Vorige maand was het een jaar geleden dat Thomas Buffel zich aan beide knieën liet opereren. Hij is fit, maar voetballen doet hij nog steeds niet. ‘Volgens de dokters komen mijn beste jaren eraan’, zegt hij tijdens een over twee dagen gespreide ontmoeting in Glasgow.

Woensdag is het en in de Schotse Premier League wordt gevoetbald vanavond. In Glasgow door Celtic, de Rangers moeten naar Hearts. De afspraak met Thomas Buffel is pas morgen. Misschien speelt hij straks wel. Dat zou nieuws zijn.

In het oude, stoffige hotel ligt de reistas nog ongeopend in een hoek als de gsm overgaat. Buffel. Of we niet samen al een koffie kunnen gaan drinken? Het interview houden we gewoon voor morgen. Vijf uur, beneden om de hoek.

Vijf uur: dat is minder dan drie uur voor de aftrap van Hearts-Rangers.

De chauffeur van de zwarte 4×4 ziet er niet uit alsof hij straks in korte broek op een voetbalveld zal staan. Dat moet hij toch eens uitleggen. Buffel vertelt dat hij gisteren met het tweede elftal heeft gespeeld. Met de A-selectie komt hij voorlopig niet verder dan de tribune of de bank, zonder invalbeurten dan nog, en omdat verandering in die situatie niet gauw in zicht is, was hij op de assistent-coach afgestapt. Wedstrijdritme heeft hij nodig. Liever spelen met het tweede dan weer niets met het eerste. Okay, was het antwoord.

De verplaatsing als toeschouwer naar Edinburgh laat hij ook aan zich voorbijgaan. “Anders had ik je meegenomen”, zegt hij.

De koffiebar sluit en we verhuizen. Weggezakt in het zwarte leer van de trendy bar komt de conversatie al gauw op de essentie van het interviewverzoek: zijn dubbele knieoperatie en de afgesprongen transfer naar FC Keulen. Buffel is op zijn hoede. Niets van wat in de Belgische media over hem verschijnt, ontgaat immers het geoefende Schotse tabloidoog.

We praten over het interview van morgen. Zijn aandacht is tegelijk voortdurend bij zijn telefoon. Er wordt gebeld en ge-sms’t, maar niet geantwoord. Zijn afspraak van vanavond geeft niet thuis. Buffel hakt de knoop door. “Waarom kom je niet bij ons eten? Hou je van Chinees?”

De programmawijziging wordt doorgebeld naar het thuisfront en wanneer we bij het appartementsblok aankomen, stapt vriendin Stefanie net buiten om de bestelling op te gaan halen. Binnen speelt de televisie. Er is voetbal op: geen Hearts-Rangers, maar Standard-Cercle, halve finale in de beker van België. Met dank aan de satellietverbinding.

“Zie je die man naast Glen De Boeck? Een goede vriend van mijn vader. Hij is hun scout.”

En de Rangers? Snel even kijken. In het Tynecastle Stadium zijn ze een half uur ver en staat het 0-1. Net wanneer Stefanie weer binnenkomt, frommelt de Franse spits Darcheville de 0-2 binnen. “Ze winnen toch”, schudt ze elke verantwoordelijkheid lachend van zich af.

We eten op de mezzanine. De gastvrouw heeft gelijk: dit is niet zomaar een afhaalchinees. “Normaal kook ik zelf, hoor”, zegt ze. Patatjes, vlees en groenten, voegt de voetballer eraan toe, want dat is waar hij meestal nog het hardst naar verlangt.

Ook Cercle, de club van zijn jeugd, trekt. Wanneer van beneden gejuich opstijgt, hangt Buffel eerst over de balustrade en snelt dan de trap af. “2-0”, brengt hij verslag uit. “Bal door de muur. Serieuze fout.”

Na het eten kijken we samen de wedstrijd uit. Voor Cercle loopt het slecht af. De Rangers hebben de buit dan al lang binnen: 0-4. Veel is er niet meer gezapt.

