ik gewoon doorgegaan, met de kans op een scheur. Dan was ik nog verder van huis. En dan die match in Standard op televisie moeten volgen… Gelukkig heb ik dat nog maar weinig moeten meemaken. Totaal anders dan wanneer je zelf op het veld staat. Ik zat lekker op mijn bankje, maar was veel zenuwachtiger dan anders, dat voelde ik ’s morgens op de club al.”

Op het einde van het gesprek wordt hij even door zijn zenuwen verraden. “Wat denk je? Wie wordt kampioen? Wat zegt je gevoel? Ach, ik merk gewoon dat ik er meer mee bezig ben dan anders. Dat heeft alles met die play-offs van jullie te maken. Onvoorspelbaar, al heeft het wel wat. Leuke wedstrijden om te spelen, maar anderzijds waren we nu al kampioen, met vier punten voorsprong op AA Gent en Anderlecht.”

Voor de bekerfinale hadden Vincent Mannaert en Bart Verhaeghe aan Michel Preud’homme gezegd dat het seizoen ook zonder bekerwinst al geslaagd was. Ga je daarmee akkoord?

Ruud Vormer: “Toen misschien wel. Bekerfinale en kwartfinale Europa League, dat was al mooi. Hadden ze mij dat vorig jaar op hetzelfde moment, toen ik bij Feyenoord op de bank zat, moeten zeggen, dan had ik onmiddellijk getekend. Nu wil je meer. Mijn seizoen is pas geslaagd als we straks ook de titel pakken.”

Je voetbalt voor het eerst voor de prijzen. Is dat anders?

“Dit is in ieder geval leuker dan bij een middenmoter spelen, ja, waar ik zelfs tegen de degradatie heb gevoetbald. Met AZ werden we in mijn eerste seizoen onder Louis van Gaal derde en speelden we de bekerfinale, maar toen kwam ik net kijken. Achttien, negentien jaar. Feyenoord probeerde ook voor de titel te gaan, maar als je niet in de ploeg staat… Niet te vergelijken met nu natuurlijk, die spanning, maar voor mij blijft dat hetzelfde. Ik vind druk totaal niet verlammend. Lekker op het veld stappen en ballen…”

Ook in Besiktas?

“Natuurlijk, daar doe je het als voetballer toch voor? Ik was er in het begin van het seizoen al met Feyenoord geweest voor de voorrondes van de Champions League: 3-1 verloren, toen hoorde je het publiek nóg meer. Ik heb nog nooit met knikkende knieën op het veld gestaan. Liever dat dan een wedstrijd moeten spelen terwijl er dertig mensen aan de kant staan, zoals vorig jaar met Jong Feyenoord. Daar word je echt niet vrolijk van, zo snel mogelijk vergeten.

“Met Club was het een schitterende avond. 1-3, dat doen niet veel ploegen ons na hoor. Alleen is het nog altijd balen dat we erna door Dnjepropetrovsk werden uitgeschakeld. Daar was ik toch een paar dagen niet goed van, anders speelden we nu nog tegen Napoli. De Oekraïners hadden minder individuele klasse dan Besiktas – Demba Ba, GökhanTöre… – maar waren vooral als team heel goed. Dat bewijst dat je als groep óók heel veel kan bereiken. Daar moeten we ons aan spiegelen. Als je als ploeg goed staat, dan kan je iedereen in de problemen brengen.”

Nederlandse belangstelling

Opvallend: bij je komst naar Brugge was je ervan overtuigd dat je zou spelen.

“Natuurlijk, anders was ik niet gekomen. Dan kon ik toch net zo goed bij Feyenoord blijven? Je gaat naar een club om te voetballen, niet om op een bankie te zitten.”

Waar komt dat zelfvertrouwen vandaan?

“Ik weet wat ik kan en wat ik bij Roda heb laten zien. Ik heb altijd in mezelf geloofd, ook bij Feyenoord. Ronald Koeman vond me trouwens ook goed, alleen zei hij dat Jordy Clasie, Tonny Vilhena en Lex Immers het beste middenveld vormden. Dan houdt het op, al ben ik er wel voor blijven gaan. De Kuip is mooi, zelfs fantastisch, maar je moet er wel kunnen voetballen. Dán is het leuk, in mijn situatie niet. En ik werd door iedereen aangesproken: ‘Waarom speel je niet?’ Niet leuk. Wat moet je antwoorden?”

