Exact vijftig jaar geleden, op 16 en 17 oktober 1964, wonnen Patrick Sercu (piste) en Gaston Roelants (3000 meter steeple) olympisch goud. Het verhaal van Tokio in twee ontmoetingen.

Japan, 27 mei 1959. The Japan Times, de Engelstalige kwaliteitskrant, opent paginabreed met Tokyo Gets ’64 Olympic Games. “De Japanse inwoners zullen bewijzen dat ze van sport houden en iedereen ter wereld respecteren. De Spelen zullen oost en west dichter bij elkaar brengen en een belangrijke bijdrage aan de wereldvrede leveren. Door deze toewijzing is de vijfde olympische ring een feit. De Spelen komen eindelijk naar Azië.”

Het is 10 oktober 1964, wanneer Yoshinori Sakai met de olympische vlam het stadion binnenloopt. De 19-jarige student is geboren in Miyoshi, een stad ten noordoosten van Hiroshima, op 6 augustus 1945, de dag dat de Enola Gay zijn geboortestad tot een schroothoop herleidde. Zijn intrede is een magisch moment voor de wereld, voor de Belgen zouden er nóg twee volgen.

ONTMOETING 1 Patrick Sercu (Izegem)

“Kijk”, zegt Patrick Sercu (70) terwijl hij in zijn bureau naar een papiertje aan de muur wijst. “Mijn allereerste contract bij Solo-Superia. Van 1 januari tot 31 december 1964: 100.000 frank (2500 euro, nvdr), in die tijd ongeveer de prijs van een autootje. Hadden ze bij het BOIC geweten dat ik een contract had, dan had ik zelfs niet mogen deelnemen, want de Spelen waren voorbehouden aan liefhebbers. Maar ze wisten het niet, hé… (lacht) Toen we terug in België waren en ik vertelde dat ik een vergunning wilde aanvragen om aan enkele zesdaagsen en pistemeetings bij de profs deel te nemen, dan had ik mijn medaille moeten teruggeven. Je moest een heel jaar amateur zijn. Dus heb ik gewacht tot… 2 januari.

Patrick Sercu, de zoon van ex-renner Albert, is net twintig jaar wanneer hij begin oktober 1964 op het vliegtuig richting Tokio stapt. “Een expeditie, met tussenstop in Anchorage, Alaska. Ik was al een keer met ‘de vlieger’ naar Italië geweest, maar Tokio was toch nog iets anders. We zijn langer dan een maand weg geweest en in die periode heb ik geen enkele keer naar huis gebeld. Veel te duur.

“Alle piste- en wegrenners verbleven in Hachioji, een dorp op zestig kilometer van de hoofdstad. Lekker eten, Europees én Japans-met-stokjes, maar wij beperkten ons tot wat we kenden. (lacht) We zaten in een splinternieuw gebouw. ‘Vree schone’ kamers, mét douche en ligbad, waar we met vier renners – onder wie Eddy Merckx – samen sliepen. En via de gang reden we rechtstreeks de wielerbaan op. Slechte piste, in de openlucht en in cement.” (zucht)

Het jaar ervoor, op de piste van Rocourt, is de Izegemnaar wereldkampioen geworden op de sprint, een discipline die hij… haat. “Niet omdat ik het niet kon, maar er gebeurde altijd wel iets. Veel te veel incidenten, nerveuze koersen. In Luik hebben ze Sergio Bianchetto gedeclasseerd omdat hij me in de balustrade had gereden, het jaar erna op het WK in Parijs was het weer ‘spel’, maar toen zei een Italiaanse baancommissaris me dat hij nog niet vergeten was wat er in Rocourt gebeurd was … Ik weigerde op dat WK toen zelfs om voor de derde en vierde plaats te sprinten, waardoor ik niet naar de Spelen had mogen gaan. Gelukkig heeft de voorzitter van de wielerbond er toen alles aan gedaan om mij toch te selecteren. Als tegenprestatie móést ik de sprint rijden, terwijl ik van plan was om alleen aan de 1000 meter met vliegende start deel te nemen. Een eerlijke discipline.”

