Vanavond wordt in het casino van Oostende de 54ste Gouden Schoen uitgereikt. Zal straks de beste winnen? Kroniek van de populairste schoen van ’t land.

Het begon eigenlijk allemaal kort na Wereldoorlog II, 60 jaar geleden. Eind 1947 zocht Charles Baete, vader van John Baete – hoofdredacteur van ons zusterblad Sport Foot Magazine – en medewerker van de krant Het Laatste Nieuws, naar een manier om de eindejaarsdagen creatief door te komen. Om zijn terugblik op het voorbije jaar een beetje aantrekkelijker te maken, koos Charles ervoor om een voetballer tot beste van het jaar uit te roepen. Die man kreeg dan van Charles een Oscar. Uiteindelijk kwam hij uit bij twee bepalende figuren: Torke Lem-brechts en Jules Henriet. Communautair een proper evenwicht. De ene voetbalde in Mechelen, de andere, uit Charleroi, was de eerste zebra in de trui van de nationale ploeg.

Jaar na jaar reikte Charles Baete zijn persoonlijke Oscar uit. Die kon naar een ploeg of een individu gaan. Pol Anoul, Jef Mermans en RikCoppens staan op zijn erelijst. Eind ’53 stapte Charles met een voorstel naar de krant: kon die voor de laureaat niet iets speciaals doen om de prijs nog meer uitstraling te geven? Er bijvoorbeeld een échte trofee van maken, met een heuse jury. En zo kwam het dat Rik Coppens in 1954 op voorspraak van een panel van 80 personen de eerste Gouden Schoen kreeg. Coppens zou later in interviews graag zeggen dat hij niet verrast was “omdat ik toch de beste was”.

Beste voetballer = beste Belg

Coppens had niet alleen een uitgesproken mening over zichzelf, maar ook over wie de prijs moest krijgen. “Zolang een aanvaller wint, ben ik tevreden. Of een doelman. Dat zijn de mannen die voor het spektakel zorgen.” Jan Mulder, ook spits, maar nooit winnaar, ging nog verder: “Als je het mij vraagt, getuigt een keeper van net zoveel armoede als een speler die slechts zestien wedstrijden in de basis staat.”

De Gouden Schoen heeft altijd tot doel gehad de beste voetballer van de Belgische competitie te willen bekronen. Lange tijd stond dat synoniem met de beste Belg. In 1975 doorbrak de Nederlander Johan Boskamp, inmiddels voor ons al een halve Belg, dat een eerste keer, een jaar later gevolgd door zijn landgenoot Robbie Rensenbrink, maar op de derde buitenlander, Pär Zetterberg, was het wachten tot in 1993. De bloeiperiode van de nationale ploeg in de jaren tachtig was daar allicht niet vreemd aan, maar ook het stemgedrag van heel wat mensen, bondsleiders en journalisten. Zij vonden dat je op een Belg moest stemmen.

De titel was belangrijk, maar het feestje moest je zelf bouwen. JanCeulemans getuigde naar aanleiding van 50 jaar Gouden Schoen over die periode: “De uitreiking was op maandag. Na de training ging je naar huis en kreeg je net als alle andere kandidaat-winnaars het bezoek van een journalist van Het Laatste Nieuws en een ploeg van de BRT. Samen was het wachten op een telefoontje met de uitslag. Had je gewonnen, dan werden er foto’s gemaakt en vertrok je met de wagen naar een chic restaurant in Brussel, op de Grote Markt ( La Maison du Cygne, nvdr). Daar zaten nog meer journalisten van de krant en een paar lezers. Dat was het. Vier jaar na mijn laatste Gouden Schoen zijn ze met de rechtstreekse tv-uitzendingen begonnen. Ik vind het jammer dat ik dat nooit heb mogen meemaken, ik had graag eens op dat podium gestaan.”

De club besliste of er wat speciaals gebeurde. Toen Paul Van Himst in 1965 voor de derde keer won, zorgde Anderlecht voor een feest en een privéopvoering van Holiday on Ice. Erwin Vandendaele kreeg zijn Gouden Schoen dan weer in chalet Rust Roest langs ’t Zuidervaartje, de thuisbasis van Club Brugge.

Opvallend: zelden ging de trofee naar een speler van Club. Jacques De Nolf, algemeen secretaris, zei daar in 2001 in de Krant van West-Vlaanderen het volgende over: “Onze spelers hebben het altijd moeilijk gehad om een hoofdrol te spelen in het referendum. Wij zijn collectiever ingesteld dan Anderlecht, dat het meer moet hebben van individuele kwaliteiten. Of wij moesten al over persoonlijkheden beschikken die ook bij de nationale ploeg een hoofdrol vertolkten. Plus: de Waalse journalisten kijken niet enkel naar de kwaliteiten van een speler, maar laten zich ook leiden door communautaire motieven. LorenzoStaelens is daarvan het beste voorbeeld. Bleef hij bij ons, won hij nooit de Gouden Schoen. Maar door zijn overstap naar Anderlecht kreeg hij ook een deel van de Waalse pers achter zich.”

Een naam als Gert Verheyen had zeker niet misstaan op de erelijst van de Gouden Schoen. Daarop ontbreken nog wel meer topnamen. Juan Lozano werd twee keer tweede (1981 en 1986) en een keer derde (1982). Luc Nilis twee keer derde (1990 en 1991). Morten Olsen, Preben Larsen, Jean-Pierre Papin, Ludo Coeck, Arie Haan, Walter Meeuws, Raoul Lambert, René Vandereycken, Marc Wilmots, het waren allemaal mooie laureaten geweest.

