Peter t'Kint
Peter t'Kint Redacteur bij Sport/Voetbalmagazine

Al een paar keer afgeschreven, maar altijd weer teruggekeerd. Aan de vooravond van zijn 36ste verjaardag staat Yves Vanderhaeghe scherp. ‘De twijfel, of ik nu echt niet meer tegen een bal kon shotten, is weg.’

Lopen is een passie, ook de zijne. En dan weerhoudt zelfs een vervelende ontsteking ergens diep in de knie je niet van het aantrekken van de sloefen. Yves Vanderhaeghe wordt op 30 januari 36, maar is van een taai ras. Tijdens de wintervakantie liep hij elke dag vijf kwartier, negentig kilometer in totaal, schat hij. Het doet hem deugd, zegt hij. Conditie is zeer belangrijk, en als de basis hoog ligt, heb je met al de rest veel minder problemen.

Wat hij doet, is haast een marathontraining. Vanderhaeghe : “Als je dat een week of zes zou volhouden, loop je er eentje uit, ja. Het was een plezier, echt waar. Ik liep wel nooit alleen, sprak af met twee jongens, van 45 jaar. Gasten die voor hun plezier lopen. De ene liep al een paar marathons, de andere een keer de 100 kilometer van Torhout.”

Op dat moment onderbreekt Daniël Zitka lachend het gesprek. Hij houdt Vanderhaeghe een denkbeeldige microfoon voor : ‘Verlaat Yves Vanderhaeghe Anderlecht met een titel ?’ Betrokkene springt snel in : ‘Daniël, we hebben het hier wel over lopen hé. ‘ Zitka, alert : ‘Ah, gaat Yves Vanderhaeghe een atletiekafdeling oprichten ?’

Vanderhaeghe : “Ik ga dat later toch ook eens doen, een marathon. Ooit liep ik een dertien kilometer tegen gemiddeld 16,2. Ik weet niet of ik dat nog zou kunnen. Vroeger wel, dat moest hier ook. De Boeck, De Wilde, Staelens, Dheedene, Goor, Van Diemen… Niemand die zich gaf in dat parkske achter het stadion, met een helling die op het einde begon te wegen. Mijn kilootjes wogen door, maar je was wel fit !”

Met welk gevoel keerde hij terug uit La Manga ? Vanderhaeghe : “Een zeer goed. Goede, progressief opgebouwde trainingen die naarmate het einde in zicht kwam, steeds zwaarder werden. Inclusief die ene proef, een bergtocht in groepjes van drie. Wij wonnen. Fysiek hé, niet moeilijk ( grijnst). Met Hasi en Tioté hadden we daar de goeie groep voor. Het enige probleempje was dat Tioté niet met de fiets kon rijden. Elke groep kreeg één fiets en je moest die afwisselend gebruiken… We hebben geprobeerd hem heel goed het systeem van de versnellingen uit te leggen – tijdens de demonstratie raakte ik zelfs even van de weg af, waarna ik over de kop ging. Maar… Op het laatste zat hij er wat door, Tioté. Hij zei altijd dat hij geen pijn had, maar aan zijn gezicht was dat niet te zien. Het is een jongen die diep kan gaan.”

Is de onzekerheid die bij Yves Vanderhaeghe leefde vergelijkbaar met die van een jaar geleden, toen hij maar tegen het einde van de heenronde fit was en brandde van verlangen om wat te kunnen tonen ? Vanderhaeghe : “Nu heb ik niet echt twijfels. Zo zelfverzekerd ben ik nog steeds. Ik ben nog altijd heel degelijk, goed genoeg voor Anderlecht. Vorig jaar waren er meer twijfels, omdat ik in de heenronde maar één volledige wedstrijd speelde en op het einde een paar keer mocht invallen. Bij onze terugkeer raakte ik echter gediend door de blessure van Besnik. Daardoor kon ik na Nieuwjaar direct vertrekken voor wat later bleek een hele goeie terugronde en een behoorlijk najaar waarin ik op de laatste paar matchen na alles speelde. Vervolgens zag het er even naar uit dat ik niet meer zou terugkeren, maar misschien is dat inmiddels wat bijgesteld nu ze zien dat ik opnieuw fit ben. Ik heb op trainingskamp een en ander kunnen bewijzen. Misschien heb ik die ontsteking te lang zoveel mogelijk proberen te verbergen, omdat ik zo graag wilde spelen. Maar zelf voelde ik ook wel dat ik hier en daar iets te kort kwam.”

Was de combinatie van die ontsteking met het zware programma – nationale competitie, Champions League én interlands – niet iets te veel van het goeie ? Tot zijn verwijdering naar de bank, werd hem ondanks alle rotatie alleen op Brussels rust gegund. “Qua fysiek had ik nooit de indruk dat ik volledig dood aan een match begon. Misschien was er wel eentje bij waarin ik minder fris was, zoals tegen Moeskroen, maar als je een assist geeft en je doet je werk, wordt er niks over gezegd. En wanneer zijn we in de competitie de meeste punten beginnen verliezen ? Toen ik niet meedeed. Verloren op Westerlo én op Standard, twee matchen waarin ik er niet bij was. Al zal het daar wel niet aan liggen. Dat hoor je me ook niet zeggen.”

Het blijft wel een heel moeilijke rol, die van hem, in een vooral offensief denkend Anderlecht. Gemiddeld drie spitsen, wetende dat Christian Wilhelmsson defensief veel minder loopt dan toen hij hier aankwam. Terwijl de kwaliteiten van Bart Goor en Pär Zetterberg ook vooral in het offensieve liggen. Vanderhaeghe : “Toch kun je dat heel goed invullen, op voorwaarde dat de verdediging niet te laag speelt. Daar lag volgens mij het probleem. Spitsen en een middenveld dat hoog wilde spelen, terwijl de verdediging laag speelde. Daarin moeten we het evenwicht vinden.”