Patrick Sercu wijst naar een telegram die naast zijn gouden medaille aan de muur hangt. Onze hartelijke gelukwensen voor de medaille die u heeft behaald. Het strekt ons land tot eer. Stop. Wij wensen u verder veel succes toe. Boudewijn Fabiola.

“Op de 1000 meter startte ik als favoriet. 27 coureurs, amper 200, 300 toeschouwers. Na de wedstrijd kreeg ik meteen mijn medaille, gevolgd door een kort interviewtje dat pas de dag erna in België werd getoond. Dat was het. Olympisch kampioen… Uniek, omdat je in die tijd maar een keer de kans had om deel te nemen, maar uiteindelijk was het vrij amateuristisch. Kun je je nu nog voorstellen dat je met een oude velo, waar je het hele jaar al mee gekoerst hebt, naar zo’n wedstrijd vertrekt?

“De Belgen die geselecteerd waren, moesten aan zo veel mogelijk disciplines deelnemen. Albert Van Vlierberghe, bijvoorbeeld, die op de weg de ploegentijdrit over honderd kilometer had gereden, stond ook aan de start van de 4000 meter ploegenachtervolging op de wielerbaan. Maar dat was geen pistier, hé… ‘We zijn er nu toch, spring maar op je fiets.’ We hadden wel een mecanicien mee, in tegenstelling tot sommige andere landen. Ik herinner me nog dat we van een training terugkeerden en in een van de andere badkamers een zwarte renner zagen zitten. Hij was met fiets en al in het ligbad gekropen. Kuisen, hé… (lacht)

“De dag erna, op de sprint, won ik gemakkelijk de eerste twee kwalificatierondes, maar in de kwartfinale was het weer miserie. Giovanni Pettenella, die ik op de 1000 meter had geklopt, reed mij van de piste, ik belandde op het plein. Niets gebeurd volgens de commissarissen.

“We moesten in Hachioji blijven tot na de wegrit, die ik ook graag had gereden. In de aanloop naar de Spelen won ik zelfs twee selectiewedstrijden, maar uiteindelijk ben ik niet gestart. Te veel kandidaten, voor de piste te weinig. Eddy Merckx was een maand ervoor in Sallanches wereldkampioen bij de liefhebbers geworden, maar voor hem was het parcours in Japan niet zwaar genoeg. Massasprint, gewonnen door Mario Zanin – een Italiaan die nooit carrière heeft gemaakt -, voor de Deen Kjell Rodian en Walter Godefroot.

“Na de wegrit zijn we met alle renners naar het olympisch dorp in Tokio vertrokken. Een paar mooie dagen beleefd, ons héél goed geamuseerd… (lacht) De stad bezocht, lekker gegeten en voor de eerste keer in mijn leven naar een soort cabaret geweest, vergelijkbaar met de Moulin Rouge. Het was de bedoeling dat we met z’n allen in de sluitingsceremonie mee zouden stappen, maar we waren te laat. De weg kwijt… (schatert) En na Tokio keerde de voltallige delegatie terug via Hongkong, waar we van het BOIC nog een paar dagen extra vakantie kregen.

“In Izegem werd ik op het stadhuis ontvangen, een paar dagen later werd ik in stoet door de stad gereden. Pa was enorm trots, ja, goede reclame voor de fietsenwinkel ook. Zo lang ik maar won, was het voor vader goed. De jaren ervoor had ik al het prijzengeld van bij de nieuwelingen en junioren mogen opsparen. Want, zei hij: ‘Als je prof wordt, dan heb je een auto nodig.’ Ik had net iets te kort, vader heeft de rest – ongeveer 10.000 frank (250 euro, nvdr) – bijgepast, zodat ik een grote ‘Amerikaander’ kon kopen. Aan de Spelen heb ik financieel niets overgehouden – alleen bekendheid – al mochten we van het BOIC wel ons kostuum houden.” (lacht)

ONTMOETING 2 Gaston Roelants (Meldert)

“Ik had het geluk dat de Spelen pas in oktober georganiseerd werden, want door een beenvliesontsteking had ik gedurende twaalf weken amper getraind”, lacht Gaston Roelants (77). Hij zet de computer uit. “Ik heb net een bericht gestuurd naar Bob Schul, winnaar van de 5000 meter in Tokio, die vandaag 77 jaar geworden is.” Een leeftijdsgenoot van Roelants, nog altijd kwiek en monter, gekleed in trainingsbroek en een shirtje van het Belgian Olympic Team.