Overbelast bij Feyenoord

’s Anderendaags is een vrije dag voor Buffel. Tegen lunchtijd reserveert hij vanuit de wagen een tafeltje in het restaurant van een bevriende Rangersfan. Michael begroet hem hartelijk en uit zijn onbegrip over Buffels situatie. “Dit overkomt me voortdurend”, zegt de populaire Belg. “De mensen speken me aan. Ze begrijpen het niet.”

Buffel speelde zijn laatste wedstrijd voor de Rangers op 21 januari 2007. Drie weken later, vijf dagen voor zijn 26ste verjaardag, liet hij zich aan beide knieën opereren. Peesontstekingen en pijn liepen al jaren als een rode draad door zijn carrière. Volgens de speler het gevolg van overbelasting tijdens zijn tweede seizoen bij Feyenoord. Zeventien was hij.

“Ik werd direct overgeheveld naar de A-kern. Ik trainde met het eerste elftal, speelde met het tweede en meestal op zaterdagmorgen ook nog met de U19. Toen de nationale jeugdselecties erbij kwamen, is het voor het eerst beginnen op te spelen. Bij Excelsior had ik er vervolgens nauwelijks last van. Maar toen haalde Feye-noord me terug en kwam er Europees voetbal bij en na een maand of twee ook het Belgische elftal. Geleidelijk staken de ontstekingen weer de kop op. En steeds had ik wat meer tijd nodig om het te laten herstellen.”

In de herfst van 2005, tijdens zijn eerste volledige seizoen bij de Rangers, liep hij met België tegen Spanje een klein scheurtje op in de kniepees. Twee maanden stond hij aan de kant. “Misschien ben ik ook toen te vroeg herbegonnen”, bedenkt hij nu. “Er stond een belangrijke match tegen Inter op het menu met als inzet een plaats bij de laatste zestien in de Champions League. Nooit eerder was een Schotse ploeg zover geraakt. We wonnen en ik speelde een fantastische wedstrijd. Misschien heeft de blessure daardoor toch weer iets sneller opgespeeld.”

Specialisten raadden hem de operatie aan. “Als ik het nu niet had gedaan, zou ik blijven sukkelen zijn en misschien altijd pijnstillers hebben moeten nemen. De kans bestond dat de pees ooit zou afscheuren. Hoewel de klachten vooral over één knie gingen, besloten we om ze allebei te opereren om niet over een jaar of twee ook de andere te moeten opereren en opnieuw maanden out te zijn. Daarbij kwam dat ik op tv een Noorse reportage had gezien. Uit onderzoek bleek dat er een verband was tussen het gebruik van ontstekingsremmers en hartstilstanden bij sporters. Dat zette me aan het denken.”

Aanmodderen in Hannover

Ook sportieve factoren speelden mee. Buffel was zijn vaste plaats in het Belgische elftal kwijtgeraakt en ook bij de Rangers belandde hij onder Paul Le Guen al eens vaker op de bank. “Ik was niet 100 procent fit meer”, beseft hij. “In mijn hoofd nog wel, maar niet meer op het veld: fysiek kon ik het niet meer aan. En als die twee niet langer samengaan, moet je iets doen. Na elke wedstrijd moest ik twee, drie dagen herstellen en me weer opladen. Maar waarom de pijn nog verdragen als je op je honger blijft zitten? De pijn werd ook mentale pijn.”

Hij vroeg en kreeg toestemming van de clubdokter om met specialisten in België te gaan praten. “Maar toen ik terugkwam, was Le Guen weg en stond er een hele nieuwe staf. Moest ik die nieuwe dokter gaan uitleggen dat ik geopereerd wilde worden. Niet evident, hoor.”

Tweede complicatie: de Rangers raakten het eens met het Duitse Hannover 96 over een transfer van hun Belg. “Misschien dachten ze, in de wetenschap dat ik zes, zeven maanden inactief zou zijn: snel nog geld van hem maken! Natuurlijk had ik zelf ook voor het geld kunnen kiezen – ik kreeg een fantastisch contract: meer dan ik hier heb – en een beetje aanmodderen, maar hoelang had ik dat volgehouden? Ik wilde later niet moeten zeggen: wat had ik nog uit mijn carrière gehaald als ik me toen maar had laten opereren? Hopelijk heeft de operatie mijn carrière met een paar jaar verlengd in plaats van dat er een abrupt einde aan komt. Volgens de dokters komen mijn beste jaren er nog aan.”

