Als trainer en als speler legde de nieuwe trainer van Standard, nog steeds enorm populair in Roemenië, een atypisch parcours af. ‘Dat hij 40 jaar in een communistisch regime heeft geleefd, wis je niet zomaar uit.’

Al zijn hele leven weigert de Roemeen Laszlo Bölöni om platgetreden paden te volgen: als speler weigerde hij onder het regime van Ceaucescu om zich aan te sluiten bij de communistische partij en bij legerclub Steaua Boekaerest wilde hij geen militair uniform dragen. Hij behaalde ook een diploma van tandarts, een beroep dat hij zes jaar uitoefende, om zo min mogelijk afhankelijk te zijn van het regime. En hoewel hij in zijn sport voor zijn land een levende legende is, heeft hij nooit nagelaten om er uitdrukkelijk op te wijzen dat hij weliswaar de Roemeense nationaliteit heeft, maar eigenlijk Hongaarse roots heeft. “Toen we met Rennes een Europacupduel gingen spelen in Roemenië,” zegt Pierre Dréossi, de algemene manager van de Franse rood-zwarten, “stond ik ervan te kijken wat hij daar allemaal los maakt.” Ook Daniel Renders, die zijn trainer was bij Racing Jet, kan ervan meespreken. “Toen hij nog bij ons speelde, organiseerde hij eens een toernooi in Boekarest. Heel het stadion scandeerde er een halfuur lang zijn naam.”

Dat Bölöni in eigen land zo populair is, heeft hij te danken aan zijn lange carrière en zijn indrukwekkende palmares. In vier jaar bij Steaua Boekarest behaalde hij drie landstitels met als klap op de vuurpijl de Europacup 1. In de nog altijd niet vergeten finale tegen Barcelona in 1986, die eindigde op 0-0, stopte Steauadoelman Helmut Ducadam vier Catalaanse stafschoppen. Bölöni was ook de fiere aanvoerder van de nationale ploeg waarvoor hij 108 keer aantrad. Hij effende het pad voor de nog altijd meest succesrijke Roemeense generatie met als boegbeelden Dorinel Munteanu (134 caps), Gheorghe Hagi (125) en Gheor-ghe Popescu (115). En toch heeft hij met zijn land altijd een haat-liefdeverhouding gehad. Toen hij omwille van bewezen diensten van het communistische regime naar het Westen mocht, aarzelde hij dan ook geen seconde. “Door nog voor de revolutie van 1989 naar het Westen te gaan, opende hij voor ons de deuren”, zegt Mircea Rednic, die bij de nationale ploeg zijn kamergenoot was. Altijd heeft hij de Hongaarse minderheid verdedigd. In een interview met France Football sprak hij in 1999 zelfs over een etnische zuivering. Dat is hem niet in dank afgenomen. Net zomin als het feit dat hij uiteindelijk voor Standard heeft gekozen en daarbij een aanbod van Rapid Boekarest naast zich neerlegde. “De clubleiders van Rapid zegden daarop dat hij niet ernstig is”, vervolgt Rednic. “Voor wie hem kent, is dat een zware belediging. In Boekarest had hij meer kunnen verdienen, maar hij liet uiteindelijk het sportieve primeren, want met Standard kan hij de voorronde van de Champions League spelen.”

Gentleman

In december 1987 zette Steaua voor de toen 34-jarige Bölöni het licht op groen om te vertrekken nadat hij de club naar een kwartfinaleplaats in de Europacup voor landskampioenen had geloodst. “Maar grote clubs willen in de winter natuurlijk geen 34-jarige speler aantrekken”, herinnert hij zich. “Zo kwam ik bij Racing Jet terecht.” Daniel Renders: “Eigenlijk was Laszlo een soort advocaat tussen de arbeiders, maar hij blies niet hoog van de toren. Hij had de Europacup gewonnen, maar integreerde zich vlot. En hij liet de financiële problemen van de club niet aan zijn hart komen. Het was een echte gentleman. Ik was er zijn trainer, maar we waren even oud. En toch noemde hij me altijd ‘coach’ of ‘meneer Renders’. Hij zei niet veel, maar als hij sprak, dan had hij duidelijk over zijn woorden nagedacht.”