Je wordt nog geregeld geïnterviewd door Nederlandse journalisten van het Algemeen Dagblad en Voetbal International. Zelfs zij vinden het verrassend dat je hier elke week speelt.

“Blijkbaar. (lacht) Maar ze volgen de Belgische competitie nu ook meer dan vroeger, toen ze dachten dat de Eredivisie sterker was. Hollanders, hé. (schatert) Ik moet toegeven dat ik me ook niet veel met de Belgische competitie bezighield. Anderlecht en Club Brugge kende ik natuurlijk wel, maar voor de rest? Neen, gaf mij maar de beelden van de Engelse, Spaanse en Duitse competitie.”

Van bankzitter bij Feyenoord tot basisspeler bij Club Brugge: ben je zelf verbaasd dat er voor jou in het laatste jaar zo veel veranderd is?

“Ongelofelijk, toch? Ik had wel het geluk dat Michel Preud’homme mij nog kende van mijn periode bij Roda. Hij zag in mij iets wat andere coaches blijkbaar niet zagen, dat ik niet alleen maar op de zes – als verdedigende middenvelder – kon spelen. Op de zes moet je meer de controle houden en daar is Timmy Simons ideaal voor. 38 jaar en van alle spelers in Europa de meeste minuten gemaakt: daar kan je alleen maar respect voor hebben.

“Voor ik tekende, had de trainer me gezegd dat hij me op de acht wilde zetten. Iets hoger, ook al had ik nog maar zelden op die positie gevoetbald. Dat heeft hij dus goed gezien. Verdedigen, lekker mee aanvallen, af en toe een goaltje meepikken. Ik voel me daar goed, je kan iets méér doen, al moet ik toegeven dat ik soms zelf ook nog verbaasd ben dat ik zo veel inhoud heb. Op de zes loop je niet zo veel, word je op fysiek vlak minder getest.”

In Kopenhagen, toen het aan de rust al 0-3 stond, spurtte je op het uur nog mee naar voren. Waarom, de koers was toch al gelopen?

“Als je op mijn positie de ruimte ziet, dan moet je gaan. En: 0-4 is toch leuker dan 0-3? (lacht) Ik heb nu zes keer gescoord, bij Roda ook ooit eens, maar dat moet volgend seizoen toch beter.”

Vind je het niet vreemd dat je pas dit seizoen, op je 26e, je beste positie hebt gevonden? Heb je dat zelf nooit aangegeven?

“Neen, want bij AZ speelde ik op de tien, tot Van Gaal me bij de selectie haalde en zei dat ik voortaan op de zes zou spelen. Wat moet je dan zeggen? ‘Neen.’ Bij Roda ben ik gewoon op die positie blijven staan, al speelde ik heel af en toe wat dieper.”

Van Gaal, Koeman, Preud’homme: zijn ze te vergelijken?

“Zonder te zeggen wie ik goed of slecht vond, vind ik dat je Van Gaal en Preud’homme wel met elkaar kunt vergelijken. Vooral dan voor de manier waarop ze een wedstrijd tactisch voorbereiden en met mensen omgaan. Ze staan heel dicht bij de spelers en zitten er elke dag bovenop. Koeman ziet ook wel alles, maar houdt zich er meer buiten en is iets afstandelijker.”

Je hebt al herhaaldelijk gezegd dat je veel vertrouwen van de technische staf krijgt. Heeft een zelfverzekerde Nederlander dat nog nodig?

“Iedereen toch? Zeker op het veld. Na een slechte of mindere wedstrijd loop je niet meteen over van het zelfvertrouwen, maar als je de volgende wedstrijd opnieuw wordt opgesteld, dan doet dat toch iets met je. En tactisch heb ik hier ook al veel bijgeleerd, vooral dan omdat ik op een andere positie speel.”