De drie rekken in zijn bureau zijn volgestouwd met medailles, foto’s, sportboeken en prullaria, waaronder een paar spikes van Puma. Een anekdote. “Toen ik in 1962 in Belgrado voor het eerst Europees kampioen werd, betaalde ik mijn materiaal – toen van Puma – nog zelf. Op een dag werd ik door Joseph Mostert, ex-wereldrecordhouder op de 880 yards en in België de grote baas van Adidas, benaderd. Ik kon een paar spikes en gewone loopsloefen krijgen, plus twee trainingspakken, een paar T-shirts, een nieuwe tas. Een mooi voorstel, maar een paar weken erna werd ik ook door de vertegenwoordiger van Puma opgebeld. Alsof ze het van elkaar geroken hadden… (lacht)

“Ik kreeg van de twee firma’s spikes om uit te proberen en toen ik op het BK van 1963 beide voyageurs zag staan, ben ik op twee verschillende schoenen Belgisch kampioen geworden. Maar ik had eigenlijk al beslist dat ik voor Puma zou kiezen, ook daarom had ik die Adidasschoen aan mijn linkervoet gedaan, de voet die in de waterbak altijd in de modder belandde. (lacht) Toen we naar Tokio vertrokken, stond Mostert mij aan de trap van het vliegtuig op te wachten. Hij wees naar zijn binnenzak, waarin een dik pak briefjes van 1000 frank zat. ‘Gaston, als je de finale met Adidas loopt, dan is dit geld voor jou.’ Niet gedaan, ook al hadden we geen geschreven overeenkomst, maar een handdruk was voor mij meer waard dan een contract. En jaren erna mocht ik voor Puma wereldwijd public relations doen. Een wereldjob.”

Hij kijkt naar de tuin en naar de uitgestrekte velden. Hier, klinkt het, legde hij de basis voor zijn carrière. “Altijd te voet naar school, later met de fiets naar Leuven. En úren op de knieën gezeten in onze bietenvelden. Zaadjes planten… We dankten de lieve heer als het geregend had, want dan was de grond zacht en mals en moesten we geen vodden rond onze knieën binden. En vader was streng hoor. ‘Verder doen tot het werk af is. ‘”

Roelants draaft in snel tempo door zijn leven. Afgestudeerd als A2 elektronica, avondschool B1 gevolgd, dienstplicht, een tijdlang gewerkt bij een firma die liften en roltrappen installeerde, een job bij de gerechtelijke politie. “Een jaar voor de Spelen in Tokio ging ik aan de slag bij Fourcroy, een groothandel in wijnen en likeuren, waar ik alleen ’s avonds beschikbaar moest zijn. Maar er was wel een groot probleem: de meeste crossen werden toen gesponsord door Martini, terwijl wij Gancia promootten. Tegen organisatoren zei ik: ‘Ik wil wel deelnemen, maar alleen als wij Gancia mogen leveren.’ En de meeste Belgische crossen veranderden… (lacht)

Roelants schitterde in het veld, op de weg én op de piste. Een allrounder, die op de Olympische Spelen in Rome vierde was geworden, in Belgrado de eerste Belgische Europees kampioen werd en in 1963 het wereldrecord op de steeple scherper zette. En toch: de vraagtekens waren groot in de zomer van 1964. “Ik had een beenvliesontsteking, looptrainingen waren uitgesloten. Om in conditie te blijven, kreeg ik een alternatief programma. Zittend schaduwboksen, een uur onder een fiets liggen en de pedalen met de armen bewegen, of met een kano van Leuven naar Mechelen varen. Enorm lastig. En in mijn geval nog gevaarlijk ook, want ik kon niet zwemmen. (lacht)