Bölöni bolde als speler nog uit bij de Franse tweedeklassers Créteil en Orléans en sneed dan het tweede luik van zijn carrière in het voetbal aan, dat van coach. Hij begon als jeugdtrainer in het befaamde opleidingscentrum van Nancy, waar hij naderhand Olivier Rouyer opvolgde aan het hoofd van de eerste ploeg. “Het is een man van principes”, zegt Bertrand Laquait, die op jeugdige leeftijd in Lotharingen acht jaar met hem samenwerkte. “Hij is een enorme werker. Toen we eens van een wedstrijd met de reserves terugkwamen, zat hij om drie uur ’s nachts nog aan zijn bureau.” Jean-Luc Ettori, die technisch directeur was bij Monaco toen de Roemeen er in 2006 als trainer aan de slag was, treedt hem bij: “Hij is een perfectionist, die perfect weet wat hij wil, en die echt op geen uur meer of minder kijkt. Wedstrijden en trainingen bereidt hij minutieus voor.”

Recept

Bij Nancy leverde hij goed werk door de club naar de eerste klasse te leiden en er het behoud te verzekeren. “En dat met een kern van al bij al vrij matige spelers”, zegt Lacquait. “Agressief spelen, fysiek tot het uiterste gaan en de tegenstander voortdurend het vuur aan de schenen leggen, dat was zijn recept.” Hij boekte daar zoveel succes mee dat het de Roemeense voetbalbond niet ontging. Bölöni werd in 2000 dan ook bondscoach. Hij bleef echter slechts zes maanden, juist genoeg om de ploeg op de rails te zetten voor een kwalificatie voor het WK 2002. “Hij was niet lang trainer van de nationale ploeg, maar hij was toch succesrijk”, zegt Rednic daarover. “Maar een meningsverschil en het feit dat hij een aantrekkelijke aanbieding had gekregen van Sporting Lissabon, bespoedigden zijn vertrek.” Ondertussen had hij na het afhaken van Hagi en Popescu wel voor nieuw bloed gezorgd. “Als bondscoach heb je een verantwoordelijkheid op lange termijn”, zegde hij toen hij vedetten als Dan Petrescu, Ionel Ganea, Iulian Filipescu en Constantin Galca aan de kant schoof. Hij vertrouwde de aanvoerdersband toe aan Cristian Chivu, die zich ondertussen ook bij Inter heeft ontpopt tot een echte leider.

Na twee jaar in Portugal keerde hij uiteindelijk naar zijn tweede vaderland, Frankrijk, terug, meer bepaald naar Rennes. “Hij heeft onze club echt geholpen om geleidelijk vooruitgang te boeken. Hij had dezelfde werkethiek als zijn voorganger, de Bosniër Vahid Halilhodzic“, vertelt Pierre Dréossi. Emmanuel Cueff, de voorzitter van Rennes, voegt eraan toe: “Toen hij twee spelers betrapte die op PlayStation aan het spelen waren, mochten die zich de volgende ochtend om zes uur melden voor een jogging. Hij heeft in een tijd geleefd, waarin jongeren zich niet mochten veroorloven wat ze vandaag allemaal doen, maar toch heeft hij altijd goed met de jeugd kunnen werken. Discipline is voor hem enorm belangrijk. Dat heeft natuurlijk te maken met het feit dat hij 40 jaar in een communistisch regime heeft geleefd. Dat wis je niet zomaar uit.” Ook Ettori beaamt dat: “Bij Monaco pakte de mayonaise niet omdat de spelers de discipline die hij verwacht, niet meer konden opbrengen.”

Dréossi besluit: “Volgens sommigen weegt hij te licht om het bij een grote club als coach te maken, maar bij Sporting Lissabon slaagde hij wel. Dat bewijst dat hij het wel kan.” S

door stéphane vande velde

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content