Clausule in contract

Dat Buffel in 2007 niet echt meer aan voetballen zou toekomen, had hij ingecalculeerd. Door de lange revalidatie miste hij de voorbereiding. Dan moet je geduld hebben. Alles wat hij sinds januari niet speelde, beschouwt hij wel als tijdverlies. Eind vorig jaar begon hij uit te kijken naar alternatieven. “Niet omdat ik weg wilde – Rangers blijft een grote club -, maar omdat ik wil spelen.”

Anderlecht informeerde even via zijn vertrouwenspersoon Paul Courant, maar dat was nog in de periode dat de trainer, Walter Smith, hem tot twee keer toe speelkansen in het vooruitzicht stelde. Die kwamen er uiteindelijk niet. De ploeg bleef resultaten boeken en de noodzaak tot verandering deed zich niet voor. Het contact met Anderlecht werd nooit concreet.

Smith installeerde een stijlbreuk met zijn voorganger Le Guen. Die koos voor technisch voetbal en gaf de Rangers een Franse inslag. Dat leverde aanvankelijk uitstekend spel en unanieme lof op, maar zodra de resultaten slabakten, had de Fransman er gelegen. Smith koos vervolgens voor de Schotse spelstijl met hoofdzakelijk Schotse spelers. Dat Buffel er eens iets over zei in een Belgische krant, kwam hem in de lokale media op de sensationele kop ‘ Buff gaffer slayer‘ te staan – vrij vertaald: Buffel maakt de trainer af. Daar werden ze in Ibrox Park niet vrolijk van. Sindsdien waagt hij zich niet meer aan uitspraken over het onderwerp.

Maar de lijdzaam toekijkende voetballer deed nog een andere ontdekking die mogelijk verklaart waarom zijn werkgever hem lijkt te negeren. In zijn contract blijkt een clausule te staan die bepaalt dat de Schotten 250.000 euro moeten aan Feyenoord wanneer hij 100 wedstrijden voor hen heeft gespeeld. Hij weet het niet precies, maar zijn teller staat op tweeënnegentig, vermoedt hij.

“Ik had geen weet van die clausule. Via een vriend in het bestuur van Cercle, Yvan Vandamme, kwam ik het toevallig te weten. Hij zei me dat Cercle onlangs nog geld voor mij had ontvangen. Feyenoord had dat doorgestort. Als ik op 100 wedstrijden sta, komt er kennelijk weer een bonus. Ik wist niet eens dat SEM mijn contract zo had onderhandeld.”

Bijna naar FC Keulen

Met één club bereikte Buffel deze winter een persoonlijk akkoord. Had het van hem afgehangen, dan speelde hij nu bij FC Keulen. Tweede klasse, dat wel, maar 50.000 man in de tribune en een fantastisch stadion. “En als ze promoveren, zit je toch in de Bundesliga. Dat had ik hen ook duidelijk gemaakt: dat het niet mijn ambitie was om me vier maanden in de etalage te spelen, maar wel om te promoveren en er te blijven. In een grote competitie, bij een club met naam en faam.”

Alleen: Keulen had niet het geld voor een definitieve transfer. En dus werkten de Rangers niet mee. Buffel besloot de forcing te voeren en belde voorzitter David Murray persoonlijk op. “Maar die zei me: ‘Je koopt geen Rolls-Royce als je geen geld hebt.’ Waarop ik hem antwoordde: ‘Een Rolls-Royce zet je niet in de garage.’ Dat begreep hij wel. Uiteindelijk was hij bereid een leenovereenkomst aan te gaan, als Keulen de garantie gaf dat het me in geval van promotie definitief overnam en daarvoor nu al de financiële garanties op tafel legde. Dat deed het. En toch ging het niet door.”

Mogelijk kwam de kink in de kabel uit Turkije. Twee dagen later belde een Engelse agent die hem naar Trabzonspor wilde brengen. “Een heel lucratief aanbod,” zegt Buffel, “maar sportief niet echt een goede stap, vond ik. Dus zei ik neen. Trabzonspor zou me direct definitief nemen. Zou het kunnen dat de Rangers hiervan wisten en de leenovereenkomst met Keulen daarom in laatste instantie hebben afgeblazen? Omdat ze geld roken?”