Maar ook omdat tactiek in onze competitie belangrijker is. Ploegen uit de rechterkolom komen in Brugge niet aanvallen.

“Toch niet zoals Heracles, dat zelfs ín de Kuip met drie aanvallers start. ‘Zwaar verloren, maar we hebben we lekker proberen te voetballen. Een leuke namiddag.’ Dat is in België anders, ja, de tegenstanders zakken veel sneller in. Volwassener voetbal, met veel minder ruimte. Bij Roda kon Davy De fauw als centrale verdediger rustig indribbelen, dat moet je hier niet proberen. Op dat vlak is dit een moeilijker competitie, maar wel mooi.”

Genieten met mate

Onlangs poseerde je voor de cover van een dagblad met een mes tussen je tanden en…

“… dezelfde avond verloren we met 2-0 in Kortrijk. Daar word je dan weleens op gepakt, ja, maar laat ze maar lullen. Ik vond het een leuk idee. Ze wilden me als strijder of krijger portretteren, wat ik ook wel ben.”

Doen ze daarmee je voetbalkwaliteiten niet te kort?

“Misschien wel, maar ik lig er niet van wakker van. Hier krijg ik meestal positieve reacties, dat wel, maar in Nederland ben ik in het verleden in het tv-programma Voetbal International ook nog afgemaakt, terwijl ik eerste in hun klassement stond. Ach, ik weet ook wel dat ik niet alles met een bal kan, die jongens uit Madrid en zo doen dat veel beter.”

Je dweepte als kind met Edgar Davids en niet met de echte balvirtuozen: waarom niet?

Davids had alles, vond ik. Hij kon goed voetballen, leverde altijd strijd en pikte zijn doelpuntjes mee. En: hij heeft toch bij een paar aardige clubs gespeeld. (kijkt naar Michiel, stagiair van de Arteveldehogeschool, die het gesprek bijwoont) En jij, vond jij Davids ook goed? Een echte pitbull, toch? Soms controversieel, ja, maar ik keek alleen naar het voetbal, niet naar het randgebeuren. Ja, van Davids kon ik genieten hoor.”

Wat vind je tot op vandaag hét moment van het seizoen?

“De 1-3 tegen Besiktas. Of neen, de bekerwinst. Mijn vader en mijn vriendin zaten in het stadion, moeder wilde de match liever op de televisie volgen. Wat een ontknoping. (blaast) Die 1-1 in de slotfase, na die zware match in Istanbul. Ik dacht meteen: hier gaan we, nóg eens dertig minuten voetballen. Maar dan schiet Rafa die bal alsnog binnen. Heel mooi. En een leuk feestje, al heb ik het rustig gehouden. Al die matchen die nog moesten komen. Niets gedronken, ik ben zelfs nog zelf naar Gent gereden.”

Vind je het niet jammer dat je geen tijd hebt om te genieten?

“Binnen tien jaar hebben we nog genoeg tijd. Het was mooi en fantastisch, maar ik ben niet helemaal los gegaan. Mochten we straks kampioen kunnen worden, dan…” (lacht)

Op het feestje in de Brugse binnenstad was José Izquierdo de vedette op het podium, ook in de kleedkamer?

“Iedereen heeft wel zijn dingetje. Maar die dansjes van José… Ik zie het mij niet doen, zo soepel ben ik niet. Ik begrijp het wel, die jongens komen uit een totaal andere wereld. Onlangs zei hij: ‘Bij mijn vorige clubs in Colombia was er geen tactiek, ik moest alleen voorin blijven.’ Hier moet hij ook meeverdedigen, goed in positie staan. Ach, we hebben een leuk team, niemand die zich eraan stoort dat er voor de match nog Zuid-Afrikaanse deuntjes worden gedraaid. Genieten. Geen André Hazes, neen. Zonde. Een keer een Andréetje, dát zou leuk zijn.” (lacht)

DOOR CHRIS TETAERT

“Je kan Van Gaal met Preud’homme vergelijken. Vooral dan voor de manier waarop ze een wedstrijd tactisch voorbereiden en met mensen omgaan.”

“Die dansjes van José Izquierdo… Ik zie het mij niet doen, zo soepel ben ik niet.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content