Leeftijd telt mee in de beoordeling, dat weet hij. De voorbije zes maanden verzorgde hij zich beter dan ooit in zijn carrière. Vanderhaeghe : “Dat moest ook, want al van bij de start van het seizoen wordt er gefocust op de leeftijd van het middenveld. Terwijl jij net al de redenen aanhaalde waarom die rol soms heel moeilijk is. Zelf zal ik het niet zeggen, omdat ik de rekening van de anderen niet wil maken. Maar mijn geweten is zuiver : ik heb heel veel gedaan in dat middenveld, soms zelfs té veel. De ene keer kan je het werk aan en heb je wat meer succes dan de andere keer. Zo is voetbal. Dat het hier allemaal om de Kompany’s en de Wilhelmssons draait, daar heb ik al lang mee leren leven.”

Zwijgen en werken

Bijna zes jaar inmiddels. Vaak gecontesteerd, altijd teruggevochten. “Dat zal wel de rode draad in mijn carrière zijn : altijd in twijfel worden getrokken, maar mentaal sterk genoeg zijn om die weer naast me neer te leggen. Nu ook weer, iedereen denkt dat het opnieuw voorbij is.”

Zoals na elk najaar de voorbije drie jaar. Twee jaar geleden kon hij naar Antwerp. Vanderhaeghe : “Dat kwam toen door mijn knieblessure. Ach, al in mijn eerste seizoen zegden ze tijdens de tweede ronde : ‘Tiens, die Vanderhaeghe is niet meer zoals in het begin.’ Ik had toen wel al veertig matchen gespeeld. Dat zwart-witte zal er hier altijd wel zijn, terwijl we fier mogen zijn op wat de Belgen hier presteren. Ga toch niet altijd de helden zoeken onder de buitenlanders…”

Hoe ziet hij zijn toekomst ? Zuchtend : “Mijn contract loopt tot juni. Anderlecht beslist.” Van een voorstel voor een jaar extra weet hij officieel niks. Vanderhaeghe : “Ik heb gedaan wat ze me vroegen : plaatsing voor de Champions League. Na die kwalificatie is het spel weer wat verminderd, misschien omdat iedereen wat meer voor zichzelf ging spelen. Maar ze bleven zeggen dat ze mijn contract zouden verlengen. Twee maanden lang bleef het stil, en dan ben ik wat boos geworden, een beetje gefrustreerd ook. Nu spreken ze van een beslissing eind februari. Ach, ik wil er niet te veel aan denken.”

Maar, voor de goeie orde : hij blijft voetballen, ook na deze zomer ? Vanderhaeghe : “Ja. Het liefst hier. En ik had misschien wel liever gehad dat het al van de baan was, maar misschien kan ik als 36-jarige niet eisen dat Anderlecht staat te springen om me te laten bijtekenen. Dat besef ik. Ze moeten er wel nog altijd eentje vinden die de anderen een heel seizoen kan motiveren en hetzelfde rendement brengt. Ik wil het nog altijd zien, eentje die het beter doet op mijn plaats.”

Assistent-coach Glen De Boeck zei onlangs dat een voetballer in moeilijke momenten moest proberen zijn geluk te halen uit het alledaagse. Lachtend : “Dat heb ik ook gelezen. Heel makkelijk gezegd. Ik ben uiteindelijk wel gelukkig, hoor. Maar als men vindt dat je een periode minder goed bezig bent, communiceer dat dan. Ik maakte geen ambras en ik wilde ook niet dat Anderlecht verloor, maar ik miste wel dat ene woordje, die eenvoudige communicatie van mens tot mens. Dat moet geen drie kwartier zijn, die uitleg, maar een beetje communicatie…”

Hij deelde met de assistent nog de slaapkamer. Had hij van hem iets meer verwacht ? Vanderhaeghe : “Misschien wel, ja. Niet op de club misschien, maar erbuiten… Eén telefoontje, één woordje. Dat ik me daarom niet nerveus moest maken. Dat zou me veel rustiger gemaakt hebben. Welke speler speelt immers 40 matchen op hoog niveau. Tot nu toe was het laag, denk ik, van iedereen. En toch staan we zo hoog in de stand…”

Komend weekend start de terugronde. Wat verwacht hij ervan ? Vanderhaeghe : “Dat we de puntjes weer op de i zetten. Als ploeg. Dat zijn we onszelf verplicht. Er zijn geen zware geblesseerden, er vertrokken wat jongens, iedereen weet waar hij aan toe is. En met één wedstrijd per week zal het voor die oude ratten ook wel te doen zijn ( grijnst).”

Heeft Aimé Anthuenis hem niet gebeld ? Vanderhaeghe : “Neen, die niet, al heeft hij me wel graag. Anderen belden wel. Maar ik ga niet. Eerst nog eens kampioen worden. Nog een keer alle twijfelaars bij de neus nemen. Eind januari word ik 36, ik zal zelfs nog een jaar ouder zijn !”

Daarom zo hard getraind ? Vanderhaeghe : “Misschien wel. Ik was nooit de meest geliefde jongen, in heel mijn carrière niet. Ik had nooit de populariteit van een Zetterberg, of een Baseggio, ik kreeg nooit het respect van een Simons bij Brugge. Zo is het toch ? Als ik op basis van wat in de media verschijnt een beeld van mezelf moet vormen, dan is dat : een goeie gast met een heel groot hart, die altijd wil werken voor de ploeg. Maar voetballen kan hij niet. Zo is het toch ?”

PETER T’KINT

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content