Conclusie van het verhaal: Thomas Buffel zit nog steeds bij de Glasgow Rangers, hij is fit, maar hij speelt niet. Gelukkig was niet alles aan het voetballoze 2007 kommer en kwel. Voor het eerst na tien hectische jaren topvoetbal kwam hij in een moment van rust terecht. Hij genoot ervan. “Ik ben al weg van mijn zestien jaar. Tien jaar is een lange tijd. Tijdens mijn eerste twee jaren in Glasgow ben ik bijna niet thuis geweest. Het deed dus enorm deugd om me tijdens de revalidatie in België weer helemaal te kunnen opladen tussen familie en vrienden. Ik ben met heel veel energie naar Schotland teruggekeerd.”

Wat hij na dit seizoen aanmoet met die energie, is nog onduidelijk. Hij heeft nog één jaar contract in Glasgow, spelen is de enige optie. “Als ik de voorbereiding meemaak, kan ik me tonen in de oefenwedstrijden en start ik misschien weer van scratch“, houdt hij er de moed in. “Dan heb ik het zelf weer wat in de hand. Tot zolang is het belangrijk om de zaken te relativeren: het is niet door mindere prestaties dat mijn carrière nu wat in het slop zit. Als ik volgende zomer een goede voorbereiding speel, hier of ergens anders, sta ik weer volop in de picture en ben ik nog altijd maar 27.”

Klein kind met koffer

Na de lunch en het interview stuurt Buffel zijn wagen richting Ibrox Park, het van nostalgie doordrenkte stadion van de Rangers. En vandaar naar Murray Park Training Centre, het state-of-the-arttrainingscomplex tussen de heuvels rond Glasgow. Na een korte inspectie keren we tegen de verkeersstroom in naar de stad terug.

Eén korte stop nog, voor een tankbeurt. Glimlachend neemt Buffel weer plaats achter het stuur. “Die man begon er ook al over. Waarom ik niet speel. Het streelt mijn ego, maar het is niet logisch meer dat de mensen moeten blijven zeggen dat ze het niet begrijpen. Altijd weer met die vraag geconfronteerd worden: mentaal is dat best moeilijk.”

Misschien dat dit nog aan het verhaal toegevoegd kan worden, zegt hij dan, de immer scherpe blik op de weg gericht, maar de gedachten duidelijk nog bij het interview.

Eerste anekdote. Op tweede kerstdag gunt Smith Buffel zijn eerste speelminuten. Hij mag een halfuur opdraven tegen Motherwell en mede door zijn inbreng gaat het van 1-1 naar 3-1. “Een week later tijdens de bespreking voor de wedstrijd tegen de Hibs, zegt hij dat een prestatie zoals tegen Motherwell niet meer kan. ‘Nog een geluk dat Thomas erbij was’, voegt hij er voor de hele groep aan toe. Kun je geloven dat hij me vervolgens niet eens op de bank zette?”

Tweede anekdote. Op speeldag vijf van de Champions League moeten de Rangers naar Stuttgart. Smith heeft zijn subs niet bekendgemaakt. Pas bij het betreden van de kleedkamer ziet Buffel dat zijn truitje er niet tussen hangt. “Daar sta je dan als een klein kind met je koffer in de hand. Mag je je met een man of zes omdraaien en in de tribune gaan plaatsnemen. Heel jammer vind ik dat. In de media zegt hij dat het niet evident is om iemand die zolang uit is geweest, weer een kans te geven. Ik zeg: als je een goeie speler wil inpassen, vind je altijd wel een plaats.”

Bij nog een afsluitende koffie bij Mister Singh’s vraagt Buffel zich ietwat filosofisch af: wat is topsport? Hij geeft zelf het antwoord. “Je klaarstomen voor een krachtinspanning en je daar vervolgens in ontladen. Maar wat doe je als die ontlading er nooit komt? Je kropt steeds meer op en dat moet je dan weer een plaats zien te geven. Hoe? Door veel te praten met vrienden en familie. En door te relativeren, want hier kan ik echt niet veel aan doen.” S

door jan hauspie

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content