Peter t'Kint
Peter t'Kint Redacteur bij Sport/Voetbalmagazine

Reiziger door Luik. Op zoek naar de wortels van bondscoach Robert Waseige, een nakomertje.

Het gezin Waseige telde twee kinderen, Lucienne en Henri, toen het uit Luik wegtrok naar de Ardennen, naar Borgoumont, nabij Stavelot. Henri, bijgenaamd Riri, wordt 79 dit jaar. Zijn geheugen durft hem al wel eens in de steek te laten. Maar hij doet het verhaal, bijgestaan door zijn vrouw Gérardine, met wie hij 56 jaar getrouwd is. Gelukkig getrouwd. Ontroerend hoe het koppel nog steeds hand in hand over straat loopt. William, de jongste zoon van Robert Waseige, assisteert tijdens het gesprek, veeleer uit nieuwsgierigheid. Hij verneemt zaken over zijn vader en familie, die hij pas voor het eerst hoort.

Henri : “Mijn vader had last van astma, daarom die verhuis. We woonden in een groot huis. Van overal kwamen ze met bussen naar het sanatorium. Mijn moeder runde het restaurant.” Toen ze zwanger werd van Robert, keerde het gezin terug naar Vottem, nu een deelgemeente van Herstal. Vader – een militair – vond een job in de kazerne van Rocourt. Robert was een nakomertje, het leeftijdsverschil met Henri bedraagt zestien jaar.

Met Henri, Gérardine en William keren we terug naar de plaatsen die een rol speelden in hun leven. Eerst naar Vottem, naar de Rue Vicinal en de Rue de l’Emancipation. Het echtpaar poseert voor het huis waar Robert het levenslicht zag, kort voor de oorlog. Gérardine : “Nee, ik denk niet dat het gepland was. De baby is er zomaar gekomen.” Ze lachen.

Gérardine wijst haar ouderlijk huis aan – twee bakstenen verder. Op de achtergrond de velden waar zij als kind speelden. Aan de ene kant van de doodlopende straat, met allemaal kleine netje huisjes, een grasberm die twee wegen van elkaar scheidt. Henri : “Vroeger lag hier een spoor waarop de vicinal reed, een goederentrein. Wat verderop was een rangeerstation. Met de vicinal werden de omliggende gemeenten bevoorraad.” Gérardine : “Twee keer per dag passeerde die stoomtrein hier, om acht uur ’s ochtends en om zes uur ’s avonds.”

ottem is op het eerste gezicht een mooie gemeente, een beetje burgerlijk, en – vooral – zonder zware industrie. Henri : “Onze ouders waren niet sportief. Vader bekommerde zich om de duiven van iemand uit de stad. Hij had een zwaar leven : als hij thuis was, wilde hij graag rusten. Maar als het mooi weer was, kon je hem vinden op het talud voor ons huis. Daar zaten dan al de mensen van de straat samen, om met elkaar te babbelen.”

Gérardine : “Jullie vader is tijdens de oorlog nog naar Engeland geweest, keerde terug en werd dan afgevoerd naar Duitsland. Vandaar ging hij naar de kazerne van Rocourt, waar hij bijna heel zijn leven heeft gewerkt.”

Henri : “Vader was niet te streng, hij had maar weinig van een militair. Mijn vrouw woonde daar. O, heb ik u dat al verteld ? Ze kon mij niet ontsnappen.” Hij lacht smakelijk.

Hoe beleefden ze de oorlog ? Henri : “Ik werkte in de mijnen. Toen de Duitsers binnenvielen, werd ik opgeroepen voor de dienst. Ik had twee keuzes : in Duitsland gaan werken, of in Luik blijven en de mijn ingaan. Ik koos voor het laatste om dichter bij de familie te zijn.”

William : “Vertel eens de anekdote toen je gebombardeerd werd en het leven van mijn vader redde.”

Henri, tot zijn vrouw : “Vertel jij die maar”. Tot ons : “Zij is mijn geheugen.” Gérardine : “Op een bepaalde dag gingen ze wandelen met Robert in de koets, toen er plots Duitse vliegtuigen overvlogen. Die namen de hele straat onder vuur. Mijn man sleurde de kinderwagen opzij en bracht hem in veiligheid.”