Lang ontbraken ook Afrikanen op de erelijst. Souleymane Oulare werd in 1999 tweede achter Branko Strupar, maar op de eerste Afrikaanse laureaat was het wachten op een symbolische verjaardag: de 50ste Gouden Schoen ging in 2003 naar Aruna Dindane. Was Dindane de beste Afrikaan ooit in België? Een van de betere wel, maar de beste?

Populariteit omhoog, kwaliteit omlaag

In 1990 kwam de uitreiking voor het eerst rechtstreeks op televisie. Franky Vander Elst won. Zijn populariteit schoot als een pijl de hoogte in. De Gouden Schoen werd een mediagebeuren en oversteeg het voetbalbelang. “Als het niet op tv komt, bestaat het niet”, getuigt Paul Van Himst over die evolutie. Met de populariteit nam ook de kritiek toe, zeker toen in 1994 Gilles De Bilde na amper zestien wedstrijden in de eerste klasse de trofee won. Eddy Snelders had het daarover in Knack: “De Gouden Schoen is in mijn ogen voor wie talent aan rendement koppelt. Een van de weinigen die niet op de erelijst thuishoren, is Gilles De Bilde. Intrinsiek wel, maar hij heeft zijn talent nooit in de praktijk omgezet.”

Vorig jaar koppelde een krant het begin van de neergang van de Gouden Schoen nog aan dat moment. Onzin natuurlijk. De breuklijn moet gesitueerd worden bij de omwenteling die het voetbal in de eerste helft van de jaren ’90 meemaakte: het Bosmanarrest gekoppeld aan de internationale ontwikkelingen op het vlak van televisierechten. Dat was nefast voor het Belgische bestel.

Niet dat Gouden Schoenen plots Houten Schoenen werden, maar het profiel veranderde. Vooral de nationaliteit. Steeds vaker won een buitenlander, negen keer in de voorbije veertien jaar. Eind ’98, niet toevallig in het jaar van het WK, bond Marc Wilmots, Belg in het buitenland, de kat de bel aan, gevolgd door Luc Nilis. Wilmots: “Het Bosmanarrest heeft het voetbal veranderd, dus zou eigenlijk ook het reglement van de Gouden Schoen moeten veranderen.”

Dat vond ook Marc Degryse naar aanleiding van de 50ste verjaardag: “Ik vind de Profvoetballer van het Jaar evenveel waard, misschien zelfs meer. Je wordt verkozen door je collega’s en beoordeeld op één vol seizoen, niet op twee helften die in wezen niks met mekaar te maken hebben. Ik vind de formule van de Gouden Schoen niet zo best, je kan ook stemmen op spelers die helemaal geen aanspraak maken op die titel en dat vind ik fout. Er zou een shortlist moeten komen.”

Zelfde formule

Vrij vaak kreeg de meest regelmatige de trofee. Timmy Simons, Aruna Dindane, Jan Koller en VincentKompany werden zo laureaat. Maar soms volstonden pieken van zes maanden. De vorige laureaat, Mbark Boussoufa, pakte in de eerste stemronde, toen hij nog voor AA Gent speelde, 251 punten. In de tweede ronde kreeg hij er als speler van Anderlecht amper 32. Nog opvallender was de verkiezing in 2001. Wesley Sonck kreeg toen in de eerste ronde vijf puntjes. Gert Verheyen zeven … Sonck vergaarde in de tweede ronde 242 punten, Verheyen 173 en zo werden ze alsnog een en twee. Is hun schoen minder waard? Absoluut niet. Het geeft alleen aan dat regelmaat, ook omwille van blessures, allerminst evident is.

Denkt de organiserende krant na over de formule? Stephan Keygnaert, rubriekleider voetbal: “Neen. We zien geen aanleiding om op korte termijn te sleutelen aan het reglement. Die spreiding over twee seizoenen is een formule die altijd voor- en tegenstanders zal hebben, ook bij de spelers. Noem het traditie, maar we houden vast aan deze formule. Vroeger werd wel eens hardop nagedacht over het feit of we Belgen die in het buitenland spelen, niet moesten opnemen bij de mogelijke winnaars. Uiteindelijk hebben we het niet gedaan, omdat je geen duidelijk zicht had op hun prestaties. Nu zendt Prime bij wijze van spreken elke wedstrijd van Kompany met Hamburg uit, maar destijds moest je toch vooral afgaan op commentaren van anderen. Dan belde je naar Kicker of Bild en vroeg je hoe het Sonck of Wilmots was vergaan. Dat is dan de mening van één waarnemer.”

Mag je Boussoufa een Gouden Schoentje noemen, zoals een krant vorig jaar deed? Snakken we niet allemaal naar een winnaar met een maatje meer? Keygnaert: “De trofee is een reflectie van de waarde van je competitie, we moeten daar niet flauw over doen. Als we een heel jaar schrijven dat het minder is, dat onze betere ploegen in het buitenland geen rol van betekenis spelen en dat de nationale ploeg niet presteert, moet je in januari niet roepen dat je een Gouden Schoen van Europees niveau hebt. Het zal een mooie winnaar zijn, straks, maar die nuance moet je in je achterhoofd houden.” S

door peter t’kint

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content