“Op een bepaald moment woog ik nog 52 kilogram, alleen was het tot op het laatste moment afwachten of ik wel zou kunnen lopen. Een paar dagen voor ons vertrek liep ik op de piste van het sportkot twee keer een 400 meter, in Tokio voegde ik daar nog een 1500 steeple en een 5000 meter aan toe. Ik besefte dat ik in superconditie was en technisch was ik sowieso al de beste. De anderen zetten hun been op de balken, ik ging er als een hordeloper over. De knipmestechniek! Met mijn aanvalsbeen kon ik een stukje van 25 centiemen wegtikken, het bijtrekbeen raakte moeiteloos een luciferdoosje. Dikwijls weddenschappen mee gewonnen hoor. (lacht)

Tijdens de schiftingen in Tokio moet Roelants vrede nemen met een tweede plaats – achter de Rus Adolfas Alekseunas -, na 25 opeenvolgende overwinningen zijn eerste nederlaag sinds augustus 1961. “De concurrenten dachten: ‘Roelants is niet goed, we hebben een kans.’ Maar ik was niet voluit gegaan. Zand in de ogen strooien…”

Op de dag van de finale (“17 oktober!”) slaat het noodlot toe, wanneer de Haspengouwer tijdens de laatste training met de bil de balk raakt. “Zo’n bult! (spant de vuist op) lk ben tot halfdrie met koude kompressen in bed blijven liggen. Na een korte opwarming in het stadion heb ik mijn verband losgemaakt. Óp het toilet, zodat niemand kon zien dan ik een blessure had. (lacht)

En toch staat er geen maat op Roelants, die de negen andere finalisten tot figuranten degradeert. “Mijn goede vriend, de Fransman Guy Texereau, wist dat hij kansloos was, maar als hij in tweede positie kon komen, dan zou hij even inhouden en roepen dat ik moest doorgaan.” Met de zon in zijn gezicht heeft Roelants nog een tijdje de indruk dat er iemand in zijn spoor volgt. Maar wanneer hij omkijkt, beseft de 27-jarige atleet dat hij aan het lopen is tegen… zijn schaduw.

“Mijn trainer, Mon Vanden Eynde, had drie bordjes bij zich. Eentje met de letters TR – te rap -, een bord met TT – te traag – en nog een waar niets op stond, wat betekende dat mijn cadans goed was.” Vanden Eynde, de legendarische trainer die later ook nog Miel Puttemans (zilver op de 10.000 meter in München, 1972) en Ivo Van Damme (zilver op de 800 en 1500 meter in Montréal, 1976) naar olympische medailles zou stuwen. “Mon, die aan het sportkot in Leuven lesgaf, heeft altijd toegegeven dat hij van mij ‘de stiel’ heeft geleerd. Trouwens, toen we in 1962 begonnen samen te werken, was ik al Europees kampioen.”

Bij het ingaan van de laatste ronde heeft Roelants een voorsprong van om en bij de 25 meter, het eerste atletiekgoud sinds 1948 (Gaston Reiff, 5000 meter) kan België niet meer ontsnappen. Met 8.30.88 loopt hij een nieuw olympisch record, de Brit Maurice Herriott en Ivan Bieliaiev (Sovjet-Unie) mogen mee op het podium, waar de Haspengouwse boerenzoon de tranen amper kan bedwingen. “Olympisch kampioen! En het zou nog lang duren, hé… Tia Hellebaut in 2008, 44 jaar na Tokio.”

Op de receptie in de ambassade, waar prins Albert en prinses Paola ook aanwezig zijn, is de sfeer uitgelaten. “Ik kreeg er zelfs een ferme kus van Paola. (lacht) Een paar maanden geleden, toen ik Albert opnieuw ontmoette, heb ik hem de foto’s van die receptie getoond. Hij riep meteen Paola bij zich: ‘Kom eens kijken’, zei hij. ‘Toen waren we nog jong en mooi, hé…'”

DOOR CHRIS TETAERT – BEELDEN BELGAIMAGE

“In Tokio ben ik voor de eerste keer in mijn leven naar een soort cabaret geweest, vergelijkbaar met de Moulin Rouge.” Patrick Sercu

“Ik ben nog Belgisch kampioen op twee verschillende schoenen geworden. Puma aan de rechtervoet en Adidas links.” Gaston Roelants

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content