Had de familie het moeilijk ? Gérardine : “Toch wel, de levensomstandigheden waren verre van ideaal. Een aantal essentiële zaken waren moeilijk verkrijgbaar.” Henri : “We hadden wel voedselbonnen. Een baby had recht op zoveel melk, zoveel voedsel. Op dat vlak was het niet mensonterend. Maar de grote mensen hadden het moeilijk, wij spaarden alles uit onze mond om het de baby zo goed mogelijk te maken.”

Hoe was het om als tieners plots nog geconfronteerd te worden met de zorg voor een kleine baby ? Henri : “Uitstekend. Ik had nog een oudere zus en vooral zij bekommerde zich om Robert. Wij hielden zo van hem dat we ervoor gevochten zouden hebben om hem te mogen verzorgen. We maakten vaak wandelingen, waarbij hij dan een hand gaf aan mijn zus en de andere aan mij. Zo trokken we door Vottem.”

Lucienne, genoemd naar vader Lucien, was de eerste die overleed. Kanker, amper 47 jaar. In 1978 overleed vader Waseige, vier jaar later hun moeder.

obert woonde niet graag in Vottem, lezen we in het boek van Jean-Pierre Delmotte. Henri : “Veel viel er niet te beleven. Er waren velden, ja, waar je kon voetballen, maar daar hield het mee op. Bovendien was het oorlog.” Gérardine : “Misschien heeft hij daar wel een slechte herinnering aan overgehouden.”

Echt gebombardeerd werd Vottem niet, de staalfabrieken lagen aan de andere kant van Luik. Henri : “Wel vlogen er nu en dan jagers over de stad en die mitrailleerden de boel. Er was een kazerne in de buurt, en een gendarmerie. Eén keer heb ik geluk gehad.”

Gérardine : “Mijn man moest ’s nachts werken en sliep overdag. Op een dag namen ze de kazerne onder vuur. Henri stond op en ging de schade opmeten. Toen hij terugkeerde, zag hij een groot gat in zijn bed. Inslag van een kogel.” Henri : “Als ik was blijven liggen, was ik dood geweest.”

Hoe was Robert als kind ? Gérardine : ” Bien.” Henri : ” Sage, braaf. Ik maakte ruzie met mijn zusje om hem te mogen bijhouden. Niet dat we hem verwenden. Toch niet materieel, daar hadden we de mogelijkheden niet voor, maar wel met aandacht en liefde. Dat zal hij je wel zeggen. Robert was ook heel intelligent, hij nam al snel deel aan de gesprekken van de volwassenen.”

Moeder werkte een tijdje in een winkel in de stad. Ze verkocht vis en gevogelte. Henri : “De winkel draaide goed, er kwam veel volk over de vloer. Robert heeft later nog gewerkt voor een verzekeringsfirma en als vertegenwoordiger van Puma. Ik denk dat hij dat meekreeg van zijn moeder, zij had een groot commercieel instinct.” Van zijn moeder erfde hij ook het karakter. Henri : “Robert lijkt heel erg op mama.”

Gérardine : “Toen hij een jaar of zes was, kreeg Robert een ongeluk. Een dronken man duwde hem van de tram toen hij op het punt stond uit te stappen. Robert viel pal op zijn hoofd. Of het ermee te maken had, hebben we nooit geweten, maar kort daarop werd een scheur in één van zijn nieren vastgesteld. Daarop heeft hij veel onderzoeken moeten ondergaan, veel moeten rusten ook. In die periode heeft hij veel gelezen.”

Sport in het algemeen en voetbal in het bijzonder stond niet hoog aangeschreven in de familie. Moeder oriënteerde haar zoon liever in de richting van cultuur en boeken, opera en theater. Henri : “Ons mama hield van cultuur. Een broer van mijn vader was helemaal gek van motoren en snelheid. Als oncle Leon met zijn vrienden vanuit Luik op bezoek kwam in de Ardennen, was dat altijd met de moto. Ik was daar niet zo zot van, Robert later evenmin. Voor ons volstond een fiets. En boeken.”

a de oorlog verhuisde de familie naar de wijk Saint-Walburge, dichter bij de stad, maar nog steeds als een citadel uittorend boven le centre. Is Vottem duidelijk nog een gemeente aan de rand van de Vurige Stede, nu symbolisch van de stad afgesneden door een rijksweg, dan is Saint-Walburge echt deel van Luik. Kleine, nette huisjes, geen arbeiderswoningen, maar evenmin grote luxe. Rijhuizen met een tuin. De rue Xhovement, een oude kasseihelling, eerste adres van het gezin, loopt steil naar beneden.

Daarna gaat het naar de rue des Tawes, waar Robert en zijn vrouw Aline na hun huwelijk gingen wonen en er hun drie zonen grootbrachten. William, peizend voor de deur : “Ik zou veel geld geven om hier nog eens binnen te mogen.”

Of ze weten wie de heilige Walburga was ? Ze kijken elkaar aan, het verhaal van de dochter van de Angelsaksische vorst Richard, die in het klooster trad en in Duitsland een carrière als abdis uitbouwde, is hen niet bekend.

De drie generaties Waseige gingen allemaal naar hetzelfde schooltje, intussen genoemd naar de Luikse verzetsstrijder Justin Bloom. De oudste generatie deed dat vanuit Vottem nog te voet via een sluipweg langs het kerkhof. De zonen van de bondscoach woonden dichterbij, om de hoek bijna.

Tegenover de school staat een kerk, maar pilaarbijters waren de Waseiges niet. Henri : “We zijn gedoopt, deden onze communie, maar naar de mis gingen onze ouders niet, en wij evenmin.”

Gérardine : “Op vraag van zijn vrouw, die protestante was, heeft Robert zich bekeerd tot het protestantisme. Zo is hij getrouwd en zo heeft hij ook zijn kinderen opgevoed.”

William : “Protestanten hebben geen Paus, de regels zijn minder strak. Of dat beter paste bij mijn vader, weet ik niet, ik denk dat hij het gewoon deed om mijn moeder te plezieren. Op school heb ik godsdienst gevolgd tot mijn twaalfde, maar in de humaniora koos ik voor de lessen moraal.”

obert koos voor voetbal, Henri voor rugby. “In het Parc Astrid in Luik gingen we elke dag trainen. Een club was er niet in de stad, de rugby-afdeling van Club Luik heb ik zelf nog opgericht. Ik was al 37 toen.”

William : “Ben je zo oud nog met rugby begonnen ?”

Gérardine : “Er was geen club in de stad, wat wil je ?”

William : “Ongelooflijk.”

Henri : “Met Gérardine ging ik wel turnen. In het rugby stuurde ik de scrum. Centrale man in de derde linie. Moest je kracht voor hebben.”

Gérardine : “Hij heeft nog rugby gespeeld tot zijn 43ste.”

Robert koos voor het voetbal. Henri : “Ik ging met hem naar de training en als mijn vader, wiens kazerne in de buurt lag, gedaan had, kwam hij langs het stadion om ons op te pikken. Met ons drieën keerden we dan naar huis terug, als een hechte familie. Nog steeds onderhouden we goede contacten. ( Vertederd) Robert is un gentil garçon, een lief jongetje.” Iedereen lacht. Henri : “Een lieve broer. Klinkt dat dan beter ?”

Met zijn vader volgde Henri ook de verrichtingen van het nakomertje op het veld. “We waren heel blij met wat we zagen, Robert die doorbrak in de eerste ploeg. Ik vond hem een uitstekend voetballer. Hard, beslist, maar correct, geen vuile speler die anderen blesseerde. Een linkspoot.”

Terwijl Robert zijn hele leven bij het voetbal bleef, ging Henri voor de stad werken, als jardinier, tuinman. Terwijl we terug naar de wagen stappen : “Ziet u hier langs de boulevard de la Sauvenière de bomen ? Die heb ik nog geplant. Helaas moeten ze straks allemaal verdwijnen.” Later kreeg hij een job in de stadsbibliotheek. “Heel fijn werk. Als de bel ging, kreeg je een lijstje met boeken en die moest je dan zoeken. Veel loopwerk.”

Vroeger zagen ze elkaar geregeld, de twee broers, maar de laatste jaren is het contact iets minder. Riri komt minder vaak buiten. Op het grote feest dat de zonen van Robert Waseige hun vader gaven voor zijn zestigste verjaardag, was het koppel niet aanwezig. Gérardine : “Ik had de dag voordien mijn zusje begraven, dan paste het niet om te feesten.”

Henri : “We zien hem nog zelden, hij is niet vaak thuis en heeft het ontzettend druk. Er is er maar eentje die te beklagen valt, en dat is Aline, zijn vrouw. Zij brengt lange dagen alleen door. Maar hij vergeet ons niet. Hij was al een keer of drie in Japan en telkens stuurde hij een kaartje. Dat vind ik wel mooi.”

as Robert populair bij de meisjes ? Henri kijkt Gérardine aan : ” Non, niet speciaal. De meisjes draaiden rond andere jongens uit de buurt. Het liefdesleven van Robert kan ik me niet zo goed herinneren.”

William : “Ze zijn getrouwd toen mijn vader twintig was en mijn moeder achttien. Ik denk dat ze elkaar toen al een paar jaar kenden.”

We rijden langs een kerkhof, waar arbeiders een muur bouwen. Riri, gevat : “Zo kan er niemand ontsnappen.” Humor zit in de familie. Even later, als de witte lijn op het asfalt wat kronkelt : “Die was precies ook niet nuchter.”

Henri : “Ons moeder hield ook van een grap, net als mijn vader. Dan zag je vaak bij ons aan tafel : als de ene een grap uithaalde, was de andere aan het denken. Over een tegenzet. Amusant. Robert was een jongetje dat makkelijk op te voeden was. Hij ging niet zo vaak weg, een kort tochtje naar de stad, of naar de cinema, dat was het.”

Gérardine : “Je had toen nog niet de ontspanningsmogelijkheden van nu. Geen discotheken. Ik weet nog dat we tijdens de Expo ’58 elke week naar Brussel gingen om de tentoonstelling te bezoeken.”

lij verrast waren ze bij het nieuws van zijn aanstelling tot bondscoach, bijna drie jaar geleden. Henri : “Ik hoop dat hij het nog lang mag blijven. Ik vond het mooi dat hij nog die kans kreeg. Het kwam er op een moment dat hij het zelf niet meer verwachtte.”

Praten de twee over voetbal ? Henri : “Zo weinig mogelijk. Dat moet hij al genoeg doen, denk ik. Als er zoveel mensen hun mening geven of hem vragen stellen, ga ik niet nog eens hetzelfde doen. Ik ga ook niet meer naar het stadion. Geef mij maar mijn tv. Ik wil hem niet voor de voeten lopen, of dat hij zegt : ben je daar nu weer ? We zijn eigenlijk gestopt met voetbal kijken toen Frédéric van Luik naar AA Gent trok.”

Maar een mening over de Rode Duivels heeft hij natuurlijk wel. ” Oui. Ik vind dat hij een goeie ploeg heeft. ( Lacht) Wat wilt u anders dat ik zeg ?”

William : “Als je vindt dat ze slecht is, mag je dat gerust zeggen. Je moet niet blind zijn omdat de bondscoach je broer is. Maar je hebt gelijk als je zegt dat ze niet slecht zijn.”

Henri : ” Pas mal, oui.” Hij begint er nu echt zin in te krijgen. “Welke vraag gaat u me nu stellen ?”

Wat is uw pronostiek ?

Henri : ” Un bon classement. Bij de eerste vier, vijf. Non ? William, waarom lach je ?”

William : “Ik wens hem hetzelfde, ik wil zelfs graag dat hij de wereldbeker wint. Maar ik denk dat we realistisch moeten zijn. Het zal niet makkelijk worden.”

Gérardine : “Neen, ik hoor op tv veel lof over de tegenstanders.”

Henri : “Wij zijn heel fier op hem. Zou u het niet zijn, met zo’n broer ?”

door Peter T’Kint,

“Mijn zus en ik zouden ervoor gevochten hebben om Robert als baby te mogen verzorgen.”

“Robert nam al snel deel aan de gesprekken van de volwassenen.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content